8.3Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van opruiing, het voorhanden hebben van een vuurwapen en bezit van harddrugs. Verdachte heeft over een periode van meerdere dagen deelgenomen aan twee chatgroepen op Telegram met een groot aantal deelnemers waar meermaals op verschillende manieren werd opgeroepen tot rellen en het plegen van geweld tegen personen en gebouwen. Hij heeft daaraan ook actief bijgedragen door de bewezenverklaarde berichten te plaatsen op Telegram, waarmee hij anderen heeft willen aanzetten tot het begaan van strafbare feiten en agressie tegen het openbaar gezag. Verdachte heeft ook de persoonlijke veiligheid van een flink aantal publieke personen en hun families in gevaar gebracht door hun adresgegevens te verspreiden. Daarmee heeft verdachte het openbaar gezag ondermijnd en laten zien dat hij zich niet bekommert om de veiligheid van anderen, waaronder in het bijzonder ook politieagenten. Met zijn handelen heeft verdachte bijgedragen aan gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving, die in die periode gekenmerkt werd door de coronacrisis en alle daarmee gepaard gaande gevolgen, zoals grote onzekerheid, verschillende ingrijpende maatregelen en een ongekende druk op de gezondheidszorg. Destijds hebben in het hele land ook daadwerkelijk forse rellen plaatsgevonden, waarbij veel geweld (tegen het openbaar gezag) werd gebruikt. Dat de rellen en het geweld waartoe verdachte opriep uiteindelijk niet hebben plaatsgevonden, doet aan de ernst van de opruiing niets af.
Verdachte heeft de bewezenverklaarde feiten weliswaar bekend, maar hij lijkt de ernst van zijn handelen onvoldoende in te zien. Zijn spijtbetuiging ter zitting lijkt vooral ingegeven door de gevolgen die een en ander voor hemzelf heeft gehad.
De rechtbank vindt het daarnaast zeer ernstig dat verdachte een vuurwapen voorhanden heeft gehad, zeker in combinatie met de oproepen op social media tot het plegen van geweld. De aanwezigheid van een vuurwapen in de samenleving zorgt per definitie voor gevoelens van angst bij mensen, gelet op de gevolgen die samenhangen met het gebruik van vuurwapens.
De aanwezigheid van harddrugs is eveneens schadelijk voor de samenleving, omdat het kopen en gebruiken van harddrugs het gehele systeem rondom harddrugs, waaronder het produceren, vervoeren en de handel van harddrugs, en alle daarmee gepaard gaande criminaliteit in stand houdt.
Persoon van de verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 22 mei 2023, waaruit blijkt dat verdachte in de afgelopen jaren meerdere winkeldiefstallen en woninginbraken heeft gepleegd;
- een reclasseringsadvies van 15 september 2022 van Leger des Heils, Jeugdbescherming & Reclassering, opgemaakt door W. Schellevis, reclasseringswerker;
- twee e-mails van respectievelijk 12 december 2022 en 30 mei 2023 van reclasseringswerker W. Schellevis;
- een psychologisch rapport van 6 juli 2022, uitgebracht door J. Hardoar, GZ-psycholoog, onder supervisie van F.A.M. de Reeper.
Uit het reclasseringsadvies en de mails van voornoemde reclasseringswerker blijkt dat de reclassering het recidiverisico inschat als gemiddeld en een straf zonder bijzondere voorwaarden adviseert. De reclassering schrijft dat dit voortkomt uit de situatie dat het nodige aan hulpverlening is geprobeerd met verdachte, maar dat dit zonder blijvend resultaat is geweest. Verdachte verblijft sinds 4 mei 2023 bij [instelling] . De begeleidster van [instelling] is tevreden: verdachte stelt zich begeleidbaar op. De reclassering ziet het wonen bij [instelling] als een beschermende factor, evenals de nieuwe relatie van verdachte. De reclassering ziet geen aanleiding om toepassing van het jeugdstrafrecht te adviseren.
Ter zitting heeft verdachte toegelicht dat hij bij [instelling] op zijn plek is, dat hij is aangemeld voor de opleiding tot personal trainer en dat hij die graag zo snel mogelijk wil afronden, zodat hij een normaal leven kan gaan leiden.
Uit het psychologisch rapport volgt onder meer dat geadviseerd wordt om verdachte de bewezenverklaarde feiten in verminderde mate toe te rekenen. Er is bij verdachte sprake van zwakbegaafdheid, hechtingsproblematiek, een ongespecificeerde psychotrauma- of stressor gerelateerde stoornis en een persoonlijkheidsstoornis, welke scheefgroei te verklaren is vanuit zijn belaste voorgeschiedenis. Daarnaast is er sprake van een stoornis in alcohol- en cannabisgebruik, die op de datum van het rapport (6 juli 2022) in remissie lijkt te zijn. Voornoemde factoren maken dat verdachte moeite heeft situaties te overzien, vaak impulsief gedrag vertoont en moeite heeft zijn emoties te reguleren. Dit heeft volgens de psycholoog ook een rol gespeeld ten tijde van het tenlastegelegde, indien bewezenverklaard. De rechtbank neemt het advies van de psycholoog over en zal verdachte de bewezenverklaarde strafbare feiten in verminderde mate toerekenen.
De zwakbegaafdheid van verdachte is een indicatie om het minderjarigenstrafrecht toe te passen. De psycholoog adviseert echter om het volwassenstrafrecht toe te passen, omdat een pedagogische aanpak tot nu toe niet het gewenste effect heeft opgeleverd. De psycholoog adviseert als bijzondere voorwaarde bij een - eventueel deels - voorwaardelijk strafdeel om verdachte te laten begeleiden door een jobcoach/re-integratiecoach, die hem helpt om een baan te vinden. Verder wordt geadviseerd om verdachte te laten begeleiden door de reclassering, waarbij volgens de psycholoog op termijn (gefaseerd) een schematherapie behandeling en emotieregulatie-training moeten plaatsvinden. De rechtbank constateert dat de psycholoog op dit punt anders adviseert dan de reclassering. Naar het oordeel van de rechtbank moet verdachte in zijn huidige kader met begeleiding van [instelling] laten zien dat hij zich goed kan gedragen, en zal het opleggen van bijzondere voorwaarden daar niet verder aan bijdragen.
Strafoplegging
De rechtbank heeft voor de strafoplegging ook gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Voor de overtredingen van de Wet Wapens en Munitie en de Opiumwet heeft de rechtbank daarnaast gekeken naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS. Tezamen met alles wat hiervoor benoemd is, is de rechtbank wel van oordeel dat de strafoplegging dusdanig moet worden vormgegeven dat verdachte niet terug hoeft naar de gevangenis. De rechtbank vindt het van zwaarwegend belang om het recent ingezette hulpverleningstraject niet te doorkruisen. Aan verdachte dient echter ook een signaal te worden gegeven dat dergelijk gedrag niet kan en mag plaatsvinden. De rechtbank vindt het belangrijk dat verdachte de ernst van zijn handelen gaat inzien en wil daarom met de strafoplegging een waarschuwing aan verdachte geven. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 150 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, passend is. De rechtbank stelt daarbij de algemene voorwaarde dat verdachte in die twee jaren geen nieuwe strafbare feiten mag plegen. Daarnaast legt de rechtbank aan verdachte op een taakstraf voor de duur van 80 uren, te vervangen door 40 dagen hechtenis indien verdachte de taakstraf niet (volledig) verricht.
De voorlopige hechtenis
De rechtbank zal het geschorste bevel voorlopige hechtenis opheffen.