ECLI:NL:RBMNE:2023:2809

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 juni 2023
Publicatiedatum
14 juni 2023
Zaaknummer
16/066911-21 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot doodslag en zware mishandeling, veroordeling voor overtreding van de Wegenverkeerswet

Op 14 juni 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 6 maart 2021 te Urk betrokken was bij een ongeval met een heftruck. De verdachte werd beschuldigd van poging tot doodslag, zware mishandeling en het verlaten van de plaats van het ongeval. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot doodslag en zware mishandeling, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte opzettelijk de intentie had om de aangever te doden of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet (voorwaardelijk) opzet had op de gevolgen van zijn handelen, dat plaatsvond terwijl hij onder invloed van alcohol was en met een heftruck rondjes reed. De rechtbank heeft echter wel vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een verkeersongeval door zeer onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag, waardoor de aangever zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 1 jaar, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast is er een gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding heeft gevorderd voor de opgelopen letsels.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/066911-21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 14 juni 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2001] te [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 31 mei 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. N.C. Schipper en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. J.A.C. van den Brink, advocaat te Almere, alsmede de benadeelde partij [slachtoffer] en zijn advocaat, mr. H.M. Quaak, advocaat te Veenendaal, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er op neer dat verdachte:
feit 1 primair
op 6 maart 2021 op Urk heeft geprobeerd om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven door die [slachtoffer] met een heftruck met aanzienlijke snelheid aan te rijden;
feit 1 subsidiair
op 6 maart 2021 op Urk aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht door die [slachtoffer] met een heftruck met aanzienlijke snelheid aan te rijden;
feit 1 meer subsidiair
op 6 maart 2021 op Urk als bestuurder van een heftruck zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend rijgedrag, waardoor [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht;
feit 1 uiterst subsidiair
op 6 maart 2021 op Urk als bestuurder van een heftruck zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op de weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
feit 2 primair
op 6 maart 2021 op Urk, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat een ander, te weten [slachtoffer] , aan wie bij dat ongeval letsel was toegebracht, in hulpeloze toestand werd achtergelaten;
feit 2 subsidiair
op 6 maart 2021 op Urk, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat aan een ander, te weten [slachtoffer] , letsel en/of schade was toegebracht.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 meer subsidiair en onder 2 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 primair en subsidiair en 2 primair tenlastegelegde en partiële vrijspraak van de onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde roekeloosheid. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Verdachte had geen opzet op de dood of het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Ook is geen sprake van voorwaardelijk opzet, gelet op de camerabeelden. Er is onvoldoende reden om aan te nemen dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij aangever zou kunnen doden dan wel zwaar lichamelijk letsel zou kunnen toebrengen. Bovendien is er, gelet op de omstandigheden waarin een en ander heeft plaatsgevonden, geen sprake van een reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid dat deze gevolgen zouden intreden. Voor zover geconcludeerd moet worden dat er wel sprake is geweest van een aanmerkelijke kans op het gevolg dient ervan uit te worden gegaan dat verdachte veronderstelde dat het gevolg niet zou intreden.
Er is geen sprake geweest van roekeloosheid. Uit de feiten en omstandigheden volgt immers niet dat verdachte door buitengewoon onvoorzichtige gedraging een zeer ernstig gevaar in het leven heeft geroepen, alsmede dat hij zich daarvan bewust was, dan wel had moeten zijn. Evenmin is sprake van een grove verkeersfout nu verdachte het risico van het ongeval niet heeft onderkend en zich daaraan ook niet welbewust heeft blootgesteld.
Voor het onder 2 primair tenlastegelegde geldt dat verdachte aangever niet in hulpeloze toestand heeft achtergelaten. Op de camerabeelden is immers te zien dat anderen zich meteen over aangever ontfermen.
Ten aanzien van de onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde aanmerkelijke verkeersfout en het onder 2 subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 1 primair en subsidiair
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken. Verdachte heeft aangever niet willens en wetens willen doden dan wel zwaar lichamelijk letsel willen toebrengen. De vraag die vervolgens dient te worden beantwoord is of verdachte voorwaardelijk opzet had op de door zijn gedraging ontstane gevolgen.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig indien verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. Of in een concreet geval moet worden aangenomen dat sprake is van voorwaardelijk opzet zal, naast de verklaringen van de verdachte en/of de overige verklaringen in het dossier, afhangen van de feitelijke omstandigheden van het geval. Daarbij zijn de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht van belang.
Uit de inhoud van het dossier volgt dat verdachte op 6 maart 2021 te Urk op enig moment op een heftruck rondjes rijdt. Verdachte heeft hierover verklaard dat hij aan het ‘lollen’ was. Terwijl hij daarmee bezig is worden zijn vrienden benaderd door aangever. Er ontstaat een bedreigende situatie waardoor aangever op enig moment een paar stappen naar achteren doet om afstand te nemen van die situatie en ruimte te creëren. Terwijl aangever naar achteren loopt rijdt verdachte hem aan met de heftruck.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte (voorwaardelijk) opzet had op de dood dan wel zware mishandeling van aangever. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde.
Vrijspraak feit 2 primair
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken. Hoewel verdachte zeer kort na de aanrijding de plaats van het ongeval heeft verlaten kan er naar het oordeel van de rechtbank niet gesproken worden van het achterlaten van aangever in hulpeloze toestand. Aangever werd immers direct te hulp geschoten door anderen. Op het moment dat verdachte de plaats van het ongeval verliet werd er daadwerkelijk hulp verleend, en verdachte kon dat zien.
Bewijsmiddelen feit 1 meer subsidiair [1]
[slachtoffer]heeft aangifte gedaan. Hij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
6 maart 2021 bevond ik mij in een jeugdhonk (barretje) gevestigd aan de Griend 4B te Urk . Dit betreft een box op het industrieterrein. [2]
Diezelfde heftruck kwam plotseling met grote snelheid, achteruitrijdend, op mij afgereden terwijl ik er met mijn rug naar toe stond. Ik werd vervolgens aangereden. Ik voelde een harde klap en daardoor kwam ik ten val. Met één of beide benen ben ik kennelijk onder de heftruck gekomen en naar mijn idee ben ik door de heftruck over de straat gesleept.
Ik kan u zeggen dat mijn rechtervoet gebroken is. Mijn linkervoet kan ik niet meer bewegen omdat er een zenuw ernstig beschadigd is ter hoogte van mijn linkerknie. Mogelijk houd ik hier blijvende schade aan over. Ook heb ik een hoofdwond opgelopen omdat ik op straat gevallen ben en ik heb ook een schaafwond aan mijn rechterhand. [3]
[getuige 1]heeft als getuige onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik zag toen dat de heftruck rondjes aan het draaien was. Ik vond dat dat behoorlijk hard ging. Ik was bang dat de heftruck zou kantelen en mogelijk zelfs een drijf in zou schieten. [4]
[getuige 2]heeft als getuige onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Drie personen gingen een rondje maken op de heftruck. Ik ging ook mee. [5] Toen [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte) richting de afvalcontainer reed, ben ik van de heftruck afgesprongen. Dit deed ik omdat [verdachte] best wel wild reed. Ik zag dat [slachtoffer] achteruit richting de plaats liep waar [verdachte] rondjes aan het draaien was. Toen hij dichtbij de heftruck was, zag ik ineens dat de rechter achterzijde van de heftruck [slachtoffer] raakte. [verdachte] keek op dat moment naar voren en kan hem nooit gezien hebben. [6]
Drs. N.C.A.M. Lachmann, forensisch arts KNMG, heeft in een letselrapport betreffende verdachte onder meer het volgende opgeschreven:
De vastgestelde verwondingen
- Linker knie: Uitgebreid wekedelen letsel rondom knie, zenuwletsel linker knie waarvoor de hierboven beschreven behandeling noodzakelijk was.
- Brandwonden linker bovenbeen en onderbeen, 2e en deels 3e graads.
- Licht traumatisch schedelhersenletsel
- Botbreuk in de rechter voet waarvoor een operatieve correctie noodzakelijk was.
schatting duur verdere genezing 1 jaren
zichtbare letsels
schatting duur verdere genezing 1 jaren
overige letsels
verwachting blijvende schade Ja [7]
Verdachteheeft ter terechtzitting van 31 mei 2023 onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
U vraagt mij wat er is gebeurd op 6 maart 2021 op Urk aan de Griend. Ik ben met een heftruck tegen meneer [slachtoffer] aangereden. Ik zat rondjes te rijden en op een gegeven moment had ik [slachtoffer] onder de heftruck.
Ik had vier of vijf biertjes gedronken.
U vraagt mij of er straatverlichting is in het galop. Er staat alleen straatverlichting aan de zijkant van de weg.
Bewijsoverwegingen
Bij de beoordeling van schuld in de zin van artikel 6 WVW komt het aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Dat brengt mee dat niet in zijn algemeenheid gesteld kan worden dat één verkeersovertreding voldoende is voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van bedoelde bepaling. Daarvoor zijn verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Voor culpa is meer nodig dan het veronachtzamen van de voorzichtigheid en onoplettendheid die van een normaal oplettende bestuurder mag worden verwacht. Tot slot kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
De rechtbank overweegt in dit kader dat verdachte onder invloed van alcohol is gaan rijden op een - kort daarvoor - gestolen heftruck, over een industrieterrein aan De Griend op Urk. Terwijl verdachte de heftruck bestuurde, zaten nog ten minste twee andere personen op de heftruck. Aan de Griend zijn meerdere bedrijfsverzamelgebouwen en in diverse bedrijfsverzamelgebouwen zijn door jongeren op Urk horecagelegenheden opgezet. Verdachte is met de heftruck de doorgang op gereden (de galop) tussen het pand aan de Griend 4b , waarin onder andere de Oelebar is gevestigd, alwaar hij eerder die avond de toegang was geweigerd, en het perceel aan de Griend 2H . Deze doorgang is slechts beperkt verlicht. De personen die met verdachte op de heftruck waren meegereden, dan wel meegelopen, bevonden zich op dat moment voor het pand van de Oelebar en in de nabijheid van de heftruck. Terwijl onder die omstandigheden grote voorzichtigheid moet worden betracht met een heftruck met laag uitstekende lepels, is verdachte met onverantwoorde snelheid rondjes gaan rijden en heeft hij voor alle omstanders een gevaar op letsel in het leven geroepen.
Aangever [slachtoffer] , die in de Oelebar was, is achter getuige [getuige 3] aan naar buiten gelopen om onder andere verdachte aan te spreken op zijn gedrag. Hij heeft verklaard dat twee jongens op hem af kwamen lopen en dat hij vermoedde dat zij hem klappen wilden geven. Hij deed een paar passen achteruit en werd aangereden door de heftruck, waarmee verdachte nog rondjes aan het rijden was. [slachtoffer] is onder de heftruck terecht gekomen en meegesleurd en heeft door het ongeval zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
De rechtbank komt daarmee tot de conclusie dat verdachte door zeer onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag, een verkeersongeval heeft veroorzaakt, als gevolg waarvan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Partiële vrijspraak
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onderdeel roekeloosheid. Van roekeloosheid als bedoeld in art. 6 WVW 1994 in verbinding met art. 175, tweede lid, WVW 1994 is immers sprake indien zodanige feiten en omstandigheden worden vastgesteld dat daaruit is af te leiden dat door de buitengewoon onvoorzichtige gedragingen van de verdachte een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen, alsmede dat de verdachte zich daarvan bewust was, althans had moeten zijn. De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat het rijgedrag van verdachte niet kan worden gekwalificeerd als roekeloos in voornoemde zin.
Bewijsmiddelen feit 2 subsidiair
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 2 subsidiair ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 31 mei 2023;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 7 maart 2021, genummerd PL0900-2021071833-17, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, opgenomen op pagina 54 e.v. van het dossier met registratienummer PL0900-2021073287.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1 meer subsidiair
op 6 maart 2021 te Urk als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (een heftruck), daarmede rijdende over een bedrijventerrein, gelegen aan de Griend, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig en onoplettend, dat motorrijtuig te besturen:
- na voorafgaand gebruik van alcohol, en
- terwijl door de beperkte straatverlichting het donker was op voornoemde bedrijventerrein, en
- met een hogere snelheid dan verantwoord was te rijden, en
- op voornoemde bedrijventerrein rondjes te rijden, en
- zich er daarbij niet in onvoldoende mate van te vergewissen dat een persoon, te weten [slachtoffer] , zich op voornoemde bedrijventerrein bevond en
- vervolgens niet voldoende af te remmen of niet voldoende uit te wijken voor voornoemde [slachtoffer] en
- vervolgens tegen die [slachtoffer] te botsen,
waardoor een ander, genaamd [slachtoffer] , zwaar lichamelijk letsel, te weten letsel aan de knie en zenuwletsel aan de linkerknie en tweedegraads en derdegraads brandwonden aan het linkerbeen en een botbreuk in de rechtervoet en een hoofdwond;
feit 2 subsidiair
als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig had verricht, en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Urk aan de Griend, op 6 maart 2021 de voornoemde plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander, te weten [slachtoffer] , letsel en was toegebracht.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 meer subsidiair en 2 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1 meer subsidiair
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht;
feit 2 subsidiair
overtreding van artikel 7, eerste lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een taakstraf van 240 uren, met aftrek van het voorarrest, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 120 dagen hechtenis;
- een ontzegging van de rijbevoegdheid van de rijbevoegdheid van 1 jaar, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om bij het bepalen van de op te leggen straf rekening te houden met het tijdsverloop en de jonge leeftijd van verdachte. De raadsman heeft voorts verzocht rekening te houden met het feit dat verdachte uit eigen beweging is begonnen met het vergoeden van de schade en dat er op initiatief van verdachte een
mediation-traject is doorlopen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich uit baldadigheid en onder invloed van alcohol schuldig gemaakt aan zeer onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag. Het gevaar dat hij met zijn handelen in het leven heeft geroepen, heeft geleid tot zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer. In plaats van direct zijn verantwoordelijkheid te nemen, is verdachte er, geconfronteerd met de ernstige gevolgen van zijn handelen, als een haas vandoor gegaan. Naar eigen zeggen omdat hij in shock verkeerde, maar het handelen van verdachte die avond is daarmee een aaneenschakeling van zeer onverstandige en onverantwoorde beslissingen, waarvan de gevolgen tot de dag van vandaag nadreunen, zo blijkt immers uit de ter zitting voorgedragen slachtofferverklaring. Het slachtoffer, dat midden in het leven stond, verkeerde van het één op andere moment in onzekerheid over de gevolgen van het ongeval voor zijn leven, en hij heeft een lang revalidatieproces moeten doorlopen. Voor de rest van zijn leven is hij afhankelijk van hulpmiddelen om mobiel te blijven.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 19 april 2023 waaruit volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten als de onderhavige.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met een rapport van Tactus Verslavingszorg van 16 februari 2023, opgemaakt door S. El Ghamarti. Uit het rapport van de reclassering volgt dat het sociaal netwerk van verdachte een criminogene factor is. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij reeds afstand heeft genomen van de vrienden waarmee hij ten tijde van het bewezenverklaarde omging. Verder wordt ook zijn alcoholgebruik als een risicofactor gezien. Als beschermende factoren ziet de reclassering dat verdachte een betaalde baan heeft, geen schulden heeft en dat zijn familie hem steunt.
Het risico op recidive wordt door de reclassering ingeschat als gemiddeld. Gelet op de beschermende factoren en de gesprekken in het kader van de meldplicht ziet de reclassering geen meerwaarde in het voortduren van reclasseringstoezicht. De reclassering adviseert dan ook om verdachte bij veroordeling een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
Conclusie
De rechtbank houdt bij het opleggen van de straf er rekening mee dat verdachte na het plegen van het bewezenverklaarde op 27 juli 2022 is veroordeeld tot taakstraf van 30 uren, op 10 mei 2022 bij strafbeschikking een geldboete van € 250,-- opgelegd heeft gekregen en op 11 oktober 2022 bij strafbeschikking een geldboete van € 280,-- opgelegd heeft gekregen. De rechtbank heeft de voorschriften toegepast die gelden voor de situatie waarin verdachte een straf zou zijn opgelegd voor alle feiten tegelijk.
Gelet op de ernst van het feit is de rechtbank van oordeel dat een straf die vrijheidsbeneming met zich brengt in beginsel passend is. De rechtbank heeft echter ook rekening gehouden met de leeftijd van verdachte en tijdsverloop, alsmede het feit dat op initiatief van zijn raadsman een
mediation-traject is doorlopen. Daaruit blijkt dat verdachte oprecht spijt heeft van wat er is gebeurd, hetgeen hij ook ter zitting kenbaar heeft gemaakt. De rechtbank zal daarom aan verdachte geen gevangenisstraf opleggen.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat de vordering van de officier van justitie passend is en zal aan verdachte een taakstraf van 240 uren, met aftrek van het voorarrest berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag. Voor het onder 1 meer subsidiair bewezen verklaarde feit legt de rechtbank voorts op een ontzegging van de rijbevoegdheid van 1 jaar, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, worden opgelegd, waarbij de ontzegging van de rijbevoegdheid, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, als stok achter de deur dient.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer]heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 88.840,31, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit € 41.023,16 materiële schade,
€ 35.000,-- immateriële schade en € 12.817,15 proceskosten, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit. Ook is door de advocaat van de benadeelde partij verzocht om vergoeding van de proceskosten (begroot op € 2.279,88).
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 84.460,31, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in de vordering voor het overige.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verdediging pas twee werkdagen voorafgaand aan het onderzoek ter terechtzitting van 31 mei 2023 kennis heeft kunnen nemen van de vordering van de benadeelde partij waardoor de raadsman onvoldoende gelegenheid heeft gehad om de vordering te bestuderen en te bespreken met verdachte. Gelet op het tijdstip van indienen van de vordering in combinatie met de aard en omvang van de vordering is behandeling daarvan op dit moment in strijd met het recht op een eerlijk proces. De verdediging dient immers in voldoende mate in de gelegenheid te worden gesteld om naar voren te brengen hetgeen de verdediging tot verweer tegen de vordering kan aanvoeren en, voor zover nodig en mogelijk, daarvan bewijs te leveren.
De raadsman heeft voorts gesteld dat de benadeelde partij eveneens niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat de behandeling van de vordering van de benadeelde partij gelet op de aard en de omvang daarvan een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Gelegenheid tot verweer
De rechtbank constateert dat, mede door het tijdstip van indienen van de vordering van de benadeelde partij en de omvang daarvan, discussie tussen partijen ter terechtzitting niet volledig heeft plaatsgevonden. De rechtbank is desondanks van oordeel dat een deel van de vordering van zodanige eenvoud is dat de verdediging voor dit deel in voldoende mate in de gelegenheid is geweest om naar voren te brengen hetgeen zij tot verweer tegen de vordering kan aanvoeren en, voor zover nodig en mogelijk, daarvan bewijs te leveren. De rechtbank beslist dan ook als volgt.
Materiële schade
De schade voor zover die betrekking heeft op de volgende schadeposten betreft rechtstreekse schade en komt voor vergoeding in aanmerking:
  • Medische kosten ter hoogte van € 4.117,34;
  • Reis- en parkeerkosten ter hoogte van € 1.153,02;
  • Mobiele telefoon ter hoogt van € 500,--;
  • Kleding ter hoogte van € 200,--;
  • CBR beoordeling rijgeschiktheid ter hoogte van € 39,30.
Deze schadeposten zijn voldoende onderbouwd en onvoldoende gemotiveerd betwist. De rechtbank zal daarom de vordering ten aanzien van de materiële schade tot het bedrag van € 6.009,36 toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van de schadepost ‘Consumpties gedurende tijdelijk verblijf ziekenhuis’ afwijzen. Reden daarvoor is dat deze kosten reeds verdisconteerd zijn in de schadepost ‘Medische kosten’, en dan specifiek de gevorderde daggeldvergoeding in verband met het verblijf in het ziekenhuis, waarbij gebruik is gemaakt van ”De Letselschade Richtlijn Ziekenhuis- en Revalidatiedaggeldvergoeding” die is opgesteld door De Letselschaderaad. In de toelichting van deze richtlijn is immers vermeld dat de in de richtlijn opgenomen normbedragen bedoeld zijn ter dekking van (onder andere) consumpties tijdens de opname in een ziekenhuis.
Voor de overige materiële schadeposten is de rechtbank van oordeel dat de behandeling en beoordeling een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Reden hiervoor is dat de verdediging naar het oordeel van de rechtbank, gelet op het tijdstip van indienen van de vordering in combinatie met de aard en omvang van de vordering, voor dit deel van de vordering onvoldoende in de gelegenheid is geweest om naar voren te brengen hetgeen zij ter staving van het verweer tegen de vordering kan aanvoeren en, voor zover nodig en mogelijk, daarvan bewijs te leveren. Om de verdediging hier alsnog voor in de gelegenheid stellen, waarna de benadeelde partij ook nog de gelegenheid zal moeten worden geboden te reageren en eventueel de vordering nader te onderbouwen, levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. Hierbij neemt de rechtbank ook mee dat een aantal van deze schadeposten (zoals de gevorderde schade wegens studievertraging, huishoudelijke hulp en mantelzorg) niet eenvoudig van aard is, en nader bewijs van de aard en omvang van deze schadeposten in de rede ligt.
De rechtbank zal de benadeelde partij daarom voor dat deel niet-ontvankelijk verklaren in de vordering en bepalen dat de vordering voor dat deel bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Immateriële schade
Uit het dossier, het verhandelde ter zitting en de door de benadeelde partij overgelegde stukken is voldoende vast komen te staan dat de benadeelde partij door het handelen van verdachte ernstig lichamelijk en psychisch letsel heeft opgelopen. In zoverre is de vordering voldoende onderbouwd; uit de medische stukken in het dossier blijkt dat volledig herstel is uitgesloten. De rechtbank constateert echter ook dat uit het overgelegde medisch advies blijkt dat er op dit moment nog geen sprake is van een medische eindtoestand, waardoor een inschatting van het verdere (medische) beloop van het letsel en de klachten en beperking van de benadeelde partij op dit moment (nog) niet goed mogelijk is. Hierdoor kan de immateriële schade ook (nog) niet volledig worden begroot. Wel is duidelijk dat de benadeelde partij als rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde, ernstig en blijvend letsel heeft opgelopen. Dit maakt dat de rechtbank de omvang van de immateriële schade op de grond van het bepaalde in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek naar maatstaven van billijkheid
voorlopigzal schatten op € 15.000,--. en de benadeelde partij ten aanzien van de immateriële schade voor het overige niet-ontvankelijk zal verklaren in de vordering. De rechtbank zal bepalen dat de vordering voor dat deel bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Buitengerechtelijke kosten
De rechtbank zal de benadeelde partij ten aanzien van de schadepost ‘Buitengerechtelijke kosten’ niet-ontvankelijk verklaren in de vordering omdat dit geen rechtstreekse schade betreft in de zin van artikel 51h Sv. (HR 28 mei 2019, NJ 2019/379 r.o. 3.2.1).
Proceskosten
Nu de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk zal worden toegewezen en gedeeltelijk niet-ontvankelijk zal worden verklaard, bepaalt de rechtbank dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Conclusie
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toewijzen tot een bedrag van € 23.375,36, bestaande uit € 6.009,36 aan materiële schade en
€ 15.000,-- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 maart 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Ondanks dat een groot deel van de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard, zal de rechtbank wel de schadevergoedingsmaatregel opleggen voor het gehele bedrag aan gevorderde materiële en immateriële schade, met uitzondering van de afgewezen schadepost.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 6, 7, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 primair en subsidiair en 2 primair tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 meer subsidiair en 2 subsidiair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 meer subsidiair en 2 subsidiair meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 meer subsidiair en 2 subsidiair bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
240 (tweehonderdveertig) uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 120 (honderdtwintig) dagen hechtenis;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 (twee) uren taakstraf per dag;
-
ontzegtverdachte ter zake van het onder 1 meer subsidiair bewezenverklaarde
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
1 (één) jaar;
- bepaalt dat de ontzegging
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzijde rechter later anders gelast;
- stelt daarbij een
proeftijdvan
2 (twee) jarenvast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Benadeelde partij
- wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 21.009,36, bestaande uit
€ 6.009,36 aan materiële schade en € 15.000,-- aan immateriële schade;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 maart 2021 tot de dag van volledige betaling;
- wijst de vordering van [slachtoffer] voor wat betreft het onder schadepost ‘Consumpties gedurende tijdelijk verblijf ziekenhuis’ gevorderde af;
- verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 75.980,06 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 maart 2021 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 140 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Danel, voorzitter, mrs. H.B.W. Beekman en
R.A. Hebly, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.S.A. Nahumury, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 juni 2023.
Mr. Nahumury is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 6 maart 2021 te Urk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, als bestuurder van een heftruck met aanzienlijke snelheid die [slachtoffer] heeft aangereden, waarbij die [slachtoffer] ten val is gekomen en/of klem is komen te zitten onder voornoemde heftruck en/of (vervolgens) die [slachtoffer] enkele meters (met die heftruck) heeft meegesleurd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 maart 2021 te Urk aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten letsel in/aan/rondom de knie en/of zenuwletsel in/aan de (linker)knie en/of een of meerdere tweede graads en/of derde graads brandwonden aan het (linker)been en/of een of meerdere botbreuken in de (rechter)voet en/of een hoofdwond, heeft toegebracht door als bestuurder van een heftruck met aanzienlijke snelheid die [slachtoffer] aan te rijden, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] ten val is gekomen en/of klem is komen te zitten onder voornoemde heftruck en/of (vervolgens) die [slachtoffer] enkele meters (met die heftruck) heeft meegesleurd;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 maart 2021 te Urk als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (een heftruck), daarmede rijdende over de weg en/of een bedrijventerrein en/of een parkeerplaats, gelegen aan de Griend, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, dat motorrijtuig te besturen:
- na voorafgaand gebruik van alcohol, en/of
- terwijl door het ontbreken van straatverlichting en/of door de beperkte straatverlichting het (zeer) donker was op voornoemde weg en/of bedrijventerrein en/of parkeerplaats, en/of
- met een aanzienlijke/hogere snelheid dan ter plaatse toegestaan en/of verantwoord was te rijden, en/of
- over/op voornoemde weg en/of bedrijventerrein en/of parkeerplaats rondjes te rijden, en/of
- zich er (daarbij) niet, althans niet tijdig en/of in onvoldoende mate van te vergewissen dat een voetganger/persoon, te weten [slachtoffer] , zich op voornoemde weg en/of bedrijventerrein en/of parkeerplaats bevond en/of
- ( vervolgens) niet, althans niet tijdig en/of voldoende af te remmen en/of niet, althans niet tijdig en/of voldoende uit te wijken voor voornoemde [slachtoffer] en/of
- ( vervolgens) op/tegen die [slachtoffer] te botsen en/of (aan) te rijden,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten letsel in/aan/rondom de knie en/of zenuwletsel in/aan de (linker)knie en/of een of meerdere tweedegraads en/of derdegraads brandwonden aan het (linker)been en/of een of meerdere botbreuken in de (rechter)voet en/of een hoofdwond, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
Uiterst subsidiair, subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 maart 2021 te Urk als bestuurder van een voertuig (een heftruck), daarmee rijdende op de weg, over de weg en/of een bedrijventerrein en/of een parkeerplaats gelegen aan de Griend, - na voorafgaand gebruik van alcohol, en/of
- terwijl door het ontbreken van straatverlichting en/of door de beperkte straatverlichting het (zeer) donker was op voornoemde weg en/of bedrijventerrein en/of parkeerplaats, en/of
- met een aanzienlijke/hogere snelheid dan ter plaatse toegestaan en/of verantwoord was heeft gereden, en/of
- over/op voornoemde weg en/of bedrijventerrein en/of parkeerplaats rondjes heeft gereden, en/of
- zich er (daarbij) niet, althans niet tijdig en/of in onvoldoende mate van heeft vergewist dat een voetganger/persoon, te weten [slachtoffer] , zich op voornoemde weg en/of bedrijventerrein en/of parkeerplaats bevond en/of
- ( vervolgens) niet, althans niet tijdig en/of voldoende heeft afgeremd en/of niet, althans niet tijdig en/of voldoende is uitgeweken voor voornoemde [slachtoffer] en/of
- ( vervolgens) op/tegen die [slachtoffer] is aangebotst en/of (aan)gereden,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
2
dat hij, als degene door wiens gedraging (al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig) een verkeersongeval was veroorzaakt en/of als degene die al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval, welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Urk op/aan de Griend, op of omstreeks 6 maart 2021 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten,
terwijl daardoor, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, een ander (te weten [slachtoffer] ), aan wie bij dat ongeval letsel was toegebracht, in hulpeloze toestand werd achtergelaten;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en/of als degene die al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval, en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Urk op/aan de Griend, op of omstreeks 6 maart 2021 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer] ) letsel en/of schade was toegebracht.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 14 april 2021, genummerd PL0900-2021073287, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 162. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 54.
3.Pagina 55.
4.Pagina 100.
5.Pagina 102.
6.Pagina 103.
7.Een verslag van GGD Flevoland van 21 april 2021, opgemaakt door drs. N.C.A.M. Lachmann, forensisch arts KNMG, los bijgevoegd.