ECLI:NL:RBMNE:2023:2789

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 juni 2023
Publicatiedatum
13 juni 2023
Zaaknummer
16/177831-21 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het medeplegen van het telen en aanwezig hebben van hennepplanten en diefstal van elektriciteit in vereniging

Op 14 juni 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het telen van hennepplanten en diefstal van elektriciteit. De verdachte werd beschuldigd van het telen van 378 hennepplanten in een pand te Hilversum en het stelen van elektriciteit van Liander N.V. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen in de periode van 6 januari 2014 tot en met 25 oktober 2018 deze feiten heeft gepleegd. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat de politie onrechtmatig het pand was binnengetreden, en oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de rechtmatigheid van het binnentreden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachte een nauwe en bewuste samenwerking hadden bij het telen van de hennep en het stelen van elektriciteit. De rechtbank legde een geheel voorwaardelijke taakstraf van 150 uren op, met inachtneming van de overschrijding van de redelijke termijn. De benadeelde partij, Liander N.V., werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat de rechtbank onvoldoende informatie had om het schadebedrag vast te stellen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/177831-21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 14 juni 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1963] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[adres] te [woonplaats]
(hierna: verdachte)

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 27 mei 2022, 8 december 2022 en 24 mei 2023. Het onderzoek ter terechtzitting is op 31 mei 2023 gesloten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.C.M. Beneken genaamd Kolmer en van hetgeen mr. M.L. van Gessel, advocaat te Amsterdam, namens verdachte, naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er in het kort op neer dat verdachte:
Feit 1:
in de periode van 6 januari 2014 tot en met 25 oktober 2018 te Hilversum samen met anderen een hoeveelheid stroom van Liander N.V. heeft gestolen door middel van braak of verbreking;
Feit 2:
in de periode van 6 september 2018 tot en met 25 oktober 2018 in een pand aan de [adres] te [plaats] , samen met anderen, opzettelijk 378 hennepplanten heeft geteeld of aanwezig heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de politie op 25 oktober 2018 rechtmatig het pand aan de [straat] in [plaats] is binnen getreden. De officier van justitie acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft om verschillende redenen vrijspraak bepleit van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. Primair heeft de raadsman aangevoerd dat onrechtmatig in het bedrijfspand is binnengetreden, nu geen sprake was van een redelijk vermoeden van schuld. De raadsman stelt dat daarmee sprake is van een onherstelbaar vormverzuim dat moet leiden tot bewijsuitsluiting van alle belastende stukken in het dossier die zien op hetgeen in het betreffende pand is aangetroffen en dus tot integrale vrijspraak.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman subsidiair vrijspraak bepleit omdat verdachte geen wetenschap had van de aanwezigheid van de kwekerij in het bedrijfspand. Meer subsidiair heeft de raadsman verzocht verdachte van feit 2 vrij te spreken omdat hij niet als medepleger kan worden aangemerkt.
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman subsidiair verzocht verdachte vrij te spreken omdat hij geen betrokkenheid heeft gehad bij diefstal van elektriciteit en ook niet als medepleger kan worden aangemerkt. Meer subsidiair is verzocht de pleegperiode te beperken tot omstreeks 25 oktober 2018.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Een proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van 2 november 2018, genummerd PL0900-2018271584-1, opgemaakt door de politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 28 e.v. – zakelijk weergegeven:
Op het adres [adres] , [plaats] , werd op donderdag 25 oktober 2018, binnengetreden. De hennepkwekerij bevond zich op de eerste etage. [2]
Kweekruimte 1
In totaal stonden er 168 hennepplanten. [3]
Kweekruimte 2
In totaal stonden er 210 hennepplanten.
De test gaf een positieve reactie, indicatief voor hennep. [4]
Hierbij werd geconstateerd dat de stroomvoorziening ten behoeve van de hennepkwekerij illegaal werd afgenomen. Het bleek dat, de zegel van de klep van de hoofdaansluitkast vals was en verkeerd was geplaatst. Boven de zekeringhouder bleek een illegale aansluiting te zijn gemaakt, die buiten de meter om de hennepkwekerij van stroom voorzag. [5]
Een aangifte van Liander N.V. van 12 juli 2019, doorgenummerde pagina 185 e.v. – zakelijk weergegeven:
De fraudespecialist constateerde op 25 oktober 2018 verboden handelingen aan de elektriciteitsinstallatie. Door de manipulatie werd de afgenomen elektriciteit ten behoeve van de hennepplantage niet via de elektriciteitsmeter geregistreerd. Naar aanleiding van deze inventarisatie en het door Liander N.V ingestelde onderzoek is door mij een berekening gemaakt waaruit blijkt dat er minimaal 1.291.125 kWh illegaal is afgenomen ten behoeve van de hennepplantage. [6]
Een proces-verbaal buurtonderzoek door [verbalisant 2] van 23 november 2018, genummerd PL0900-2018271584-13, opgemaakt door de politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 69 e.v. – zakelijk weergegeven:
Ik zie [medeverdachte] van nummer [nummer] af en toe. Ik zie haar regelmatig langskomen en dan gaat ze haar bedrijf in, niet lang daarna, ongeveer 10 minuten of iets langer, gaat ze weer weg. Ik zie er nooit klanten of leveranciers voor de deur. Ook zie ik er af en toe een man langskomen, hij is donker getint, misschien wel Surinaams uiterlijk en heeft een bril. Gemiddeld in 4 weken tijd zie je hem 4 tot 5 keer. Het verschilt wanneer hij langskomt, ene keer in de ochtend en een andere weer in de avond. [7]
Een proces-verbaal van bevindingen door [verbalisant 3] van 30 oktober 2018, genummerd PL0900-2018271584-17, opgemaakt door de politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 120 e.v. – met betrekking tot appberichten tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] , zakelijk weergegeven:
22 februari 2017 [8]
[verdachte] : 08:02 uur 12/12 kan jij vandaag langs kantoor
[verdachte] : 08:02 uur Allebei
[medeverdachte] : 08:11 uur Ja doe ik, wat is 12/12?
[verdachte] : 08:11 uur 1200/1200 [9]
30 april 2017
[verdachte] : 19:13 uur Moet je naar kantoor vandaag
[medeverdachte] : 19:14 uur Ben er nu
[verdachte] : 19:15 uur Ohhh oke
[medeverdachte] : 19:15 uur Bijna klaar
[verdachte] : 19:15 uur * [verdachte] stuurt driemaal een emoticon van een hand met een duim omhoog.
[medeverdachte] : 19:15 uur Jij hoeft alleen in te stellen, zitten er al in [10]
26 juni 2017
[verdachte] : 07:36 uur Kannjij openen
[medeverdachte] : 07:49 uur Ok
[verdachte] : 07:50 uur Van de week moet je wel beginnen met schoonmaken he
[medeverdachte] : 07:59 uur Zeg maar wanneer
[verdachte] : 08:00 uur Woensdag
[medeverdachte] : 08:00 uur Dan moet het er in zitten
4 juli 2017
[verdachte] : 15:53 uur He moppie 1400/1400 doen en ga ik vanavond instellen
[verdachte] : 15:54 uur Voor 2 bedoel ik he [11]
27 augustus 2017
[verdachte] : 23:36 uur Kan jij morgen kantoor doen rechts 800/800 links 1200/1200 en 500 blauwe dop
[verdachte] : 23:36 uur 5 dp – [12]
28 augustus 2018
[medeverdachte] : 06:46 uur Ok
[verdachte] : 07:55 uur Schat zou jij vandaaag of morgen de trailer kunnen verplaatsen
[medeverdachte] : 07:56 uur Waar naar toe?
[medeverdachte] : 07:56 uur Is het rolluik gemaakt?
[verdachte] : 07:57 uur Nee anders had ik het niet gevraagd hij had nog geen tijd vakantie en
gaat kijken wanneer hij kan
[medeverdachte] : 07:57 uur Waar moet ik hem dan neerzetten?
[verdachte] : 07:58 uur Laat maar ik los het wel anders op
[medeverdachte] : 07:58 uur Kan hem meer aan de zijkant zetten
[medeverdachte] : 07:59 uur Als dat helpt
[verdachte] : 07:59 uur Nee dat ding moet er even uit dat is de beste oplossing [13]
Een proces-verbaal van bevindingen door [verbalisant 1] van 13 juli 2019, genummerd PL0900-2018271584-33, opgemaakt door de politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 165 e.v. – zakelijk weergegeven:
Op het papiertje uit de natte ruimte is een simpele tekening te zien van de natte ruimte met daarop de twee watertonnen aangeduid met een letter A en een letter B. Een waterton was bedoeld voor de linker kweekruimte en de ander voor de rechter kweekruimte. Onder deze tekening staat de volgende tekst:
'A A 800 B 800 extract 200,= 5 dop (onbekend teken)
600 Fosfaat blauwe dop
B A (onbekend teken) B (onbekend teken) extract 200. 3 dop Groei
Woensdag, spuiten kant A met blauw apparaat.' [14]
Een proces-verbaal van bevindingen door [verbalisant 1] van 13 juli 2019, genummerd PL0900-2018271584-39, opgemaakt door de politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 169 e.v. – zakelijk weergegeven:
Op 25 oktober 2018 werd in de als kantoor ingerichte ruimte een kladblok aangetroffen
met daarop notities. Ik zag op foto 1 en 2 twee vierkanten met daarin de letter A in het ene vierkant en letter B in het andere. Deze weergave leek op een notitie die ik aantrof in de natte ruimte van de kwekerij.
Ik zag op foto 4, 5 en 6 meerdere datums met daar achter getallen. Deze reeks zag ik eerder met behulp van mijn zaklamp en lijken betrekking te hebben op de oogsten van de kwekerij. Dit vermoeden bestaat vooral vanwege het feit dat bij de datum 7-10-2017 het woord “mislukt" staat, het is aannemelijk dat er toen een oogst was mislukt. [15]
Een proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] van 27 oktober 2018, genummerd PL0900-2018271584-18, opgemaakt door de politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 101 e.v. – zakelijk weergegeven:
V: Wij troffen een kladblok aan met daarin omschrijvingen van ogenschijnlijk klussen
die uitgevoerd moesten worden.
V: Maar u herkend het wel als uw handschrift?
A: Ja.
V: Voor wie was deze informatie bestemd?
A: Ik denk voor [verdachte] , maar het zou heel goed kunnen dat het een geheugensteun voor
mezelf naar aanleiding van iets dat ik heb besproken met [verdachte] . [16]
Een proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] van 26 oktober 2018, genummerd PL0900-2018271584-12, opgemaakt door de politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 85 e.v. – zakelijk weergegeven:
V: Bent u de eigenaar van het pand aan de [adres] te [plaats] ?
A: Ja. Ik ben eigenaar van het pand. [17]
V: [verdachte] heeft dus ook een sleutel van het pand zei u?A: Ja.V: Wie hebben er nog meer een sleutel van het pand?A: Niemand.
V: Hoe vaak kwam u dan in het bedrijfspand?
A: Ik denk 3 a 4 keer in de week. [18]
Een proces-verbaal van verhoor verdachte De [verdachte] van 29 november 2018, genummerd PL0900-2018271584-22, opgemaakt door de politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 146 e.v. – zakelijk weergegeven:
V: Waarvoor gebruikte jij het pand aan de [adres] te [plaats] ?
A: Ik kwam er regelmatig om werkzaamheden te bespreken met [medeverdachte] . [19]
A: Ik heb een sleutel van de voordeur. [20]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverwegingen
Redelijk vermoeden van schuld
De raadsman heeft bepleit dat het binnentreden in het bedrijfspand op 25 oktober 2018 onrechtmatig is geschied, omdat er onvoldoende verdenking bestond van het overtreden van de Opiumwet. Hetgeen vervolgens werd aangetroffen dient als directe vrucht van het onrechtmatige binnentreden uitgesloten te worden van het bewijs. De rechtbank ziet dit anders en overweegt daartoe als volgt.
Voor rechtmatig binnentreden op grond van artikel 9 lid 1 van de Opiumwet is vereist dat er ten aanzien van de te betreden plaats een redelijk vermoeden bestaat dat aldaar gehandeld wordt in strijd met de Opiumwet.. Het bestaan daarvan dient te worden vastgesteld op basis van feiten en omstandigheden die bekend zijn op het moment van binnentreden.
Op 11 juli 2018 wordt de auto van verdachte gezien bij tuinbouwbedrijf Greenhome. Een bedrijf dat bij de politie bekend staat als
growshop. Verdachte parkeerde zijn auto dichtbij een pallet met zakken potgrond. Zijn voertuig is eind 2015 ook al eens bij Greenhome gezien. Vanuit Greenhome begeeft het voertuig zich naar het pand aan de [adres] in [plaats] . Alle luxaflex en gordijnen aan de bovenzijde van dit pand zijn gesloten. Ook het rolluik beneden is dicht. Nadat verdachte het pand is binnengereden, wordt het rolluik opnieuw gesloten. Enige tijd later gaat het rolluik weer omhoog en verlaat de auto het pand. [21] Vervolgens voert de politie op 21 september 2018 een warmtemeting uit op het pand. Uit die meting komt naar voren dat de temperatuur van de overheaddeur ruim 5 graden hoger is dan die van de overheaddeuren van andere panden. [22]
Voornoemde omstandigheden, in onderling verband bezien zijn naar het oordeel van de rechtbank voldoende om een redelijk vermoeden op te baseren dat in voornoemd pand in strijd wordt gehandeld met de Opiumwet. Daarmee is de rechtbank van oordeel dat het bewijs op rechtmatige wijze is verkregen en dus in deze strafzaak kan worden gebruikt. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman.
Wetenschap en medeplegen
De raadsman heeft bepleit dat verdachte geen wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van een hennepkwekerij in het pand. Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank met betrekking tot de wetenschap van verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde het volgende af.
Verdachte heeft verklaard dat hij regelmatig in het pand kwam waar de hennepkwekerij werd aangetroffen. Hij kwam daar om werkzaamheden met [medeverdachte] , medeverdachte, te bespreken. Medeverdachte heeft verklaard dat alleen zij en verdachte over een sleutel van het pand beschikten en dat zij meermalen per week in het bedrijfspand kwam.
Daar komt bij dat de Whatsappberichten tussen verdachte en medeverdachte aan het kweken van hennep zijn te relateren. Dat wordt namelijk geconcludeerd door de verbalisant die de berichten heeft uitgewerkt en aan die berichten duiding heeft gegeven. Verdachte en medeverdachte hebben een andere uitleg voor die berichten niet gegeven.
Voorts is in het kantoor naast de kwekerij een kladblok met notities aangetroffen waarover medeverdachte heeft verklaard dat deze van haar hand zijn en dat zij op dat kladblok vaak klussen schreef die door verdachte moesten worden uitgevoerd. Het kladblok bevat eveneens een doordrukschrift waarop een tekening te zien is die betrekking heeft op de twee watertonnen in de kweekruimtes. In de natte ruimte van de kwekerij is een papiertje aangetroffen waarop exact diezelfde tekening staat. Onder deze tekening staat de tekst:
A A 800 B 800 extract 200,= 5 dop (onbekend teken)
600 Fosfaat blauwe dop
B A (onbekend teken) B (onbekend teken) extract 200. 3 dop Groei
Woensdag, spuiten kant A met blauw apparaat.
Niet alleen komen de doordruk op het kladblok en de tekening op het papiertje uit de kwekerij overeen. Ook komt de informatie op het papiertje overeen met Whatsappcommunicatie tussen verdachte en medeverdachte (
Kan jij morgen kantoor doen rechts 800/800 links 1200/1200 en 500 blauwe dop).
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat de Whatsappberichten gaan over de (in werking zijnde) hennepkwekerij.. Ook volgt uit de berichten dat beiden regelmatig in de kwekerij aanwezig zijn en daar onder meer schoonmaken of voedingsstoffen toedienen.
Medeverdachte heeft verklaard dat zij het gedeelte van het pand waar de kwekerij is aangetroffen, had verhuurd aan ‘ [naam] ’. De rechtbank acht deze verklaring niet aannemelijk en schuift deze terzijde, omdat de verklaring in het geheel niet nader onderbouwd is en bovendien geen enkele steun vindt in het dossier.
Uit het voorgaande leidt de rechtbank tevens af dat verdachte de feiten wel degelijk tezamen en in vereniging met medeverdachte heeft gepleegd.
Er is sprake van een nauwe en bewuste samenwerking waarbij beide verdachten in wezen inwisselbare rollen hadden. De rechtbank acht medeplegen dan ook bewezen.
Diefstal elektriciteit
Ook met betrekking tot de diefstal van de elektriciteit is de rechtbank van oordeel dat verdachte dit samen met medeverdachte [medeverdachte] heeft gepleegd. Onder ‘wegnemen’ van een goed als bedoeld in artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht moet worden verstaan het zich verschaffen van de feitelijke heerschappij over het goed dan wel het aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende onttrekken van dat goed. Elektriciteit wordt in deze zin pas ‘weggenomen’ door het verbruik ervan door apparaten of installaties die zijn aangesloten op het elektriciteitsnet. Uit onder meer de Whatsappgesprekken vanaf 22 februari 2017 volgt dat verdachte in ieder geval al op dat moment bij een in werking zijnde hennepkwekerij betrokken was. In deze periode is de stroom ook daadwerkelijk illegaal afgenomen. Uit het dossier volgt geen enkele betrokkenheid van andere personen dan verdachte en medeverdachte. Verdachte heeft blijkens het dossier bovendien de vaardigheden om elektra aan te leggen.
Gelet op eerdergenoemde concrete gedragingen met betrekking tot de hennepkwekerij is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte zich ook schuldig heeft gemaakt aan het in vereniging wegnemen van de daarbij gebruikte elektriciteit. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte is komen vast te staan. De bijdrage van verdachte aan het tenlastegelegde is naar het oordeel van de rechtbank van zodanig gewicht dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen.
De rechtbank verwerpt de verweren van de raadsman.
Periode hennepkwekerij (feit 2)
Met betrekking tot de periode overweegt de rechtbank dat het dossier verschillende
Whatsappberichten tussen verdachte en medeverdachte bevat van vóór 6 september 2018, de aanvang van de tenlastegelegde periode. Daarmee acht de rechtbank de onder 2 ten laste gelegde periode wettig en overtuigend bewezen.
Periode stroomdiefstal (feit 1)
Met betrekking tot de pleegperiode van de tenlastegelegde stroomdiefstal overweegt de rechtbank het volgende. Op 25 oktober 2018 wordt een in werking zijnde kwekerij aangetroffen. Onder meer de aangetroffen afvalzakken en hennepresten duiden erop dat de kwekerij enige tijd in gebruik is en dat er één of meerdere oogsten zijn geweest.
Uit de Whatsappgesprekken tussen verdachte en medeverdachte volgt dat op 22 februari 2017 voor het eerst contact is over het toevoegen van voedingsmiddelen. De rechtbank leidt daaruit af dat de hennepkwekerij in ieder geval op die datum al een aantal weken in bedrijf was. Immers moesten op 22 februari 2017 voedingsmiddelen aan de planten worden toegevoegd. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat de kwekerij in ieder geval een aantal weken vóór 22 februari 2017 al in bedrijf was, in ieder geval vanaf 1 februari 2017. De rechtbank stelt daarom vast dat de stroom vanaf omstreeks 1 februari 2017 tot en met 25 oktober 2018, de dag van ontmanteling, is gestolen.
De rechtbank verwerpt het standpunt van de officier van justitie dat voor feit 2 moet worden uitgegaan van een langere pleegperiode. De officier van justitie baseert de pleegperiode onder meer op de (door de producent gegarandeerde) levensduur van de aangetroffen accu’s van de luchtafvoer, de mate van kalkafzetting in de aangetroffen bloempotten, de hoeveelheid stof op de ter plaatse geïnstalleerde koolstoffilters, de vervuiling van de verwerkingsmaterialen (cannacutters en knipscharen), de aangetroffen schriftelijke bescheiden (een kassabon uit 2016 en treinkaartjes uit 2015) en de productiedatum van de aangetroffen lampen en gipsplaten (2013). Hoewel deze omstandigheden in onderlinge samenhang bezien de indruk wekken dat de hennepkwekerij al geruimere tijd in het pand aanwezig was, is de rechtbank van oordeel dat daarmee niet wettig en overtuigend is bewezen dat de hennepkwekerij op 6 januari 2014 in bedrijf is genomen en dat de elektriciteit al vanaf die datum is weggenomen. Evenmin kan met zekerheid worden vastgesteld dat verdachte en diens medeverdachte al vanaf dat moment bij de exploitatie van de hennepkwekerij en de diefstal van de elektriciteit betrokken waren. Tegen deze achtergrond, verwerpt de rechtbank het standpunt van de officier van justitie dat feit 2 bewezen kan worden voor de periode voorafgaand aan de hierboven door de rechtbank geduide pleegperiode.
Op grond van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan – kort gezegd – het samen met medeverdachte opzettelijk telen en aanwezig hebben van hennep in de ten laste gelegde periode (feit 2) en het in vereniging plegen van diefstal van elektriciteit van omstreeks 1 februari 2017 tot en met 25 oktober 2018 (feit 1).

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1:
omstreeks de periode van 1 februari 2017 tot en met 25 oktober 2018 te Hilversum , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, een hoeveelheid elektrische energie, die geheel aan Liander N.V. toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader die weg te nemen energie onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking;
Feit 2:
in de periode van 6 september 2018 tot en met 25 oktober 2018 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk heeft geteeld en opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres] ) een hoeveelheid van 378 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
Feit 2:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B en C van de Opiumwet gegeven verbod.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een taakstraf van 100 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 50 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om, in het geval van een strafoplegging, te volstaan met een geheel voorwaardelijke straf vanwege de forse schending van de redelijke termijn.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het samen met een medeverdachte telen van een grote hoeveelheid hennepplanten in een bedrijfspand. De elektriciteitsaansluiting was gemanipuleerd om op die manier buiten de meter om elektriciteit af te kunnen nemen.
Hennep is een verdovend middel waarvan het gebruik schadelijk kan zijn voor de volksgezondheid. De handel in hennep kan daarnaast leiden tot verschillende vormen van criminaliteit. Door het telen van hennep kunnen gemakkelijk onveilige en brandgevaarlijke situaties ontstaan door de grote hoeveelheid aangebrachte apparatuur in een daarvoor niet geschikte ruimte en door de manipulatie van elektrische installaties.
De persoon van verdachte
De rechtbank constateert dat verdachte ten aanzien van de tenlastegelegde feiten als
first offenderdient te worden aangemerkt. Bovendien is verdachte nadat hij voor onderhavige strafbare feiten is verhoord, niet meer met politie en justitie in aanraking gekomen.
De straf
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Hierin wordt voor een hennepkwekerij van 100 tot 500 planten een taakstraf van 120 uren en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand als uitgangspunt genomen.
Daarnaast neemt de rechtbank bij de straftoemeting de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) in aanmerking. Als uitgangspunt geldt dat binnen een termijn van twee jaar na aanvang van de redelijke termijn vonnis dient te worden gewezen. In deze zaak gaat de rechtbank uit van het moment waarop verdachte door de politie als verdachte is gehoord als het moment dat de redelijke termijn is aangevangen, te weten op 29 november 2018. Tussen die datum en de datum van het vonnis – 14 juni 2023 – ligt een periode die de redelijke termijn met ruim 2,5 jaar overschrijdt. Dit tijdsverloop is niet aan verdachte te wijten, terwijl hij de negatieve consequenties ervan wel heeft moeten ondervinden. De rechtbank zal hiermee in strafverminderende zin rekening houden.
Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke taakstraf of gevangenisstraf niet langer op zijn plaats is. De rechtbank wijkt daarmee af van de eis van de officier van justitie.. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een geheel voorwaardelijke taakstraf van 150 uur (subsidiair 75 dagen vervangende hechtenis) met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden is.

9.BENADEELDE PARTIJ

Liander N.V. heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en heeft aanvankelijk een bedrag van € 86.372,17 aan materiële schade gevorderd met daarbij de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Nadat door [bedrijf] B.V. (waarvan medeverdachte bestuurder is) een bedrag van € 25.000,00 is betaald, heeft Liander N.V. het schadebedrag op 24 mei 2022 naar beneden bijgesteld.
Liander N.V. vordert in deze strafzaak daarom nog een bedrag van € 61.372,17. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht het bedrag van € 61.372,17 geheel toe te wijzen en de betalingsverplichting hoofdelijk aan beide verdachten op te leggen, zodat zowel verdachte als medeverdachte voor dit bedrag kunnen worden aangesproken.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft over de vordering benadeelde partij geen standpunt ingenomen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde een kortere periode bewezenverklaard dan de periode waar de vordering van Liander N.V. op ziet. Gelet hierop en mede in acht genomen dat een gedeelte van het totale schadebedrag reeds door [bedrijf] B.V. is voldaan, heeft de rechtbank onvoldoende informatie om een nieuwe berekening te maken van het schadebedrag en zij acht het een onevenredige belasting van het strafgeding om de benadeelde partij een nieuwe berekening van de toewijsbare schade te laten opstellen. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zullen kosten worden gecompenseerd, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57, 63, 311 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 3 en 11 van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 150 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 75 dagen hechtenis;
- bepaalt dat de taakstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van twee (2) jaren vast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Benadeelde partij Liander N.V.
  • verklaart Liander N.V. niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.P.J. Janssens, voorzitter, mrs. J. Edgar en B. Vis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.G. Emsbroek, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 juni 2023.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 6 januari 2014 tot en met 25 oktober 2018 te Hilversum, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid stroom/elektrische energie, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Liander N.V., in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen stroom/energie onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
2.
hij in of omstreeks de periode van 6 september 2018 tot en met 25 oktober 2018 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 378 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
( art 11 lid 2 Opiumwet, art 3 ahf/ond B Opiumwet, art 3 ahf/ond C Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 9 juni 2021, genummerd PL0900-2019207384, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 217. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 28.
3.Pagina 32.
4.Pagina 33.
5.Pagina 34.
6.Pagina 186.
7.Pagina 69.
8.Pagina 120.
9.Pagina 122.
10.Pagina 124.
11.Pagina 127.
12.Pagina 129.
13.Pagina 136.
14.Pagina 165.
15.Pagina 169.
16.Pagina 105.
17.Pagina 87.
18.Pagina 90.
19.Pagina 149.
20.Pagina 150.
21.Proces verbaal van bevindingen van 11 juli 2018, genummerd PL1300-2018139812-2, opgemaakt door de politie eenheid Amsterdam, doorgenummerde pagina 10 e.v.
22.Proces-verbaal van bevindingen van 30 september 2018, genummerd PL0900-2018271584-3, opgemaakt door de politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 19.