ECLI:NL:RBMNE:2023:2787

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 juni 2023
Publicatiedatum
13 juni 2023
Zaaknummer
542880
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de montage van houten gevelbekleding en aansprakelijkheid van de aannemer

In deze zaak gaat het om een geschil tussen [eiseres] en [gedaagde] B.V. over de montage van houten gevelbekleding aan de woning van [eiseres]. [eiseres] stelt dat de gevelbekleding verkeerd is aangebracht, wat heeft geleid tot lekkages en andere gebreken. [gedaagde] betwist dit en stelt dat [eiseres] zelf de instructies heeft gegeven voor de montage. De rechtbank heeft vastgesteld dat [gedaagde] de woning en het bijgebouw heeft gebouwd zonder een schriftelijke overeenkomst, maar op basis van offertes. Tijdens de procedure zijn verschillende rapporten van deskundigen over de kwaliteit van het werk ingediend. De rechtbank oordeelt dat [gedaagde] grotendeels gelijk heeft, maar dat er wel enkele gebreken zijn die hersteld moeten worden. De rechtbank heeft [gedaagde] veroordeeld tot herstel van de gebreken aan de gevelbekleding en de lekkages in de serre, maar heeft andere vorderingen van [eiseres] afgewezen. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Team Handel
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: C/16/542880 HA ZA 22-419
Vonnis van 14 juni 2023
in de zaak van:
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat: mr. M. Struik te Veldhoven,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
advocaat: mr. R. Reumkens te IJsselstein.
Partijen worden hierna genoemd [eiseres] en [gedaagde] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de akte overlegging producties van [eiseres] , binnengekomen op 2 augustus 2022;
- de conclusie van antwoord met producties;
- de akte van [eiseres] met producties, binnengekomen op 7 april 2023;
- de akte van [gedaagde] met producties, binnengekomen op 14 april 2023;
- de mondelinge behandeling van 25 april 2023, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt, en de spreekaantekeningen van partijen.
1.2.
Ten slotte is bepaald dat er een vonnis zal worden uitgesproken.

2.Waar het in deze zaak over gaat

De kern van het geschil en het oordeel van de rechtbank

2.1.
[gedaagde] heeft de woning van [eiseres] en het daarbij behorende bijgebouw gebouwd en voorzien van houten gevelbekleding. [eiseres] stelt dat de houten bekleding met de verkeerde zijde tegen de gevelwand is aangebracht en dat dit schadelijk kan zijn voor het hout. Ook is er sprake van lekkages in de woning volgens [eiseres] . [eiseres] vordert [gedaagde] te veroordelen tot het verwijderen en opnieuw aanbrengen van de gevelbekleding met nieuwe houten bekleding en de lekkages te herstellen. [gedaagde] betwist dat er sprake is van een gebrek, omdat [eiseres] zelf de instructie heeft gegeven om het hout op deze wijze te monteren en de montagewijze geen invloed heeft op de levensduur van het hout. De oorzaak van de lekkages wordt ook betwist door [gedaagde] . De rechtbank geeft [gedaagde] grotendeels gelijk. Zij hoeft de gevelbekleding niet te verwijderen, maar moet wel de schroeven en de aansluiting op de deklat opnieuw monteren. Ook moet [gedaagde] één van de lekkages herstellen.
Wat is er gebeurd?
2.2.
[gedaagde] heeft de woning van [eiseres] (hierna: de woning) en het daarbij behorende bijgebouw (hierna: het bijgebouw) gebouwd, gelegen aan de [adres 1] [woonplaats] . Aan deze overeenkomst van aanneming van werk ligt geen schriftelijke overeenkomst ten grondslag. Er zijn door [gedaagde] alleen offertes gestuurd.
2.3.
[gedaagde] heeft voor de overeengekomen werkzaamheden 3 facturen verstuurd naar [eiseres] voor een totaalbedrag van € 133.100,- (inclusief btw). Daarnaast heeft [gedaagde] 3 facturen verstuurd naar [bedrijf] B.V. (hierna: [bedrijf] ) voor een totaalbedrag van € 174.240,- (inclusief btw). Alle facturen zijn voldaan.
2.4.
De woning en het bijgebouw zijn door [gedaagde] voorzien van Siberisch Lariks houten gevelbekleding. Het hout is geleverd door de houthandel [leverancier] (hierna: [leverancier] ).
2.5.
[gedaagde] heeft [leverancier] voorafgaand aan de werkzaamheden advies gevraagd over de wijze waarop het hout aangebracht dient te worden. Op 23 oktober 2020 stuurt [leverancier] een e-mailbericht met [eiseres] in de CC. In dit e-mailbericht staat – voor zover voor deze zaak van belang – onder meer het volgende:

Beste [A] , Zoals gisteren telefonisch besproken is het advies: (…) Let op bij het schroeven, indringing van de koppen mag niet, de kop moet gelijk liggen met het oppervlak. (…) De gevelbekleding zou alleen een esthetische functie moeten verkrijgen volgens oorspronkelijke toepassing van aanvraag, en heeft geen constructieve of beschermende functie (…).
2.6.
Op 10 december 2020 stuurt [leverancier] een e-mailbericht naar [gedaagde] , waarin onder meer – voor zover voor deze zaak van belang – het volgende staat:

Beste [A] en [B] , Ik ben vanmiddag uit belangstelling even gestopt bij het project van [eiseres] in [woonplaats] . (…) Wat het meeste opvalt is dat alle gevelbekleding verkeerd om en dus niet juist gemonteerd is, de fijnbezaagde zichtzijde is in de ‘spouw’ verdwenen en de achterzijde is nu naar buiten gericht. Wij hebben juist met zorg alle zichtzijden fijnbezaagd, naast de esthetische waarde/wens is dit ook erg belangrijk in de toepassing van deze houtsoort met betrekking tot o.a. raising grain. Daarnaast valt op dat er weinig is gekeken naar een vaste verdeling in afstand onderling, en zijn de schroeven over het algemeen met veel te veel indringing in het houtoppervlak aangebracht (…).
2.7.
Bij brief van 26 januari 2021 houdt [eiseres] het standpunt van [leverancier] aan [gedaagde] voor en stelt zij [gedaagde] aansprakelijk voor de tekortkomingen in de uitvoering van het werk. Daarnaast waarschuwt zij [gedaagde] voor eventuele toekomstige lekkages.
2.8.
[eiseres] heeft [adviesbureau 1] (hierna: [adviesbureau 1] ) benaderd om de kwaliteit van de door [gedaagde] uitgevoerde werkzaamheden te beoordelen. Op 25 maart 2021 heeft het deskundigenonderzoek plaatsgevonden. De bevindingen van dit onderzoek zijn uiteengezet in het rapport van 15 juni 2021 (hierna: het rapport). In het rapport staat – voor zover voor deze zaak van belang – het volgende:

(…) Op enig moment is er, vlak voor de start van het monteren van de houten gevelbekleding, door de timmerman van [gedaagde] gevraagd welke zijde mevr. [eiseres] aan de buitenzijde zou willen hebben. De timmerman geeft hierbij aan dat mevr. [eiseres] hierbij de gladde zijde heeft aangewezen. Mevrouw [eiseres] geeft aan dat zij in dit gesprek heeft aangegeven dat zij de mooie zijde aan de buitenkant wil.(…) Onderstaande onderzoeksvragen zijn gesteld ter beantwoording na uitvoering van de expertise: (…) 2. Zo ja, welke gebreken zijn dit? De uitvoering en bevestiging van de houten dak- en gevelbekleding. Met de geconstateerde afwijkingen is de conclusie dat de houten gevelbekleding niet conform de BRL, montagevoorschriften leverancier en goed en deugdelijk werk is verwerkt en aangebracht. De geconstateerde gebreken zijn dusdanig dat de uitvoering van het gehele houten dak- en gevelbekleding een bouwgebrek betreft. De lekkage in de serre welke optreed bij een stevige noordoosten wind. De lekkage bij de Velux-dakramen. Constructief afwijkend bouwen van het casco.(…)
De kosten voor het herstel van de in het rapport genoemde gebreken worden door [adviesbureau 1] begroot op € 132.904,60 (inclusief btw).
2.9.
Het rapport is op 2 juli 2021 per brief naar [gedaagde] gestuurd. [eiseres] heeft [gedaagde] in deze brief gesommeerd om de in het rapport genoemde gebreken te herstellen. [gedaagde] heeft niet gereageerd op deze brief.
2.10.
[gedaagde] heeft haar eigen werk op 9 december 2021 technisch laten keuren door [adviesbureau 2] (hierna: [adviesbureau 2] ). Bij het onderzoek waren [eiseres] en [adviesbureau 1] aanwezig. De bevindingen van [adviesbureau 2] zijn neergelegd in het rapport van 6 januari 2022 (hierna: het contra rapport). In het contra rapport staat – voor zover voor deze zaak van belang – het volgende:

(…) Voor zover ondergetekende heeft begrepen heeft de wens van mevrouw [eiseres] er uit bestaan dat de gladde zijde van de planken waarmee de gevel is bekleed, naar de buitenzijde te plaatsen. Volgens de leverancier van het hout had dit niet gemogen waardoor het feit dat de planken met de gladde zijde naar buiten zijn geplaatst nu als gebrek wordt aangeduid door de heer [adviesbureau 1] . (…) Het is voor ondergetekende compleet onduidelijk waarom dit als gebrek wordt aangeduid. Het hout is op een dusdanige wijze gezaagd en geplaatst qua verloop van de jaarringen van het hout, dat het echt niet uit maakt op welke wijze het hout is geplaatst.(…) het kan zeker niet van [gedaagde] worden verlangt om alle gevelbekleding te verwijderen en geheel te vervangen. Dat is namelijk ook helemaal nergens voor nodig. (…) Het enige wat kan worden verlangt is dat de latten op de kopgevel ventilerend worden aangebracht ter plaatse van de aansluiting aan de bovenzijde op de deklat en dat de schroeven waarmee de delen zijn vastgezet worden nagelopen. (…)”.
Wat vordert [eiseres] ?
2.11.
[eiseres] wil dat [gedaagde] de gebreken herstelt. Zij vordert daarom, na wijziging van eis, [gedaagde] te veroordelen tot herstel van de gebreken aan de houten gevelbekleding en tot het verhelpen van de lekkages in de serre en bij de dakramen over te gaan, zoals door [adviesbureau 1] voorgeschreven, althans tot het verrichten van nader door de rechtbank vast te stellen (herstel)werkzaamheden. Dit binnen uiterlijk één maand na betekening van dit vonnis of binnen een andere door de rechtbank vast te stellen termijn, met bepaling dat [gedaagde] een geldboete van € 1.000,- per dag verschuldigd is voor iedere dag dat [gedaagde] hieraan niet voldoet, met een maximum van € 50.000,- of een andere door de rechtbank te bepalen dwangsom en/of maximum.
2.12.
[eiseres] heeft haar vorderingen ten aanzien van de constructieberekeningen ingetrokken. Partijen hebben hierover tijdens de mondelinge benadeling afspraken gemaakt. [gedaagde] zal de constructieberekeningen alsnog de dag na de zitting aan [eiseres] verstrekken. Aan een beoordeling van deze vorderingen komt de rechtbank daarom niet toe.
2.13.
In het geval dat de rechtbank het onder punt 2.11 gevorderde afwijst, vordert [eiseres] haar te machtigen om zelf de door [adviesbureau 1] voorgeschreven werkzaamheden, althans de nader door de rechtbank vast te stellen (herstel)werkzaamheden, uit te (laten) voeren op kosten en/of voor rekening en risico van [gedaagde] . [eiseres] heeft ook subsidiair gevorderd om een dwangsom op te leggen. De rechtbank begrijpt dat [eiseres] dit heeft willen vorderen ten aanzien van de vordering om constructieberekeningen te overleggen, zodat die vordering ook niet meer ter beoordeling voorligt, gezien de intrekking daarvan.
2.14.
In het geval dat de rechtbank zowel het onder punt 2.11 als het onder 2.12 gevorderde afwijst, wil [eiseres] de door haar geleden schade vergoed krijgen en vordert zij [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 132.904,60 (inclusief BTW), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag der dagvaarding tot de dag dat [gedaagde] dit bedrag heeft betaald. [eiseres] heeft ook meer subsidiair gevorderd om een dwangsom op te leggen. De rechtbank begrijpt dat [eiseres] dit heeft willen vorderen ten aanzien van de vordering om constructieberekeningen te overleggen, zodat die vordering ook niet meer ter beoordeling voorligt, gezien de intrekking daarvan.
2.15.
[eiseres] vordert tot slot [gedaagde] te veroordelen tot het betalen van de kosten van [adviesbureau 1] ad € 3.375,90 (inclusief BTW), te vermeerderen met de wettelijke
rente daarover vanaf de dag der dagvaarding tot de dag dat [gedaagde] dit bedrag heeft betaald, en in de proceskosten van deze procedure.

3.De beoordeling

[eiseres] is bevoegd om een vordering namens [bedrijf] in te stellen

3.1.
[gedaagde] heeft gemotiveerd betwist dat [eiseres] bevoegd is om de vordering die betrekking heeft op het bijgebouw in te stellen, omdat [bedrijf] de opdrachtgever tot het bouwen daarvan is geweest. [eiseres] heeft zich primair op het standpunt gesteld dat zij beide opdrachten heeft gegeven. Is de rechtbank van oordeel dat [bedrijf] opdracht heeft gegeven tot het bouwen van het bijgebouw, dan stelt [eiseres] zich op het standpunt dat zij bevoegd is om in eigen naam de vordering van [bedrijf] in te stellen en te innen, omdat zij dat met [bedrijf] is overeengekomen. De rechtbank is met [eiseres] van oordeel dat [eiseres] inderdaad bevoegd is om de vorderingen die voortvloeien uit de opdracht tot de bouw van het bijgebouw in te stellen en zal dit hierna verder toelichten.
3.2.
Uit de stukken die door partijen zijn overgelegd en uit wat er tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gekomen, stelt de rechtbank vast dat [gedaagde] de overeenkomst tot het bouwen van de woning met [eiseres] en tot het bouwen van het bijgebouw met [bedrijf] is aangegaan. [gedaagde] heeft voor de door haar verrichtte werkzaamheden aan de woning namelijk facturen gestuurd aan [eiseres] en voor de werkzaamheden aan het bijgebouw aan [bedrijf] . Ter voldoening van de facturen heeft [bedrijf] in ieder geval 5 betalingen verricht. Daarnaast heeft [eiseres] ter zitting verklaard dat het bijgebouw door [bedrijf] gebruikt zou gaan worden en heeft zij een lastgeving door [bedrijf] overgelegd waarin onder meer – voor zover voor deze zaak van belang – het volgende staat:

(…) [eiseres] heeft [gedaagde] B.V. (hierna “de Aannemer”) gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats] aan de [adres 2] opdracht gegeven tot realisatie voor haar rekening van een woning aan het adres [adres 1] te [woonplaats] . Beheer heeft de Aannemer opdracht gegeven om voor haar rekening op hetzelfde adres een bijgebouw te realiseren. (…) in deze akte geeft Beheer aan [eiseres] de last om in eigen naam de vordering van Beheer te innen van de Aannemer, een en ander ten behoeve van Beheer.
[eiseres] heeft gelet hierop onvoldoende onderbouwd dat zij opdrachtgever is geweest voor zowel de bouw van de woning als de bouw van het bijgebouw.
3.3.
De rechtbank is evenwel van oordeel dat uit de lastgevingsovereenkomst volgt dat er in ieder geval op dit moment sprake is van lastgeving. Dat deze lastgevingsovereenkomst pas na dagvaarding is overgelegd, is niet van belang. Vanaf het begin van deze procedure is het [gedaagde] namelijk duidelijk om welke vordering (van [bedrijf] ) gaat, dat [eiseres] deze vordering incasseert en op welke inhoudelijke gronden zij dat doet. Toen [gedaagde] bestreed dat [eiseres] bevoegd was deze vordering in te stellen en te incasseren, heeft [eiseres] de lastgevingsovereenkomst overgelegd. [gedaagde] is hierdoor niet in haar belangen geschaad, terwijl een goede procesorde meebrengt dat zowel de vorderingen van [eiseres] als [bedrijf] worden beoordeeld. Dit betekent dat [eiseres] op grond van de lastgeving bevoegd is om de vordering namens [bedrijf] in deze procedure in te stellen en te incasseren.
[eiseres] heeft aan haar klachtplicht voldaan
3.4.
[eiseres] stelt dat de houten gevelbekleding gebrekkig is aangebracht. [gedaagde] doet een beroep op 6:89 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) en stelt hiervoor niet aansprakelijk te zijn, omdat het werk op 4 december 2020 is opgeleverd en [eiseres] op dat moment niet heeft geklaagd over de houten gevelbekleding. [eiseres] betwist dat de woning en het bijgebouw op 4 december 2020 zijn opgeleverd. [eiseres] erkent dat partijen op dat moment een gezamenlijke ronde door de woning hebben gemaakt, maar heeft toen uitdrukkelijk afgesproken dat er nog een onafhankelijke keuring zou plaatsvinden.
3.5.
[gedaagde] heeft onvoldoende gemotiveerd betwist dat [eiseres] dit voorbehoud heeft gemaakt. [leverancier] heeft bovendien binnen één week na 4 december 2020 rechtstreeks aan [gedaagde] een e-mail gestuurd waarin de gebreken in de montage van de houten gevelbekleding bij [gedaagde] bekend zijn gemaakt. Naar aanleiding van deze e-mail hebben [eiseres] en [gedaagde] contact gehad. De rechtbank is van oorddeel dat er onder deze omstandigheden geen sprake is geweest van een onvoorwaardelijke oplevering waarbij [eiseres] deze gebreken al had moeten constateren en op grond waarvan [gedaagde] uit haar aansprakelijkheid voor deze gebreken zou zijn ontslagen, omdat [eiseres] de gebreken toen niet direct heeft gemeld.
[gedaagde] moet de houten gevelbekleding gedeeltelijk herstellen
3.6.
[eiseres] onderbouwt haar standpunt dat de houten gevelbekleding gebrekkig is aangebracht door te verwijzen naar de bevindingen van [adviesbureau 1] in het rapport. Het gaat kort samengevat om de volgende bevindingen:
  • ten aanzien van de aansluitingen is er geen expansieruimte gelaten voor de negge's, tussen de onderlinge geveldelen en tussen de geveldelen en de kopgevels;
  • de koppen van de schroeven zijn te strak in het houtoppervlak gedraaid, en;
  • de fijn bezaagde zijde van het hout is naar de spouw gemonteerd (dit had als zichtzijde geplaatst moeten worden).
3.7.
Tussen partijen is niet in geschil dat de schroeven in het hout te diep zijn aangedraaid en/of te ver uitsteken en dat het hout aan de bovenzijde van de kopse zijde te strak aansluit op de deklat, waardoor ventilatie niet mogelijk is. [gedaagde] wil in de gelegenheid worden gesteld om de houten gevelbekleding op deze punten te herstellen. De rechtbank zal de primaire vordering van [eiseres] tot herstel van deze punten daarom toewijzen.
3.8.
Partijen verschillen van mening over de vraag of de houten gevelbekleding met de juiste zijde tegen de woning en het bijgebouw is aangebracht en, als dat niet zo is, of dat een gebrek oplevert. [eiseres] stelt dat de montage onjuist en gebrekkig is, omdat de fijn bezaagde zijde (en niet de gladde zijde) van het hout zichtbaar moet zijn. [gedaagde] is daarmee afgeweken van de montagevoorschriften van [leverancier] en heeft zich niet gehouden aan de eisen gesteld in de BRL 4103 en publicaties van Centrum Hout. Hierdoor kan het houtwerk worden aangetast door
raising grainen delaminatie, aldus [eiseres] . Bovendien had [gedaagde] voor deze risico’s bij een afwijkende montage moeten waarschuwen. [eiseres] stelt verder dat dit gebrek enkel hersteld kan worden door de houten gevelbekleding geheel te verwijderen en nieuw geschaafd hout van hetzelfde type alsnog op de juiste wijze tegen de gevel aan te brengen, een en ander op kosten van [gedaagde] . [gedaagde] betwist dat de houten gevelbekleding verkeerd om is aangebracht, omdat [eiseres] bewust zelf voor deze montage heeft gekozen. [gedaagde] voert aan dat [eiseres] dit vanuit een esthetisch oogpunt mooier vond en dat zij [eiseres] niet over de gevolgen daarvan hoefde te waarschuwen. Daarnaast zal het hout geen minder lange levensduur hebben door de wijze waarop het hout is aangebracht, aldus [gedaagde] .
3.9.
De rechtbank is van oordeel dat voor zover er op dit punt al sprake zou zijn van een gebrek, dit voor risico en rekening van [eiseres] komt en zal dit hierna verder toelichten.
3.10.
Tijdens de mondelinge behandeling is komen vast te staan dat partijen in eerste instantie hadden afgesproken dat [gedaagde] het hout voor de gevelbekleding zou uitzoeken en inkopen. Partijen zijn hier vervolgens van afgeweken, omdat [eiseres] zich uitvoerig had verdiept in de verschillende houtsoorten en opties. [eiseres] is voor het hout naar [leverancier] gegaan, waar zij Siberisch Lariks hout heeft uitgezocht. [leverancier] , ook aanwezig tijdens de mondelinge behandeling, heeft verklaard dat met [eiseres] is besproken dat het hout met de bezaagde zijde (en niet de gladde zijde) in het zicht geplaatst moest worden tegen de gevel vanwege het risico op
raising grainen delaminatie. [eiseres] erkent dit gesprek te hebben gevoerd, maar zegt dat zij niet wist hoe die bezaagde zijde dan eruit zou komen te zien. Nadat zowel [gedaagde] als [eiseres] de montagevoorschriften van [leverancier] per e-mail hadden ontvangen, heeft [gedaagde] aan [eiseres] gevraagd welke zijde van het hout tegen de woning en het bijgebouw aan moest komen en welke zijde zichtbaar moest zijn. [eiseres] heeft toen gekozen om de gladde zijde zichtbaar te laten zijn, omdat zij dit esthetisch mooier vond.
3.11.
Naar het oordeel van de rechtbank is onder deze omstandigheden geen sprake van een gebrek, voor zover daar al sprake van zou zijn, dat voor rekening en risico van [gedaagde] komt. [eiseres] heeft namelijk zelf de instructie gegeven om het hout met de gladde zijde in zicht tegen de gevel aan te brengen. Op [gedaagde] rustte geen waarschuwingsplicht, omdat de montagevoorschriften van [leverancier] van 23 oktober 2020 hiervoor geen aanknopingspunt bevatten. In het e-mailbericht is namelijk niet terug te lezen dat het hout met de bezaagde zijde zichtbaar tegen de gevel aangebracht moet worden, terwijl [gedaagde] juist om instructies voor de montage had gevraagd. Het standpunt van [eiseres] dat [gedaagde] dit wel had kunnen afleiden uit de eerdere e-mail van 23 september 2020 die aan hen beiden is gestuurd door [leverancier] , waarin de bestelling wordt bevestigd en onder meer staat ‘
zichtzijde fijnbezaagd (scherpkantig)’ zonder dat daarbij een verdere uitleg wordt gegeven, maakt dit voor de rechtbank niet anders. Pas in de e-mail van 10 december 2020, nadat de houten gevelbekleding al door [gedaagde] was aangebracht, heeft [leverancier] voor het eerst aan [gedaagde] kenbaar gemaakt dat de bezaagde kant zichtbaar moest zijn en wat de eventuele gevolgen zouden kunnen zijn wanneer het hout andersom wordt aangebracht.
3.12.
De rechtbank acht het verder van belang dat [eiseres] het hout zelf heeft uitgezocht en zij door [leverancier] voorgelicht is over de verschillende zijden van het hout en de reden waarom de geschaafde zijde in het zicht moet worden aangebracht. Desondanks heeft [eiseres] [gedaagde] de instructie gegeven om hout met de gladde zijde in het zicht te monteren zonder de aan haar gegeven voorlichting van [leverancier] ter sprake te brengen. Dat betekent dat voor zover er al sprake is van een gebrek, dit voor rekening en risico van [eiseres] moet komen, omdat zij al op de hoogte was (of behoorde te zijn) van de risico’s van
raising grainen delaminatie bij een onjuiste montage. Bovendien is het de opdrachtgever die in dit kader ook een afweging kan maken tussen enerzijds de esthetische waarde van de wijze waarop het hout wordt gemonteerd en anderzijds de levensduur die deze keuze met zich meebrengt.
3.13.
Dat op [gedaagde] een waarschuwingsplicht rustte, omdat de montage afwijkt van de eisen zoals gesteld in de BRL 4103 en publicaties van Centrum Hout, is naar het oordeel van de rechtbank niet vast komen te staan. [eiseres] heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat partijen niet hebben afgesproken dat de werkzaamheden door [gedaagde] conform deze voorschriften zouden worden verricht. [eiseres] heeft tegenover de gemotiveerde betwisting van [gedaagde] ook niet onderbouwd dat er sprake is van dwingende voorschriften waaraan de werkzaamheden van [gedaagde] in ieder geval moeten voldaan. Dit had wel op haar weg gelegen, omdat in het rapport van [adviesbureau 2] gemotiveerd weerlegd wordt dat er sprake is van een gebrek in de houten gevelbekleding die aan een normaal gebruik en normale levensduur in de weg staan.
[gedaagde] wordt in de gelegenheid gesteld om de lekkage in de serre te herstellen
3.14.
[eiseres] vordert verder het herstel van een lekkage die in de serre is ontstaan. Zowel [adviesbureau 1] als [adviesbureau 2] concluderen in het (contra-)rapport dat de mogelijke oorzaak van de lekkage kan liggen in de waterslag op de raamkozijnen en de aansluiting daarvan. Omdat de lekkage niet wordt veroorzaakt door een gebrek in de kozijnen zelf, heeft [gedaagde] onvoldoende gemotiveerd betwist dat zij daarvoor verantwoordelijk is als aannemer. [gedaagde] wil in de gelegenheid worden gesteld om de lekkage te herstellen, omdat dat nog niet is gebeurd. De rechtbank zal de primaire vordering van [eiseres] tot herstel van deze lekkage daarom toewijzen.
Niet vaststaat dat er sprake is van lekkage aan de dakramen
3.15.
[eiseres] stelt dat er lekkage is ontstaan aan de dakramen in de badkamer en vordert herstel daarvan door [gedaagde] . In het rapport concludeert [adviesbureau 1] dat dit mogelijk komt door de dakplaat welke niet vanaf de nok tot onder het dakraam loopt. [gedaagde] heeft het bestaan van het gebrek, waarbij zij verwijst naar de conclusie van [adviesbureau 2] in het contra-rapport, gemotiveerd betwist. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiseres] verklaard dat er sprake is geweest van condens lekkage en dat zij deze al heeft verholpen door het aanbrengen van damp remmende folie en isolatie door een derde. De rechtbank merkt op dat de kosten daarvan niet door [eiseres] worden gevorderd. [eiseres] heeft verder verklaard dat er een nieuwe lekkage is opgetreden aan de dakramen vanwege het ontbreken van een mal en flap bij de dakramen. [gedaagde] voert echter aan dat deze wel door haar zijn aangebracht. [eiseres] heeft het bestaan van de nieuwe lekkage verder niet onderbouwd met bewijsstukken, terwijl dit gezien de gemotiveerde betwisting door [gedaagde] wel op haar weg had gelegen. De rechtbank is daarmee van oordeel dat [eiseres] onvoldoende onderbouwd heeft gesteld dat er sprake is van een gebrek aan de dakramen waarvoor [gedaagde] aansprakelijk is en zal de vordering van [eiseres] ten aanzien van dit onderdeel daarom afwijzen.
Geen aanleiding tot het opleggen van een dwangsom
3.16.
De door [eiseres] gevorderde dwangsom zal worden afgewezen. [gedaagde] heeft toegezegd de gebreken zoals omschreven onder punt 3.7 en de lekkage in de serre zoals omschreven in 3.14 spoedig te zullen herstellen. Er zijn geen aanknopingspunten dat [gedaagde] zich hieraan niet zal houden. Een financiële prikkel tot nakoming is in dit geval daarom niet van toegevoegde waarde.
Proceskosten worden gecompenseerd
3.17.
Omdat partijen over en weer in het (on)gelijk zijn gesteld, zullen de proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten dient te dragen. [gedaagde] zal niet veroordeeld worden tot het betalen van de kosten van het rapport van [adviesbureau 1] , omdat [eiseres] tegenover de gemotiveerde betwisting van [gedaagde] onvoldoende heeft onderbouwd dat zij deze kosten zelf heeft betaald, gezien de naamsvermelding op de facturen.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
veroordeelt [gedaagde] tot herstel van de gebreken aan de gevelbekleding zoals omschreven onder punt 3.7 en aan de lekkages in de serre zoals omschreven onder punt 3.14, zodanig dat na uitvoering van die herstelwerkzaamheden sprake is van goed en deugdelijk werk;
4.2.
wijst hetgeen meer of anders is gevorderd af;
4.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
compenseert de kosten van deze procedure, in die zin dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Hurenkamp en in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2023.