ECLI:NL:RBMNE:2023:2785

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 april 2023
Publicatiedatum
13 juni 2023
Zaaknummer
16-705688-17
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling in een strafzaak met betrekking tot pedofilie en recidivegevaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 26 april 2023 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van een betrokkene die in 2017 is veroordeeld voor het voorhanden hebben en vervaardigen van kinderporno. De rechtbank heeft de terbeschikkingstelling met voorwaarden in 2019 opgelegd, die in 2021 voor het laatst is verlengd. De terbeschikkingstelling is op 13 september 2022 omgezet naar dwangverpleging, maar tegen deze beslissing is hoger beroep ingesteld. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaar in overweging genomen, evenals de adviezen van deskundigen en de reclassering. De deskundigen hebben geconcludeerd dat er nog steeds sprake is van een pedofiele stoornis en dat het recidivegevaar hoog is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veiligheid van anderen de verlenging van de terbeschikkingstelling eist en heeft besloten de termijn met twee jaar te verlengen. De rechtbank heeft echter de beslissing over het kader (voorwaarden of dwangverpleging) aangehouden tot het gerechtshof uitspraak doet in het hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-705688-17 (vordering verlenging tbs)
Beslissing op grond van artikel 6:6:10 van het Wetboek van Strafvordering van de meervoudige kamer voor strafzaken van 26 april 2023
in de zaak van de officier van justitie tegen de ter beschikking gestelde:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1952 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [woonplaats] ,
thans verblijvende in de [verblijfplaats]
hierna te noemen: betrokkene.

1.De stukken

De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier bevindende stukken waaronder:
  • het vonnis van deze rechtbank van 12 december 2017, waarbij betrokkene ter beschikking is gesteld met voorwaarden omdat hij kinderporno voorhanden heeft gehad en hier een gewoonte van heeft gemaakt en kinderporno heeft vervaardigd;
  • stukken waaruit blijkt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden is ingegaan op 30 april 2019;
  • de beslissing van deze rechtbank van 12 mei 2021, waarbij de termijn van terbeschikkingstelling voor het laatst is verlengd met twee jaar;
  • de beslissing van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 7 oktober 2021, waarbij de beslissing van de rechtbank van 12 mei 2021 is bevestigd;
  • de beslissing van deze rechtbank van 13 september 2022 waarin is bevolen dat betrokkene alsnog van overheidswege zal worden gepleegd;
  • stukken waaruit blijkt dat er hoger beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank van 13 september 2022;
  • de vordering van de officier van justitie van 21 maart 2023, die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling met voorwaarden met twee jaar;
  • het verlengingsadvies van 9 maart 2023 van Reclassering Nederland, opgemaakt door H.G. Hofhuis, reclasseringswerker, en P. de Jong, unitmanager, inhoudend het advies om de terbeschikkingstelling te verlengen met twee jaar;
  • het Pro Justitia-rapport van 4 april 2023, opgemaakt door H.A. Gerritsen, psychiater;
  • het Pro Justitia-rapport van 4 april 2023, opgemaakt door P.K. Kristensen, GZ-psycholoog;
  • de wettelijke aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de betrokkene, over de periode 1 februari 2021 tot en met 1 februari 2023.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De behandeling van de zaak heeft op 12 april 2023 ter terechtzitting plaatsgevonden. Daarbij zijn gehoord:
- de officier van justitie, mr. A. Nieli;
- de betrokkene, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. I.A.C. van Mulbregt, advocaat te ’s-Gravenhage, waarnemend voor mr. J.A.W. Knoester, advocaat te ’s-Gravenhage;
- de deskundige H.G. Hofhuis, reclasseringswerker.

3.Het standpunt van de reclassering

Het standpunt van de reclassering blijkt uit het onder 1 genoemde rapport. De deskundige voornoemd heeft ter zitting het advies van de reclassering toegelicht.
Het standpunt luidt – zakelijk weergegeven – dat er bij de betrokkene nog steeds sprake is van een stoornis. Ook is het recidiverisico nog aanwezig. Dit risico wordt bij beëindiging van de maatregel ingeschat als hoog.
Het advies luidt de terbeschikkingstelling te verlengen voor de duur van twee jaar.

4.Het standpunt van de psychiater en de psycholoog

De psychiater en de psycholoog hebben Pro Justitia-rapportages opgesteld in het kader van het lopende hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank van 13 september 2022 waarin is bevolen dat betrokkene alsnog van overheidswege zal worden verpleegd.
De psychiater concludeert dat sprake is van een ziekelijke stoornis in de zin van een pedofiele stoornis en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met schizoïde, narcistische en antisociale kenmerken. De psychiater schat het recidiverisico bij beëindiging van de maatregel in als hoog. Het stelselmatig ontkennen van pedoseksuele gevoelens en van het ooit gepleegd hebben van zedendelicten in combinatie met het niet toegankelijk zijn voor therapie en zich niet aan voorwaarden houden zijn zorgwekkende signalen. Bij maximaal extern risicomanagement is de verwachting dat het recidiverisico voor zowel een hands-off als een hands-on delict aanzienlijk lager ligt.
De psycholoog concludeert dat sprake is van pedofilie en een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met schizoïde, narcistische en enkele antisociale kenmerken.
Het recidiverisico van betrokkene is volgens de psycholoog onverminderd hoog.

5.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft haar vordering ter zitting gewijzigd. De officier van justitie heeft haar vordering strekkende tot verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaar gehandhaafd, maar heeft de rechtbank verzocht om, in verband met het lopende hoger beroep tegen de omzettingsbeslissing van de rechtbank, enkel de terbeschikkingstelling te verlengen, zonder daarbij aan te geven of het kader een terbeschikkingstelling met voorwaarden of een terbeschikkingstelling met dwangverpleging betreft. Het kader wordt duidelijk op het moment dat het gerechtshof een beslissing neemt over het hoger beroep ingesteld tegen de omzettingsbeslissing.

6.Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft aangegeven dat de verdediging geen bezwaar heeft tegen een verlenging van de terbeschikkingstelling met voorwaarden, zoals (in eerste instantie) is gevorderd door de officier van justitie. Als het gerechtshof de beslissing van de rechtbank tot omzetting naar dwangverpleging bevestigt, zal de – alsdan verlengde – terbeschikkingstelling met voorwaarden automatisch worden omgezet naar een terbeschikkingstelling met dwangverpleging, aldus de raadsvrouw. Nadat de officier van justitie haar vordering ter zitting heeft gewijzigd, heeft de raadsvrouw aangegeven dat zij zich kan vinden in de gewijzigde vordering en dat zij van mening is dat een verlenging van de terbeschikkingstelling ‘sec’, zonder uitlating over het kader (voorwaarden danwel dwangverpleging) in de rede ligt.

7.Het oordeel van de rechtbank

Betrokkene is bij vonnis van 12 december 2017 veroordeeld voor het voorhanden hebben van kinderporno, hier een gewoonte van maken en het vervaardigen van kinderporno. De terbeschikkingstelling met voorwaarden is ingegaan op 30 april 2019. Op 12 mei 2021 is de terbeschikkingstelling voor het laatst verlengd met twee jaar. De terbeschikkingstelling met voorwaarden is op 13 september 2022 omgezet naar een terbeschikkingstelling met dwangverpleging. Tegen deze beslissing is hoger beroep ingesteld. Op 8 december 2022 stond de behandeling van het hoger beroep gepland, maar het gerechtshof achtte zich onvoldoende geïnformeerd om tot een beslissing te komen en heeft het NIFP verzocht nader onderzoek te doen. Op 6 april 2023 is de behandeling van de zaak hervat. Ten tijde van de sluiting van het onderhavige onderzoek ter terechtzitting heeft het gerechtshof nog geen beslissing genomen.
Maximering
De terbeschikkingstelling is niet gemaximeerd, nu – zoals uitdrukkelijk overwogen in het veroordelend vonnis – de maatregel van terbeschikkingstelling is opgelegd ter zake van een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Stoornis en recidivegevaar
Uit het verlengingsadvies en de Pro Justitia-rapportages blijkt dat er nog steeds sprake is van een stoornis bij betrokkene, te weten een pedofiele stoornis en een persoonlijkheidsstoornis met schizoïde, narcistische kenmerken en antisociale kenmerken. Het recidivegevaar wordt bij beëindiging van de maatregel als hoog ingeschat. De rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van de adviezen over de stoornis en het recidivegevaar te twijfelen en neemt deze over.
Verlenging
Gelet op het advies van de reclassering en de deskundigen en hetgeen overigens ter zitting naar voren is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen verlenging van de terbeschikkingstelling eist. Zij is van oordeel dat wordt voldaan aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit.
De officier van justitie en de verdediging zijn het eens dat de terbeschikkingstelling verlengd dient te worden. Uit het verlengingsadvies komt naar voren dat er nauwelijks tot geen beschermende factoren in het leven van betrokkene zijn. Eerder werd gesteld dat huisvesting mogelijk beschermend zou werken. Echter, betrokkene heeft in augustus 2022 laten zien dat hij ondanks het beschikken over een passende huisvesting een kinderrijke plaats heeft bezocht waar hij foto’s van minderjarigen heeft genomen. De reclassering ziet dit als predelictgedrag gelet op de eerdere veroordelingen. Zijn gedrag heeft gezorgd voor maatschappelijke onrust hetgeen de reclassering als zeer zorgelijk ziet.
De rechtbank heeft als uitgangspunt dat, wanneer aannemelijk is geworden dat de behandeling van betrokkene meer tijd in beslag zal nemen dan de tijd die resteert bij een verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar, de terbeschikkingstelling - behoudens bijzondere omstandigheden - verlengd dient te worden met een termijn van twee jaren. De rechtbank ziet in dit geval geen aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken en zal daarom de maatregel met twee jaren verlengen.
Kader: voorwaarden of verpleging
De officier van justitie en de raadsvrouw hebben de rechtbank verzocht te volstaan met het nemen van (sec) een beslissing over de verlenging van de terbeschikkingstelling, zonder daarbij een keuze te maken tussen de kaders met voorwaarden of verpleging. De rechtbank is van oordeel dat dit niet mogelijk is, omdat de wet geen ruimte biedt om de terbeschikkingstelling te verlengen zonder vermelding van het kader (artikel 6:6:10 van het Wetboek van Strafvordering). De rechtbank zal de beslissing over het aan de terbeschikkingstelling te verbinden kader aanhouden totdat het gerechtshof, inzake het hoger beroep tegen de omzettingsbeslissing van de rechtbank van 13 september 2022, uitspraak heeft gedaan over dit kader.

8.De beslissing

De rechtbank:
- verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling met twee jaar;
- houdt aan de beslissing omtrent het aan de verlenging van de terbeschikkingstelling verbinden van voorwaarden dan wel dwangverpleging, tot nadat het gerechtshof heeft beslist op het ingestelde hoger beroep tegen de beslissing van deze rechtbank van 13 september 2022 inhoudende de omzetting van de terbeschikkingstelling met voorwaarden naar een terbeschikkingstelling met dwangverpleging;
  • bepaalt dat het onderzoek wordt voortgezet op een nader te bepalen zitting;
  • beveelt de oproeping van betrokkene, zijn raadsman en de deskundige tegen dat tijdstip.
Deze beslissing is genomen door mr. G.A. Bos, voorzitter, mr. C.A.M. van Straalen en mr, H.C. Piet, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.T. van den Dool als griffier en in het openbaar uitgesproken op 26 april 2023.