ECLI:NL:RBMNE:2023:2814
Rechtbank Midden-Nederland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk wegens niet tijdig betaald griffierecht
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, die in beroep is gegaan tegen een besluit van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). Dit besluit, genomen op 22 februari 2022, verplichtte verzoeker tot een onderzoek naar zijn drugsgebruik en schorste de geldigheid van zijn rijbewijs. De voorzieningenrechter oordeelt dat het verzoek om voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat verzoeker het griffierecht niet tijdig heeft betaald. Verzoeker had op 5 maart 2023 om vrijstelling van het griffierecht verzocht, maar heeft niet gereageerd op een verzoek van de rechtbank om dit verzoek nader te onderbouwen. De rechtbank heeft verzoeker vervolgens in de gelegenheid gesteld om het griffierecht te betalen, maar verzoeker heeft dit nagelaten. De voorzieningenrechter concludeert dat er geen verontschuldiging is voor het niet tijdig betalen van het griffierecht, waardoor het verzoek niet inhoudelijk kan worden beoordeeld. De uitspraak is gedaan zonder zitting, conform artikel 8:83 van de Algemene wet bestuursrecht, en is openbaar uitgesproken op 7 juni 2023.