ECLI:NL:RBMNE:2023:2786

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 april 2023
Publicatiedatum
13 juni 2023
Zaaknummer
16-311134-20
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 26 april 2023 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van een betrokkene, geboren in 1977 in Duitsland. De rechtbank heeft de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege met twee jaar verlengd. De beslissing is genomen op basis van een vordering van de officier van justitie en een verlengingsadvies van Fivoor, waarin werd geadviseerd om de terbeschikkingstelling te verlengen vanwege de aanhoudende stoornis en het recidiverisico van de betrokkene. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene nog steeds in een instelling verblijft en dat zijn behandeling nog niet is aangevangen. De rechtbank heeft de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen als redenen voor de verlenging aangevoerd. De rechtbank heeft het verzoek van de verdediging om de termijn met één jaar te verlengen afgewezen, omdat de behandeling meer tijd in beslag zal nemen dan een jaar. De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht en heeft de beslissing openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-311134-20 (vordering verlenging tbs)
Beslissing op grond van artikel 6:6:10 van het Wetboek van Strafvordering van de meervoudige kamer voor strafzaken van 26 april 2023
in de zaak van de officier van justitie tegen de ter beschikking gestelde:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1977 te [geboorteplaats] (Duitsland),
wonende aan de [adres] , [woonplaats] ,
thans verblijvende in de [verblijfplaats] ,
hierna te noemen: betrokkene.

1.De stukken

De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier bevindende stukken waaronder:
  • het vonnis van deze rechtbank van 7 april 2021 waarbij betrokkene ter beschikking is gesteld met voorwaarden wegens brandstichting;
  • stukken waaruit blijkt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden is ingegaan op 22 april 2021;
  • de beslissing van deze rechtbank van 15 december 2021, waarin is bevolen dat betrokkene alsnog van overheidswege zal worden verpleegd;
  • de vordering van de officier van justitie van 17 maart 2023, die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaar;
  • het verlengingsadvies van Fivoor van 8 maart 2023, opgemaakt door J. Schetters (psychiater en plaatsvervangend hoofd van de instelling) en F. de Reus (GZ-psycholoog en coördinerend regiebehandelaar), inhoudend het advies om de terbeschikkingstelling met verpleging te verlengen met twee jaar;
  • de brief van [verblijfplaats] van 6 maart 2023 van [A] (psycholoog) en [B] (behandelcoördinator) over de gesteldheid van betrokkene.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De behandeling van de zaak heeft op 12 april 2023 ter terechtzitting plaatsgevonden. Daarbij zijn gehoord:
- de officier van justitie, mr. A. Nieli;
- de betrokkene, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.C. Reisinger, advocaat te Utrecht;
- de deskundige, [B] , GZ-psycholoog, verbonden aan [verblijfplaats] .

3.Het standpunt van de inrichting

Betrokkene verblijft nog steeds in [verblijfplaats] in afwachting van overplaatsing naar [instelling] , waar nog moet worden aangevangen met de tbs-behandeling van betrokkene.
Het standpunt van de inrichting luidt – zakelijk weergegeven – dat op basis van de stukken in het dossier en het feit dat de behandeling van betrokkene nog niet is aangevangen, geconcludeerd moet worden dat bij betrokkene nog steeds sprake is van een stoornis en dat ook het recidiverisico nog (onveranderd) aanwezig is. Dit risico wordt bij beëindiging van de maatregel ingeschat als matig/hoog, waarbij het klinisch oordeel is dat het recidiverisico hoog is als er geen gepaste behandeling en begeleiding komt. Het advies luidt de terbeschikkingstelling met dwangverpleging te verlengen voor de duur van twee jaar.
De deskundige voornoemd, verbonden aan het [verblijfplaats] , heeft ter zitting de gesteldheid van betrokkene toegelicht.

4.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft naar aanleiding van het verhandelde ter zitting haar vordering strekkende tot verlenging van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging met twee jaar gehandhaafd.

5.Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsman geeft de rechtbank wel in overweging om de maatregel te verlengen voor de duur van één jaar zodat de voortgang omtrent de plaatsing in het FPC gemonitord kan worden. Betrokkene is al geruime tijd in afwachting van die plaatsing, nu de beslissing over de omzetting in terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van 15 december 2021 dateert.

6.Het oordeel van de rechtbank

Maximering
Aan betrokkene is bij vonnis van 7 april 2021 de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden opgelegd wegens brandstichting. De rechtbank heeft in haar vonnis overwogen dat voor het geval alsnog dwangverpleging wordt bevolen, deze niet is gemaximeerd. De rechtbank heeft bij beslissing van 15 december 2021 het bevel tot dwangverpleging afgegeven.
Stoornis en recidivegevaar
Uit het verlengingsadvies blijkt dat er nog steeds sprake is van een stoornis bij betrokkene, te weten een schizo-affectieve stoornis (bipolaire type), daarnaast is bij betrokkene sprake van zwakbegaafdheid. Het recidivegevaar wordt bij beëindiging van de maatregel als matig tot hoog ingeschat. De rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van het advies te twijfelen en neemt dit over.
Verlenging
Gelet op het advies van de inrichting en hetgeen overigens ter zitting naar voren is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen verlenging van de terbeschikkingstelling eist. Zij is van oordeel dat wordt voldaan aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit.
Uit het verlengingsadvies komt naar voren dat het behandeltraject van betrokkene nog niet is aangevangen en dat betrokkene momenteel in [verblijfplaats] verblijft in afwachting van overplaatsing naar [instelling] . De kernproblematiek is nog onverminderd aanwezig waardoor verblijf binnen een instelling met een hoog beveiligingsniveau noodzakelijk is om het recidiverisico te verlagen en betrokkene op een veilige manier te kunnen behandelen. Na overplaatsing naar [instelling] zal worden ingezet op het inzichtelijk maken van de risicofactoren, waarna het risicomanagement zal worden bepaald, het behandeltraject van betrokkene zal worden vorm gegeven en het uitstroomdoel zal worden bepaald. De behandeling van betrokkene en de afwikkeling van het resocialisatietraject zullen naar verwachting meerdere jaren in beslag nemen, zodat een verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaren in de rede ligt.
De rechtbank gaat voorbij aan het verzoek van de raadsman om de termijn van terbeschikkingstelling met een jaar te verlengen. Het uitgangspunt van de rechtbank is dat, wanneer aannemelijk is geworden dat de behandeling meer tijd in beslag zal nemen dan een jaar, de terbeschikkingstelling - behoudens bijzondere omstandigheden - verlengd dient te worden met een termijn van twee jaar.
De rechtbank stelt op basis van het verlengingsadvies en de door de deskundige ter zitting gegeven toelichting vast dat niet te verwachten is dat binnen een jaar gronden aanwezig kunnen zijn die een beëindiging van de terbeschikkingstelling rechtvaardigen en een verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar zou bij betrokkene de verwachting kunnen wekken dat dit wel het geval zou zijn.
De rechtbank ziet ook geen aanleiding om de maatregel met één jaar te verlengen om een vinger aan de pols te houden voor wat betreft de plaatsing in het FPC. De deskundige heeft aangegeven dat betrokkene op plek één staat op de wachtlijst voor de plaatsing bij [instelling] . De rechtbank heeft geen mogelijkheden om hier invloed op uit te oefenen zodat overplaatsing sneller gaat.
De rechtbank zal daarom de maatregel met twee jaar verlengen.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht.

7.De beslissing

De rechtbank verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van [betrokkene] met twee jaar.
Deze beslissing is genomen door mr. C.A.M. van Straalen, voorzitter, mr. G.A. Bos en mr. H.C. Piet, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.T. van den Dool als griffier en in het openbaar uitgesproken op 26 april 2023.