ECLI:NL:RBMNE:2023:2817

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 juni 2023
Publicatiedatum
14 juni 2023
Zaaknummer
UTR 22/4672
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing verzoek om naturalisatie, gebreken niet hersteld

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 13 juni 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een verzoek om naturalisatie door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het beroep was gegrond, omdat de staatssecretaris de gebreken in het bestreden besluit van 18 augustus 2022 niet binnen de gestelde termijn had hersteld. De rechtbank had eerder, op 20 februari 2023, een tussenuitspraak gedaan waarin de staatssecretaris de gelegenheid kreeg om de geconstateerde gebreken binnen 12 weken te verhelpen. De staatssecretaris heeft echter geen herstelpoging ondernomen en ook geen verzoek tot verlenging van de termijn ingediend.

De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris onvoldoende had gemotiveerd waarom eiser niet in staat was om de gerede twijfel over zijn nationaliteit en identiteit weg te nemen. De rechtbank heeft de staatssecretaris opgedragen om eiser te horen en de gebreken te herstellen, maar omdat dit niet is gebeurd, verklaarde de rechtbank het beroep gegrond. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en oordeelde dat de staatssecretaris een nieuw besluit moest nemen, rekening houdend met de uitspraak en de eerdere tussenuitspraak.

Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat de staatssecretaris het door eiser betaalde griffierecht van € 184,- moet vergoeden en veroordeelde de staatssecretaris tot betaling van de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1.674,-. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/4672

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 juni 2023 in de zaak tussen

[eiser] , eiser

(gemachtigde: mr. L. Sinoo),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (de staatssecretaris)

(gemachtigde: mr. A. Dijcks).

Procesverloop

Het beroep van eiser richt zich tegen de afwijzing van zijn verzoek om naturalisatie.
Op 20 februari 2023 heeft de rechtbank in deze zaak een tussenuitspraak gedaan. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank de staatssecretaris in de gelegenheid gesteld om binnen 12 weken na verzending van de tussenuitspraak (dus uiterlijk: 16 mei 2023), met inachtneming van wat in de tussenuitspraak is overwogen, de geconstateerde gebreken in het bestreden besluit van 18 augustus 2022 te herstellen.
Bij brief van 2 maart 2023 heeft de staatssecretaris aangegeven de geconstateerde gebreken te willen herstellen.
De rechtbank heeft geen herstelpoging van de staatssecretaris ontvangen. Ook heeft de rechtbank geen verzoek van de staatssecretaris ontvangen om verlenging van de gestelde termijn.
De rechtbank heeft daarom op 24 mei 2023 besloten dat in deze zaak geen nader onderzoek ter zitting wordt gedaan en heeft het onderzoek gesloten. [1]

Overwegingen

1. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij al wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat de staatssecretaris op basis van het rapport van TOELT heeft mogen aannemen dat er sprake is van gerede twijfel aan eisers nationaliteit en identiteit. De staatssecretaris heeft echter onvoldoende gemotiveerd dat en waarom eiser er volgens hem niet in is geslaagd om de gerede twijfel weg te nemen met de door hem overgelegde drie paspoorten, een geboorteakte en twee verklaringen van de Sierra Leoonse ambassade. Ook heeft de staatssecretaris eiser ten onrechte niet gehoord in de bezwaarfase. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank vervolgens aangegeven wat de staatssecretaris moet doen om de gebreken te herstellen, namelijk: (i) eiser horen; en (ii) als de staatssecretaris daarna nog altijd vindt dat eiser niet voor het Nederlanderschap in aanmerking komt, motiveren wat de staatssecretaris vindt van: de door eiser overgelegde documenten, al dan niet onder verwijzing naar een nieuw onderzoek van Bureau Documenten; en het standpunt van eiser in bezwaar over deze documenten en het identificatieproces dat daaraan volgens eiser vooraf is gegaan.
2. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris de gebreken niet binnen de daarvoor gestelde termijn heeft hersteld en ook niet om verlenging van de hersteltermijn heeft gevraagd. Omdat de gebreken niet (tijdig) door de staatssecretaris zijn hersteld, verklaart de rechtbank het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit wegens strijd met het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtgevolgen in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien, omdat op dit moment niet door haar kan worden bepaald wat de rechtmatige uitkomst van de zaak moet zijn. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een tweede bestuurlijke lus toe te passen, omdat dit een herhaling van zetten zou zijn en dat dus geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zou inhouden. De staatssecretaris moet daarom een nieuw besluit nemen met inachtneming van deze uitspraak en de tussenuitspraak.
3. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat de staatssecretaris aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt. Ook veroordeelt de rechtbank de staatssecretaris in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 1.674,-.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 18 augustus 2022;
- draagt de staatssecretaris op het betaalde griffierecht van € 184,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.A.M. Elzakkers, rechter, in aanwezigheid van mr. L. Ruizendaal, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 13 juni 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak en de tussenuitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Artikel 8:57, tweede lid, aanhef en onder b, en derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).