ECLI:NL:RBMNE:2023:2808

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 juni 2023
Publicatiedatum
14 juni 2023
Zaaknummer
16.012354.22
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling door het gooien van natronloog over slachtoffer met ernstige brandwonden als gevolg

Op 14 juni 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 15 januari 2022 in Zeewolde een bijtende chemische stof, natronloog, over het lichaam en gezicht van het slachtoffer heeft gegooid. Het slachtoffer liep hierdoor ernstige brandwonden op, zowel uitwendig als inwendig, met een verbrand lichaamsoppervlak van meer dan 18%. De verdachte werd aangeklaagd voor poging tot moord/doodslag, maar de rechtbank sprak hem vrij van deze beschuldigingen, omdat niet bewezen kon worden dat hij opzet had op de dood van het slachtoffer. Wel werd hij schuldig bevonden aan zware mishandeling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk zwaar lichamelijk letsel had toegebracht door de chemische stof over het slachtoffer te gooien, en legde een gevangenisstraf van twee jaren op, alsook een tbs-maatregel met voorwaarden. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de gevolgen voor het slachtoffer, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychische problemen en middelengebruik. De rechtbank besloot dat de tbs-maatregel noodzakelijk was om recidive te voorkomen en dat de verdachte onder behandeling moest blijven.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16.012354.22 en 21.002901.17 (herroeping VI; VI-nummer 99.000476.45) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 14 juni 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1980] te [geboorteplaats] ,
thans verblijvende op de [verblijfplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 mei 2023, gesloten op 31 mei 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. E. Wiersma en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. A.C. Huisman, advocaat te Deventer, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
Primair:
op 15 januari 2022 in Zeewolde geprobeerd heeft om [slachtoffer] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade van het leven te beroven door een bijtende/zure/chemische stof over die [slachtoffer] te gooien en/of in de mond van die [slachtoffer] te gieten;
Subsidiair:
op 15 januari 2022 in Zeewolde aan [slachtoffer] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel heeft gebracht door een bijtende/zure/chemische stof over die [slachtoffer] te gooien en/of in de mond van die [slachtoffer] te gieten.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor het primair tenlastegelegde en acht het subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Het slachtoffer heeft ernstige brandwonden over zijn hele lichaam opgelopen. Hij heeft zowel in- als uitwendig letsel. Dit letsel is ontstaan doordat verdachte een chemische stof, natronloog, over hem heen heeft gegooid. Verdachte wist dat in het potje dat hij gooide een stof zat die gebruikt kon worden om zwaar vervuilde voorwerpen mee te reinigen. Omdat niet is komen vast te staan hoeveel verdachte over het slachtoffer heeft gegooid en ook niet of de vloeistof in de mond van het slachtoffer is gegoten of dat dit in zijn mond terecht is gekomen doordat het slachtoffer begon te schreeuwen, acht de officier van justitie niet bewezen dat door de handelingen van verdachte een aanmerkelijke kans op de dood is ontstaan. De officier van justitie heeft daarom vrijspraak gevorderd voor het primair tenlastegelegde.
De officier van justitie is wel van mening dat het gooien van een dergelijke chemische vloeistof over iemands lichaam zonder meer een aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel oplevert. Zij acht het subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen. De voorbedachten rade acht de officier van justitie niet wettig en overtuigend te bewijzen zodat van dit deel vrijspraak is gevraagd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Er is niets dat erop wijst dat verdachte (vol) opzet had op de dood of het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Verdachte wist niet dat de vloeistof zo sterk was.
Uit de gedragingen blijkt dat verdachte het gevolg én niet gewild én niet voorzien heeft en het dus niet voor lief genomen heeft. Dit wijst erop dat verdachte niet bewust de aanmerkelijke kans op zwaar letsel heeft aanvaard.
Verder blijkt uit het dossier niet onomstotelijk wat de inhoud van de pot is geweest waarmee verdachte heeft gegooid. Als het al gootsteenontstopper is geweest, kan nog niet gezegd worden dat het een feit van algemene bekendheid is dat het gooien met deze substantie het risico op zwaar letsel oplevert. Uit het NFI rapport blijkt bovendien dat óf en hoeveel schade ontstaat na contact met natronloog afhankelijk is van een groot aantal factoren.
Ook is het maar de vraag of er sprake is van zwaar letsel, omdat de brandwonden ten tijde van het ontslag uit het brandwondencentrum al genezen waren.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Aangever [slachtoffer] heeft op 7 februari 2022 aangifte gedaan en daarbij verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik zat op de bank. Plotseling stond [verdachte] voor mij en zei tegen mij: “Kijk hier eens.” en toen gooide hij vanuit het niets twee halve liters kokend water uit twee potjes over mij heen. Ik schreeuwde het uit van de pijn en omdat ik zo schreeuwde kreeg ik ook de volle laag in mijn mond. [2]
Op 18 januari 2022 is door P. Kooijman een letselrapportage Forensische Geneeskunde opgemaakt. Hierin is gerelateerd, zakelijk weergegeven:
[slachtoffer] zou op 15 januari 2022 in een woning in [woonplaats] , vloeistof die heet aanvoelde in de mond hebben gekregen. Na onderzoek: uitgebreid mond-, tong- en keel slijmvlies letsel sterk passend bij caustisch letsel, doorlopend minimaal tot aan de stembanden. Zeer uitgebreid verbrandingsletsel met name aan de voorzijde van de gehele torso en hals naar beneden doorlopend tot net onder de navel. Het gehele gebied maakt de indruk van diep tweedegraads te zijn met een centrum links voor op de borst een gebied van circa. 10 x 10 cm welke een derdegraads karakter heeft.
De verbranding aan de voorzijde loopt door aan de linkerzijkant borst, doorlopend tot op de rug en hoog in de nek eveneens een groot gebied van tweedegraads verbranding. Hoog op de rechterbil eveneens een tweedegraads brandwond. Voorhoofd, aangezicht en neustip: verbrandingsletsel.
Ernst van het letsel is zeer ernstig. De verwachting is blijvende schade. Rekening moet worden gehouden met uiteindelijk lethaal verlopende letsels.
De verbrandingsletsel maken de indruk te zijn opgelopen in horizontale houding op de rug liggend. Dit geldt voor het mondletsel en ook voor het torso letsel.
De oorzaak van de verbranding kan goed passen bij een direct contact met een bijtende vloeistof (loog/gootsteenontstopper). [3]
Op 29 april 2022 heeft [A] een Geneeskundige verklaring opgesteld, waarin onder meer het volgende staat opgenomen over het letsel van [slachtoffer] :
Uitwendig waargenomen letsel: zwelling en schade lippen en in de mond.
Voorhoofd + neus BW
[de rechtbank begrijpt: BW betekent brandwonden].Hoornvlies letsel, ogen rood.
Hals brandwonden (BW).
Voorzijde romp en flank li BW.
Onderarm re enkele brandwonden.
Bovenarm en onderarm li BW.
Totaal verbrand lichaamsoppervlak 18%. (…)
Pt werd tbv behandeling actief gesedeerd. (…)
Operaties: huidtransplantaties van pols links, romp voor en rug links 2/2/22.
Aanleggen tracheostoma 24/1/22, verwijderen tracheostoma op 30/1/22.
Tijdens opname bleek sprake te zijn van longembolie waarvoor antistollingstherapie t/m 22/4/22.
Brandwonden zijn ttv ontslag genezen, wel zal waarschijnlijk sprake zijn van littekenontwikkeling. Gemiddeld zijn littekens na 1,5-2 jr uitgerijpt waarna nog blijvende huidafwijkingen resteren. [4]
Op 15 januari 2022 heeft een eerste forensisch onderzoek aan de woning [adres] te [woonplaats] plaatsgevonden. In een proces-verbaal van 16 januari 2022 is door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hierover het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Wij zagen op beide zitbanken, de salontafel en de vloer een witkleurige waas / substantie. Op de bruine zitbank zagen wij dat deze witkleurige substantie hoofdzakelijk uit een spattenpatroon bestond, op de verticale vlakken van deze zitbank waren ook stroompatronen zichtbaar. Op de salontafel zagen wij een wit- tot grijskleurige schuimachtige substantie. Er kon worden vastgesteld dat de schuimachtige substantie op de salontafel sterk basisch (phl2) was. Gezien vanaf de lage kant van de bruinkleurige zitbank, zagen wij dat met name rechts op de zitting en rug- en armleuning de eerder beschreven witkleurige substantie / spatten- en druippatronen zichtbaar waren. Op met name de linkerzijde van de zitbank waren op de rug- en armleuning en de zitting een grote hoeveelheid bloedsporen zichtbaar. [5]
Bij de wasbak zagen wij twee witkleurige kunststof potten (HDPE) liggen, op het aanrecht zagen wij twee bijbehorende roodkleurige schroefdoppen liggen. [6]
Door het NFI is op 8 april 2022 een rapport ‘Chemisch identificatie onderzoek naar aanleiding van een incident in Zeewolde op 15 januari 2022’ opgemaakt. Hierin wordt gerapporteerd, zakelijk weergegeven:
AAPD2311N1: Poeder; Onder witte bank woonkamer; pH 1.
AAPD2279NL: Salontafel; Schuimachtige substantie.
AAPD2305NL: Container; - ; 2x plastic pot. [7]
De schuimachtige substantie [AAPD2279NL] bevat een sterk basische stof (zeer waarschijnlijk natronloog), een combinatie van verschillende oppervlakte actieve
stoffen en ketamine. Er is ook natriumaluminiumoxide in aangetoond. De combinatie van een sterk basische stof met oppervlakte actieve stoffen wijst op de aanwezigheid van een product als gootsteenontstopper.
In één van de twee plastic potten [AAPD2305NL] is een wit poeder aangetroffen,
ogenschijnlijk een residu van een ingedroogde vloeistof. In het witte poeder is dezelfde combinatie van oppervlakte actieve stoffen aangetoond als in de schuimachtige substantie. Het kan ook afkomstig zijn van een gootsteenontstopper en dit kan hetzelfde merk/type gootsteenontstopper zijn als in de schuimachtige substantie.
Het poeder van onder de bank [AAPD2311NL] bestaat grotendeels uit keukenzout. Er zijn ook kleine hoeveelheden aanwezig van dezelfde combinatie van oppervlakte actieve stoffen als in de schuimachtige substantie en het witte poeder in een van de plastic potten. Ook is er ketamine in aanwezig. Een verschil met de schuimachtige substantie en het witte poeder is dat het niet basisch is, maar zuur.
Op grond van de waargenomen samenstellingen lijkt er een relatie te bestaan tussen de schuimachtige substantie [AAPD2279NL], het poeder van onder de bank [AAPD2311NL] en het witte poeder uit een van de twee plastic potten [AAPD2305NL]. [8]
Verdachte is op 17 januari 2022 gehoord door de politie. Hier heeft hij onder meer verklaard:
V: We zien dat je [verdachte] bent genaamd. Hoe word jij genoemd, wat is je roepnaam?
A: [verdachte] . Dat is mijn roepnaam. [9]
Op 31 januari 2022 is verdachte door de politie gehoord en hierbij heeft hij verklaard, zakelijk weergegeven:
We kregen een conflict en toen ben ik boos geworden en toen heb ik iets naar hem gegooid. Een vloeistof. [10] In een potje zat het. Ik zou dat gebruiken om die rookkast te reinigen. Om schoon te maken. [11]
Bewijsoverwegingen
Verdachte heeft een forse hoeveelheid vloeistof over het slachtoffer gegooid. Hierdoor heeft het slachtoffer zeer ernstige verwondingen opgelopen. Het slachtoffer heeft een deel van de vloeistof in zijn mond en keel gekregen. Er is sprake van uitgebreide verbrandingen aan de binnenzijde van de mond, keel en tong. Ook is bijna de hele voorzijde van de torso, linkerzijde van de borst en rug en nek verbrand. Uit het forensisch onderzoek in de woning en het chemisch identificatie onderzoek dat door het NFI op 8 april 2022 is gedaan, blijkt dat het om een sterk basische stof gaat, zeer waarschijnlijk natronloog. Een combinatie van de verschillende actieve stoffen wijst op de aanwezigheid van een product als gootsteenontstopper. Verdachte wist dat hij met een schoonmaakmiddel gooide en heeft verklaard dat hij met dit middel een rookkast schoon wilde maken.
Voorbedachte raad
Uit het dossier kan niet worden afgeleid dat verdachte tijd heeft genomen om zich te beraden op het te nemen of genomen besluit om de inhoud van het potje over het slachtoffer te gooien. De rechtbank zal verdachte daarom van het bestanddeel voorbedachte raad vrijspreken.
Opzet
De rechtbank ziet zich vervolgens geplaatst voor de vraag of verdachte opzet heeft gehad op de dood dan wel op zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer. De rechtbank ziet geen aanwijzingen in het dossier dat sprake is van vol opzet hierop. De vraag die dan beantwoord moet worden is of sprake is van voorwaardelijk opzet.
De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier de dood dan wel zwaar lichamelijk letsel – aanwezig is indien verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden.
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Uit een door het NFI opgesteld rapport van 30 maart 2023 blijkt kort gezegd dat de schade die natronloog bij huidcontact of door inname via de mond aan het lichaam kan toebrengen, afhankelijk is van een groot aantal factoren. Uit dit rapport leidt de rechtbank af dat in het algemeen niet gauw sprake zal zijn van dodelijk letsel. Het dossier bevat dan ook onvoldoende aanknopingspunten om te kunnen concluderen dat er in dit geval een aanmerkelijke kans was dat de schade dodelijk zou zijn en dat verdachte deze kans willens en wetens heeft aanvaard. De rechtbank zal verdachte daarom van het primair tenlastegelegde, de poging doodslag, vrijspreken.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde, de zware mishandeling, overweegt de rechtbank als volgt.
Verdachte heeft een vloeistof over het slachtoffer gegooid. Hij stelt niet te hebben geweten wat die vloeistof precies was, maar hij wist wel dat hij gooide met een middel dat hij speciaal had uitgezocht en klaargezet om een rookkast mee te reinigen. Dit betekent dat verdachte wist dat het middel eigenschappen bezat om zwaar vervuilde oppervlakten mee te reinigen. Dit middel, met voornoemde eigenschappen, heeft hij in een grote hoeveelheid over het slachtoffer gegooid. Toen het slachtoffer geraakt werd door de vloeistof, die natronloog bleek te zijn, schreeuwde hij het uit van de pijn. Verdachte is toen kennelijk niet gestopt, getuige het feit dat het slachtoffer vervolgens toen ook nog vloeistof in zijn mond en keel kreeg. Verdachte heeft de natronloog dus niet alleen naar het lichaam maar ook richting het hoofd en gezicht gegooid. De ogen zijn in dat opzicht een kwetsbaar deel van het gelaat en het binnenkrijgen via de mond van sterke schoonmaakmiddelen is gevaarlijk. Dat gevaar heeft zich ook verwezenlijkt. Door aldus te handelen heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
Het feit dat verdachte kort daarop lijkt te schrikken en spijt lijkt te hebben van zijn handelen, doet niet af aan het feit dat hij op het moment van gooien willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer zwaar letsel op zou lopen.
Zwaar letsel
De rechtbank is verder van oordeel dat het letsel dat het slachtoffer heeft opgelopen als zwaar lichamelijk letsel te kwalificeren is. Het slachtoffer heeft flinke tweede- en derdegraads brandwonden opgelopen. Ook intern had het slachtoffer flinke letsels, waarbij in de eerste dagen na het voorval rekening werd gehouden met lethaal verlopende letsels. Het slachtoffer is meerdere keren geopereerd, waarbij ook huidtransplantaties hebben plaatsgevonden. Het slachtoffer heeft littekens over zijn lichaam, die zullen uitrijpen waarna blijvende huidafwijkingen zullen resteren.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het subsidiair tenlastegelegde, de zware mishandeling, wettig en overtuigend bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
subsidiair
op 15 januari 2022 te Zeewolde aan [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten inwendige brandwonden en uitwendige brandwonden heeft toegebracht door een bijtende/chemische stof over het gezicht/hoofd, althans het lichaam, van die [slachtoffer] te gooien.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
zware mishandeling

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter zake van het door de officier van justitie bewezengeachte gevorderd:
- verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van drie jaren, met aftrek van het voorarrest;
- te gelasten dat verdachte ter beschikking wordt gesteld onder oplegging van voorwaarden betreffende het gedrag van verdachte, te weten:
- de algemene voorwaarden;
- meewerken aan reclasseringstoezicht;
- meewerken aan time-out;
- niet naar buitenland;
- opname in een zorginstelling;
- ambulante behandeling;
- begeleid wonen of maatschappelijke omvang;
- drugsverbod;
- alcoholverbod;
- meewerken aan schuldhulpverlening.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Tot slot heeft de officier van justitie gevorderd om de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen bij uitspraak.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft het volgende aangevoerd.
Het advies van het Pieter Baan Centrum (hierna; PBC) voor het opleggen van een tbs-maatregel met voorwaarden komt voort uit de aanname dat sprake is van welbewust ernstig geweld, waaronder het in de mond gieten van een vloeistof. Niet de geweldshandeling is ernstig, de gevolgen zijn ernstig. Verdachte is zeer begaan met het slachtoffer en heeft spijt van zijn handelen. Verdachte wil hulp en heeft eerder goed meegewerkt aan hulpverlening.
De raadsman heeft verzocht te volstaan met een deels voorwaardelijke gevangenisstraf waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de duur die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht. Bij het voorwaardelijke deel van de straf kunnen bijzondere voorwaarden, waaronder eventueel een kortdurende klinische behandeling in een zorginstelling worden opgelegd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van één en ander ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een ernstig feit, te weten zware mishandeling. Hij heeft een chemische, bijtende stof over het lichaam en gezicht/hoofd van het slachtoffer gegooid, waardoor het slachtoffer forse letsels, te weten inwendige en uitwendige brandwonden, heeft opgelopen. Door deze gedraging heeft verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
De persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 19 april 2023, waaruit is gebleken dat verdachte eerder is veroordeeld voor geweldsmisdrijven, waaronder een veroordeling voor een pogingdoodslag met oplegging van een gevangenisstraf van vijf jaren;
- een psychologisch rapport van 21 april 2022, uitgebracht door J.M. Oudejans, GZ-psycholoog waarin geen advies voor begeleiding en/of behandeling in een strafrechtelijk kader is uitgebracht;
- een psychiatrisch rapport van 16 mei 2022, uitgebracht door J. van der Meer, psychiater, waarin geadviseerd is om verdachte nader te onderzoeken in het PBC;
- een rapport van het PBC van 17 november 2022, uitgebracht door H.C. Went, psychiater en M.D. Beijer-Holtman, GZ-psycholoog;
- een reclasseringsadvies van 27 mei 2022, uitgebracht door C.J.A. Hopstaken, reclasseringswerker bij Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering;
- een aanvullend reclasseringsadvies van 8 december 2022, uitgebracht door C.J.A. Hopstaken, reclasseringswerker bij Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering;
- een voortgangsverslag van 1 mei 2023, uitgebracht door F.C.C.M. van Engelen, reclasseringswerker bij GGZ ERW Novadic-Kentron Den Bosch.
De deskundigen van het PBC stellen het volgende vast bij verdachte. Hoewel er bij hem de afgelopen jaren sprake is van disfunctioneren op meerdere levensgebieden, is verdachte in het verleden ook in staat geweest om perioden goed te functioneren (langerdurende partnerrelatie; gedurende langere tijd goed functioneren op het werk). Ook in de gestructureerde setting van het PBC functioneerde verdachte goed. Daarom is er onvoldoende grond om te spreken van een persoonlijkheidsstoornis. Wel wordt gesproken van een onuitgerijpte en daarmee kwetsbare persoonlijkheid. Daarnaast is er sprake van een ernstige stoornis in gebruik van ketamine en een - minimaal - lichte stoornis in gebruik van alcohol. In de periode rond het tenlastegelegde was er bij verdachte ook sprake van een psychotische stoornis. De psychose ten tijde van het tenlastegelegde was volgens de deskundigen geen drugspsychose, waarbij psychotische verschijnselen louter toe te schrijven zijn aan de effecten van het middel, en ook weer verdwijnen zodra het middel uit het bloed is. Het betrof een psychose die is geluxeerd door het wegvallen van een stabiele basis (verlies van werk met als gevolg verlies van structuur en daginvulling) in combinatie met fors gebruik van ketamine. Volgens de deskundigen waren deze kwetsbare persoonlijkheid, psychotische stoornis en stoornis in gebruik van middelen bij verdachte aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde. De deskundigen menen dat de pathologie ten minste in enige mate heeft doorgewerkt in het ten laste gelegde feit, en adviseren daarom het tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen aan verdachte.
De kwetsbare persoonlijkheid maakt volgens de deskundigen dat verdachte onvoldoende bestand is tegen tegenslagen. Het middelengebruik dient voor hem als copingsmechanisme. Bij het wegvallen van structuur zoals bij het verlies van werk en/of relatie, is het risico dat verdachte terugvalt in middelengebruik en/of - ook als gevolg van zijn kwetsbare persoonlijkheid - een psychose krijgt groot. De geschiedenis leert dat verdachte onvoldoende in staat is gebleken om zich gedurende lange tijd goed te kunnen handhaven. Verdachte heeft zelf geen inzicht in zijn problematiek en neigt ertoe zijn problemen te ontkennen, verdringen, minimaliseren en bagatelliseren. Gecombineerd met zijn zelfoverschatting waar het zijn (toekomstig) functioneren betreft, en zijn tegenafhankelijke houding, zal verdachte niet snel vanuit zichzelf de hulp zoeken die hij nodig heeft voor behandeling tijdens terugval in middelengebruik en/of een psychose, of om terugval te voorkomen. De deskundigen concluderen dat sprake is van een matig tot hoog recidiverisico voor soortgelijke feiten. Om recidive te voorkomen dient verdachte te worden behandeld voor zijn verslavingsproblematiek, zijn kwetsbare persoonlijkheid en voor zijn psychosegevoeligheid. Omdat de beschreven problematiek verankerd zit in zijn persoonlijkheid en verweven is met chronisch middelengebruik, is de verwachting dat voor de behandeling hiervan een lange adem nodig is. Derhalve adviseren de deskundigen om aan verdachte de maatregel van een tbs in een voorwaardelijk kader op te leggen, zodat behandeling gewaarborgd blijft, ook als verdachte zelf meent dat deze niet langer nodig is. De deskundigen hebben overwogen of bovenstaande behandeling in een minder stringent kader zou kunnen plaatsvinden, zoals in een voorwaardelijk strafdeel. Echter, het kunnen voortzetten van behandeling en het langdurig kunnen monitoren van gedragsverandering en zien of verdachte dit vast kan houden, wordt van groot belang geacht in het kader van het voorkomen van recidive en is - indien verdachte zich niet aan voorwaarden zal houden - in het kader van tbs met voorwaarden langdurig gewaarborgd.
De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen over, maakt ze tot de hare, en zal het bewezenverklaarde in verminderde mate aan verdachte toerekenen.
De reclassering heeft op 8 december 2022 een zogenoemd maatregelenrapport opgemaakt en daarin geadviseerd onder welke voorwaarden de tbs-maatregel kan worden opgelegd.
De op te leggen straf en maatregel
Gevangenisstraf
Gelet op de hiervoor weergeven omstandigheden, acht de rechtbank de oplegging van een gevangenisstraf van twee jaren, met aftrek van het voorarrest passend en geboden. Die straf is passend en geboden vanuit het oogpunt van vergelding en normhandhaving. De rechtbank heeft hierbij gelet op (enigszins) vergelijkbare zaken en in strafverzwarende zin rekening gehouden met de recidive van verdachte. Daar staat tegenover dat de rechtbank in strafverminderende zin – en in sterkere mate dan de officier van justitie – rekening houdt met de verminderde toerekenbaarheid van het tenlastegelegde aan verdachte en de aan verdachte op te leggen maatregel, waardoor zij tot een lagere gevangenisstraf komt dan gevorderd .
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Tbs-maatregel met voorwaarden
De rechtbank is, net als de gedragsdeskundigen en de reclassering, van oordeel dat behandeling van verdachte noodzakelijk is met het oog op het terugdringen van het recidivegevaar. De rechtbank stelt vast dat het bewezen verklaarde feit een misdrijf is als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, onder 2 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) - waarvoor de tbs-maatregel kan worden opgelegd. Bij verdachte bestond tijdens het begaan van het bewezenverklaarde een ziekelijke stoornis. De rechtbank is, gelet op de hiervoor besproken PBC rapportage van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, het opleggen van de tbs-maatregel eist. Aldus is aan de vereisten voor oplegging van een tbs-maatregel voldaan. De rechtbank zal de terbeschikkingstelling van verdachte dan ook gelasten en daarbij de door de reclassering geadviseerde voorwaarden opleggen. Verdachte heeft ter zitting verklaard zich aan de voorwaarden te zullen houden.
Het bewezenverklaarde feit is een misdrijf dat is gericht tegen, dan wel gevaar veroorzaakt voor, de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen, zodat de termijn van de maatregel niet vier, maar maximaal negen jaren kan duren. Mocht de behandeling niet goed verlopen, omdat verdachte de voorwaarden niet naleeft, dan kan bovendien alsnog worden bevolen dat verdachte van overheidswege wordt verpleegd. In dat geval is de duur van de maatregel zelfs onbegrensd.
Dadelijke uitvoerbaarheid voorwaarden
Gelet op de noodzaak van de behandeling van verdachte, en omdat zonder die behandeling er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend gedraagt jegens een bepaalde persoon of bepaalde personen, zal de rechtbank bevelen dat de tbs-maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Voorlopige hechtenis
De officier van justitie heeft gevorderd dat de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte wordt opgeheven. De rechtbank zal de schorsing van de voorlopige hechtenis niet opheffen, zodat verdachte onder behandeling in de FPA kan blijven tot het moment dat het vonnis onherroepelijk is geworden. In afwachting daarvan wegen de persoonlijke belangen van verdachte zwaarder dan de strafvorderlijke belangen.

9.HERROEPING VOORWAARDELIJKE INVRIJHEIDSTELLING

Verdachte is op 30 maart 2018 door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren met aftrek van het voorarrest (parketnummer 21.002901.17). Op 24 maart 2020 is ter zake voorwaardelijke invrijheidsstelling verleend, die is ingegaan op 18 mei 2020. De beslissing met betrekking tot de voorwaardelijke invrijheidstelling is op 2 april 2020 aan verdachte betekend. De voorwaardelijke invrijheidsstelling betreft een periode van 609 dagen. De officier van justitie heeft op 28 januari 2022 een vordering ingediend tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling, in verband met overtreding van de aan de voorwaardelijke invrijheidsstelling verbonden algemene voorwaarden, te weten het plegen van een nieuw strafbaar feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting de schriftelijke vordering mondeling gewijzigd in die zin dat zij heeft gerekwireerd tot gedeeltelijke toewijzing, te weten voor 300 dagen, gelet op de door haar gevorderde tbs-maatregel met voorwaarden.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, gelet op de door hem bepleite vrijspraak, primair verzocht de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling, omdat niet aan de voorwaarde voor toewijzing is voldaan.
Subsidiair heeft de raadsman verzocht om de vordering af te wijzen, omdat een toewijzing het huidige ingezette hulpverleningstraject zou doorkruisen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat verdachte zich gedurende de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een ernstig nieuw strafbaar feit. De rechtbank ziet geen aanleiding om van de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling af te zien. Wel zal de rechtbank de officier van justitie volgen in de vordering om de voorwaardelijke invrijheidsstelling gedeeltelijk te herroepen voor een duur van 300 dagen. Hierdoor kan verdachte eerder een start maken met de aan hem op te leggen behandeling. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de vordering van de officier van justitie toewijzen en gelasten dat het gedeelte van de vrijheidsstraf dat als gevolg van de toepassing van de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling eerder niet ten uitvoer is gelegd, te weten voor een periode van 300 dagen, alsnog moet worden ondergaan.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 37a, 38, 38a, 63, 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het primair tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het subsidiair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het subsidiair meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
2 (twee) jaren;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- gelast dat verdachte
ter beschikking wordt gestelden stelt daarbij de volgende
voorwaardenbetreffende het gedrag van de ter beschikking gestelde:
  • verdachte maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit;
  • verdachte werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
o verdachte meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is.
o verdachte laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van verdachte vast te stellen.
o verdachte houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om verdachte te helpen bij het naleven van de voorwaarden.
o verdachte helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid.
o verdachte werkt mee aan huisbezoeken.
o verdachte geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners.
o verdachte vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering.
o verdachte werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met betrokkene, als dat van belang is voor het toezicht.
o verdachte zal geen omgang hebben met personen die zijn resocialisatie in gevaar (kunnen) brengen en stelt zich open op, inzake het aangaan van nieuwe relaties of bestaande relaties en heeft geen bezwaar dat deze op ‘gepaste en discrete’ wijze door de reclassering worden gescreend;
  • als de reclassering dat nodig vindt en verdachte (de terbeschikkinggestelde) daarmee instemt, kan verdachte voor een time-out worden opgenomen in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere instelling. Deze time-out duurt totdat de reclassering of verdachte deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar;
  • verdachte gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden, zonder toestemming van de reclassering;
  • verdachte laat zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing.
De opname start aansluitend op detentie. De opname duurt zolang de behandelaar en de reclassering dat nodig vinden. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt.
Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
 verdachte laat zich behandelen door een nog nader te bepalen forensische polikliniek, te bepalen door de reclassering. De behandeling start aansluitend op de klinische opname. De behandeling duurt zolang de behandelaar en de reclassering dat nodig vinden.
Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
 verdachte werkt na ontslag uit de kliniek, indien nodig, mee aan een verblijf in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering.
Het verblijf start na ontslag uit de kliniek. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
  • verdachte gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd;
  • verdachte gebruikt geen alcohol, en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
  • verdachte werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Betrokkene geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
- geeft opdracht aan Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering de verdachte bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
- beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is;
Herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling
  • wijst (gedeeltelijk) toe de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling met parketnummer 21.002901.17 (VI-nummer 99.000476.45);
  • gelast dat de vrijheidsstraf, die als gevolg van de toepassing van de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd, te weten
Dit vonnis is gewezen door mr. H.B.W. Beekman, voorzitter, mrs. I.L. Gerrits en E.G. de Jong, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.T. Feenstra, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 juni 2023.
Mr. I.L. Gerrits is buiten staat om het vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 januari 2022 te Zeewolde, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade van het leven te beroven, een bijtende/zure/chemische stof over het gezicht/hoofd, althans het lichaam, van die [slachtoffer] heeft gegoten/gegooid en/of in de mond van die [slachtoffer] heeft gegoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 januari 2022 te Zeewolde, althans in Nederland, aan [slachtoffer] , opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel, te weten inwendige brandwonden en/of uitwendige brandwonden heeft toegebracht door een bijtende/zure/chemische stof over het gezicht/hoofd, althans het lichaam, van die [slachtoffer] te gieten/gooien en/of in de mond van die [slachtoffer] te gieten.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 17 januari 2022, genummerd 2022014681 (onderzoek VINA), opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 250 (PV VGL (p.1-250) en doorgenummerd 1 tot en met 137 (Aanv PV). Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 159 PV VGL (p. 1-250).
3.Pagina’s 63 tot en met 65 Aanv PV (p. 1-250).
4.Een geschrift, te weten een Geneeskundige verklaring betreffende [slachtoffer] , op 29 april 2022 opgesteld door [A] , zorgverlener, pagina’s 3 en 4.
5.Pagina 91 (p.1-250).
6.Pagina 92 PV VGL (p. 1-250).
7.Pagina 122 Aanv. PV.
8.Pagina 130 Aanv. Pv.
9.Pagina 79.
10.Het door [verbalisant 3] , hoofdagent van politie Midden-Nederland op 7 april 2022 in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, nummer, MD2R022007-65, houdende een uitwerking van verhoor verdachte, pagina 5.
11.Het door [verbalisant 3] , hoofdagent van politie Midden-Nederland op 7 april 2022 in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, nummer, MD2R022007-65, houdende een uitwerking van verhoor verdachte, pagina 6.