4.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Een proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van 2 november 2018, genummerd PL0900-2018271584-1, opgemaakt door de politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 28 e.v. – zakelijk weergegeven:
Op het adres [adres] , [plaats] , werd op donderdag 25 oktober 2018, binnengetreden. De hennepkwekerij bevond zich op de eerste etage.
Kweekruimte 1
In totaal stonden er 168 hennepplanten.
Kweekruimte 2
In totaal stonden er 210 hennepplanten.
De test gaf een positieve reactie, indicatief voor hennep.
Hierbij werd geconstateerd dat de stroomvoorziening ten behoeve van de hennepkwekerij illegaal werd afgenomen. Het bleek dat, de zegel van de klep van de hoofdaansluitkast vals was en verkeerd was geplaatst. Boven de zekeringhouder bleek een illegale aansluiting te zijn gemaakt, die buiten de meter om de hennepkwekerij van stroom voorzag.
Een aangifte van Liander N.V. van 12 juli 2019, doorgenummerde pagina 185 e.v. – zakelijk weergegeven:
De fraudespecialist constateerde op 25 oktober 2018 verboden handelingen aan de elektriciteitsinstallatie. Door de manipulatie werd de afgenomen elektriciteit ten behoeve van de hennepplantage niet via de elektriciteitsmeter geregistreerd. Naar aanleiding van deze inventarisatie en het door Liander N.V ingestelde onderzoek is door mij een berekening gemaakt waaruit blijkt dat er minimaal 1.291.125 kWh illegaal is afgenomen ten behoeve van de hennepplantage.
Een proces-verbaal buurtonderzoek door [verbalisant 2] van 23 november 2018, genummerd PL0900-2018271584-13, opgemaakt door de politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 69 e.v. – zakelijk weergegeven:
Ik zie [verdachte] van nummer [nummer] af en toe. Ik zie haar regelmatig langskomen en dan gaat ze haar bedrijf in, niet lang daarna, ongeveer 10 minuten of iets langer, gaat ze weer weg. Ik zie er nooit klanten of leveranciers voor de deur. Ook zie ik er af en toe een man langskomen, hij is donker getint, misschien wel Surinaams uiterlijk en heeft een bril. Gemiddeld in 4 weken tijd zie je hem 4 tot 5 keer. Het verschilt wanneer hij langskomt, ene keer in de ochtend en een andere weer in de avond.
Een proces-verbaal van bevindingen door [verbalisant 3] van 30 oktober 2018, genummerd PL0900-2018271584-17, opgemaakt door de politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 120 e.v. – zakelijk weergegeven appberichten tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] :
22 februari 2017
[medeverdachte] : 08:02 uur 12/12 kan jij vandaag langs kantoor
[medeverdachte] : 08:02 uur Allebei
[verdachte] : 08:11 uur Ja doe ik, wat is 12/12?
[medeverdachte] : 08:11 uur 1200/1200
30 april 2017
[medeverdachte] : 19:13 uur Moet je naar kantoor vandaag
[verdachte] : 19:14 uur Ben er nu
[medeverdachte] : 19:15 uur Ohhh oke
[verdachte] : 19:15 uur Bijna klaar
[medeverdachte] : 19:15 uur * [medeverdachte] stuurt driemaal een emoticon van een hand met een duim omhoog.
[verdachte] : 19:15 uur Jij hoeft alleen in te stellen, zitten er al in
26 juni 2017
[medeverdachte] : 07:36 uur Kannjij openen
[verdachte] : 07:49 uur Ok
[medeverdachte] : 07:50 uur Van de week moet je wel beginnen met schoonmaken he
[verdachte] : 07:59 uur Zeg maar wanneer
[medeverdachte] : 08:00 uur Woensdag
[verdachte] : 08:00 uur Dan moet het er in zitten
4 juli 2017
[medeverdachte] : 15:53 uur He moppie 1400/1400 doen en ga ik vanavond instellen
[medeverdachte] : 15:54 uur Voor 2 bedoel ik he
27 augustus 2017
[medeverdachte] : 23:36 uur Kan jij morgen kantoor doen rechts 800/800 links 1200/1200 en 500 blauwe dop
[medeverdachte] : 23:36 uur 5 dp –
28 augustus 2018
[verdachte] : 06:46 uur Ok
[medeverdachte] : 07:55 uur Schat zou jij vandaaag of morgen de trailer kunnen verplaatsen
[verdachte] : 07:56 uur Waar naar toe?
[verdachte] : 07:56 uur Is het rolluik gemaakt?
[medeverdachte] : 07:57 uur Nee anders had ik het niet gevraagd hij had nog geen tijd vakantie en
gaat kijken wanneer hij kan
[verdachte] : 07:57 uur Waar moet ik hem dan neerzetten?
[medeverdachte] : 07:58 uur Laat maar ik los het wel anders op
[verdachte] : 07:58 uur Kan hem meer aan de zijkant zetten
[verdachte] : 07:59 uur Als dat helpt
[medeverdachte] : 07:59 uur Nee dat ding moet er even uit dat is de beste oplossing
Een proces-verbaal van bevindingen door [verbalisant 1] van 13 juli 2019, genummerd PL0900-2018271584-33, opgemaakt door de politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 165 e.v. – zakelijk weergegeven:
Op het papiertje uit de natte ruimte is een simpele tekening te zien van de natte ruimte met daarop de twee watertonnen aangeduid met een letter A en een letter B. Een waterton was bedoeld voor de linker kweekruimte en de ander voor de rechter kweekruimte. Onder deze tekening staat de volgende tekst:
'A A 800 B 800 extract 200,= 5 dop (onbekend teken)
600 Fosfaat blauwe dop
B A (onbekend teken) B (onbekend teken) extract 200. 3 dop Groei
Woensdag, spuiten kant A met blauw apparaat.'
Een proces-verbaal van bevindingen door [verbalisant 1] van 13 juli 2019, genummerd PL0900-2018271584-39, opgemaakt door de politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 169 e.v. – zakelijk weergegeven:
Op 25 oktober 2018 werd in de als kantoor ingerichte ruimte een kladblok aangetroffen
met daarop notities. Ik zag op foto 1 en 2 twee vierkanten met daarin de letter A in het ene vierkant en letter B in het andere. Deze weergave leek op een notitie die ik aantrof in de natte ruimte van de kwekerij.
Ik zag op foto 4, 5 en 6 meerdere datums met daar achter getallen. Deze reeks zag ik eerder met behulp van mijn zaklamp en lijken betrekking te hebben op de oogsten van de kwekerij. Dit vermoeden bestaat vooral vanwege het feit dat bij de datum 7-10-2017 het woord “mislukt" staat, het is aannemelijk dat er toen een oogst was mislukt.
Een proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 27 oktober 2018, genummerd PL0900-2018271584-18, opgemaakt door de politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 101 e.v. – zakelijk weergegeven:
V: Wij troffen een kladblok aan met daarin omschrijvingen van ogenschijnlijk klussen
die uitgevoerd moesten worden.
V: Maar u herkend het wel als uw handschrift?
A: Ja.
V: Voor wie was deze informatie bestemd?
A: Ik denk voor [medeverdachte] , maar het zou heel goed kunnen dat het een geheugensteun voor
mezelf naar aanleiding van iets dat ik heb besproken met [medeverdachte] .
Een proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 26 oktober 2018, genummerd PL0900-2018271584-12, opgemaakt door de politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 85 e.v. – zakelijk weergegeven:
V: Bent u de eigenaar van het pand aan de [adres] te [plaats] ?
A: Ja. Ik ben eigenaar van het pand.
V: [medeverdachte] heeft dus ook een sleutel van het pand zei u?A: Ja.V: Wie hebben er nog meer een sleutel van het pand?A: Niemand.
V: Hoe vaak kwam u dan in het bedrijfspand?
A: Ik denk 3 a 4 keer in de week.
Een proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] van 29 november 2018, genummerd PL0900-2018271584-22, opgemaakt door de politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 146 e.v. – zakelijk weergegeven:
V: Waarvoor gebruikte jij het pand aan de [adres] te [plaats] ?
A: Ik kwam er regelmatig om werkzaamheden te bespreken met [verdachte] .
A: Ik heb een sleutel van de voordeur.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Redelijk vermoeden van schuld
De raadsman heeft bepleit dat het binnentreden in het bedrijfspand op 25 oktober 2018 onrechtmatig is geschied, omdat er onvoldoende verdenking bestond van het overtreden van de Opiumwet. Hetgeen vervolgens werd aangetroffen dient als directe vrucht van het onrechtmatige binnentreden uitgesloten te worden van het bewijs. De rechtbank ziet dit anders en overweegt daartoe als volgt.
Voor rechtmatig binnentreden op grond van artikel 9 lid 1 van de Opiumwet is vereist dat er ten aanzien van de te betreden plaats een redelijk vermoeden bestaat dat aldaar gehandeld wordt in strijd met de Opiumwet. Het bestaan daarvan dient te worden vastgesteld op basis van feiten en omstandigheden die bekend zijn op het moment van binnentreden.
Op 11 juli 2018 wordt de auto van medeverdachte gezien bij tuinbouwbedrijf Greenhome. Een bedrijf dat bij de politie bekend staat als
growshop. De medeverdachte parkeerde zijn bestelauto dichtbij een pallet met zakken potgrond. Dit voertuig – dat toen ook al aan medeverdachte toebehoorde – is eind 2015 ook al eens bij Greenhome gezien. Vanuit Greenhome begeeft het voertuig zich naar het pand aan de [adres] in [plaats] . Alle luxaflex en gordijnen aan de bovenzijde van dit pand zijn gesloten. Ook het rolluik beneden is dicht. Nadat medeverdachte het pand is binnengereden, wordt het rolluik opnieuw gesloten. Enige tijd later gaat het rolluik weer omhoog en verlaat de auto het pand.Vervolgens voert de politie op 21 september 2018 een warmtemeting uit op het pand. Uit die meting komt naar voren dat de temperatuur van de overheaddeur ruim 5 graden hoger is dan die van de overheaddeuren van andere panden.
Voornoemde omstandigheden, in onderling verband bezien, zijn naar het oordeel van de rechtbank voldoende om een redelijk vermoeden op te baseren dat in voornoemd pand in strijd wordt gehandeld met de Opiumwet. . Daarmee is de rechtbank van oordeel dat het bewijs op rechtmatige wijze is verkregen en dus in deze strafzaak kan worden gebruikt. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman.
Wetenschap en medeplegen
De raadsman heeft bepleit dat verdachte geen wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van een hennepkwekerij in het pand. Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank met betrekking tot de wetenschap van verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde het volgende af.
Verdachte is de eigenaar van het bedrijfspand waar de hennepkwekerij is aangetroffen. Zij heeft verklaard dat zij daar meerdere keren per week kwam en dat alleen zij en medeverdachte over een sleutel van het pand beschikten. Ook medeverdachte heeft verklaard dat hij regelmatig in het bedrijfspand kwam om werkzaamheden te bespreken of gereedschap op te halen.
Daar komt bij dat de Whatsappberichten tussen verdachte en medeverdachte aan het kweken van hennep zijn te relateren. Dat wordt namelijk geconcludeerd door de verbalisant die de berichten heeft uitgewerkt en aan die berichten duiding heeft gegeven. Verdachte en medeverdachte hebben een andere uitleg voor die berichten niet gegeven.
Voorts is in het kantoor naast de kwekerij een kladblok met notities aangetroffen waarover verdachte heeft verklaard dat deze van haar hand zijn en dat zij op dat kladblok vaak klussen schreef die door [medeverdachte] , medeverdachte, moesten worden uitgevoerd. Het kladblok bevat eveneens een doordrukschrift waarop een tekening te zien is die betrekking heeft op de twee watertonnen in de kweekruimtes. In de natte ruimte van de kwekerij is een papiertje aangetroffen waarop exact diezelfde tekening staat. Onder deze tekening staat de tekst:
A A 800 B 800 extract 200,= 5 dop (onbekend teken)
600 Fosfaat blauwe dop
B A (onbekend teken) B (onbekend teken) extract 200. 3 dop Groei
Woensdag, spuiten kant A met blauw apparaat.
Niet alleen komen de doordruk op het kladblok en de tekening op het papiertje uit de kwekerij overeen. Ook komt de informatie op het papiertje overeen met Whatsappcommunicatie tussen verdachte en medeverdachte (
Kan jij morgen kantoor doen rechts 800/800 links 1200/1200 en 500 blauwe dop).
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat de Whatsappberichten gaan over de (in werking zijnde) hennepkwekerij. Ook volgt uit de berichten dat beiden regelmatig in de kwekerij aanwezig zijn en daar onder meer schoonmaken of voedingsstoffen toedienen.
Verdachte heeft verklaard dat zij het gedeelte van het pand waar de kwekerij is aangetroffen, had verhuurd aan ‘ [naam] ’. De rechtbank acht deze verklaring niet aannemelijk en schuift deze terzijde, omdat de verklaring in het geheel niet nader is onderbouwd door verdachte en geen enkele steun vindt in het dossier.
Uit het voorgaande leidt de rechtbank tevens af dat verdachte de feiten wel degelijk tezamen en in vereniging met medeverdachte heeft gepleegd.
Er is sprake van een nauwe en bewuste samenwerking waarbij beide verdachten in wezen inwisselbare rollen hadden. De rechtbank acht medeplegen dan ook bewezen.
Diefstal elektriciteit
Ook met betrekking tot de diefstal van de elektriciteit is de rechtbank van oordeel dat verdachte dit samen met medeverdachte [medeverdachte] heeft gepleegd. Onder ‘wegnemen’ van een goed als bedoeld in artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht moet worden verstaan het zich verschaffen van de feitelijke heerschappij over het goed dan wel het aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende onttrekken van dat goed. Elektriciteit wordt in deze zin pas ‘weggenomen’ door het verbruik ervan door apparaten of installaties die zijn aangesloten op het elektriciteitsnet. Uit onder meer de Whatsappgesprekken vanaf 22 februari 2017 volgt dat verdachte in ieder geval al op dat moment bij een in werking zijnde hennepkwekerij betrokken was. In deze periode is de stroom ook daadwerkelijk illegaal afgenomen. Uit het dossier volgt geen enkele betrokkenheid van andere personen dan verdachte en medeverdachte.
Gelet op eerdergenoemde concrete gedragingen met betrekking tot de hennepkwekerij is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte zich ook schuldig heeft gemaakt aan het in vereniging wegnemen van de daarbij gebruikte elektriciteit. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte is komen vast te staan. De bijdrage van verdachte aan het tenlastegelegde is naar het oordeel van de rechtbank van zodanig gewicht dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen. Dat verdachte mogelijk niet degene is geweest die de elektra heeft aangelegd, doet daar – gelet op de inwisselbaarheid van rollen van verdachte en medeverdachte – niet aan af.
De rechtbank verwerpt de verweren van de raadsman.
Periode hennepkwekerij (feit 1)
Met betrekking tot de periode overweegt de rechtbank dat het dossier verschillende
Whatsappberichten tussen verdachte en medeverdachte bevat van vóór 6 september 2018, de aanvang van de tenlastegelegde periode. Daarmee acht de rechtbank de onder 1 ten laste gelegde periode wettig en overtuigend bewezen.
Periode stroomdiefstal (feit 2)
Met betrekking tot de pleegperiode van de tenlastegelegde stroomdiefstal overweegt de rechtbank het volgende. Op 25 oktober 2018 wordt een in werking zijnde kwekerij aangetroffen. Onder meer de aangetroffen afvalzakken en hennepresten duiden erop dat de kwekerij enige tijd in gebruik is en dat er één of meerdere oogsten zijn geweest.
Uit de Whatsappgesprekken tussen verdachte en medeverdachte volgt dat op 22 februari 2017 voor het eerst contact is over het toevoegen van voedingsmiddelen. De rechtbank leidt daaruit af dat de hennepkwekerij in ieder geval op die datum al een aantal weken in bedrijf was. Immers moesten op 22 februari 2017 voedingsmiddelen aan de planten worden toegevoegd. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat de kwekerij in ieder geval een aantal weken vóór 22 februari 2017 al in bedrijf was, in ieder geval vanaf 1 februari 2017. De rechtbank stelt daarom vast dat de stroom vanaf omstreeks 1 februari 2017 tot en met 25 oktober 2018, de dag van ontmanteling, is gestolen.
De rechtbank verwerpt het standpunt van de officier van justitie dat voor feit 2 moet worden uitgegaan van een langere pleegperiode. De officier van justitie baseert de pleegperiode onder meer op de (door de producent gegarandeerde) levensduur van de aangetroffen accu’s van de luchtafvoer, de mate van kalkafzetting in de aangetroffen bloempotten, de hoeveelheid stof op de ter plaatse geïnstalleerde koolstoffilters, de vervuiling van de verwerkingsmaterialen (cannacutters en knipscharen), de aangetroffen schriftelijke bescheiden (een kassabon uit 2016 en treinkaartjes uit 2015) en de productiedatum van de aangetroffen lampen en gipsplaten (2013). Hoewel deze omstandigheden in onderlinge samenhang bezien de indruk wekken dat de hennepkwekerij al geruimere tijd in het pand aanwezig was, is de rechtbank van oordeel dat daarmee niet wettig en overtuigend is bewezen dat de hennepkwekerij op 6 januari 2014 in bedrijf is genomen en dat de elektriciteit al vanaf die datum is weggenomen. Evenmin kan met zekerheid worden vastgesteld dat verdachte en diens medeverdachte al vanaf dat moment bij de exploitatie van de hennepkwekerij en de diefstal van de elektriciteit betrokken waren. Tegen deze achtergrond, verwerpt de rechtbank het standpunt van de officier van justitie dat feit 2 bewezen kan worden voor de periode voorafgaand aan de hierboven door de rechtbank geduide pleegperiode.
Op grond van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan – kort gezegd – het samen met medeverdachte opzettelijk telen en aanwezig hebben van hennep in de ten laste gelegde periode (feit 1) en het in vereniging plegen van diefstal van elektriciteit van omstreeks 1 februari 2017 tot en met 25 oktober 2018 (feit 2).