In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 26 april 2023 uitspraak gedaan in het kader van een vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling van de betrokkene, die in 2021 ter beschikking was gesteld wegens brandstichting. De rechtbank heeft de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege met twee jaar verlengd. De beslissing is genomen op basis van artikel 6:6:10 van het Wetboek van Strafvordering, na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden van de zaak.
De rechtbank heeft de relevante stukken in het dossier bestudeerd, waaronder het eerdere vonnis van 5 april 2021, de vordering van de officier van justitie en het verlengingsadvies van de inrichting. De betrokkene, geboren in 1973 in Marokko, verblijft in een inrichting waar hij behandeld wordt voor zijn psychische stoornissen, waaronder schizofrenie en een verstandelijke beperking. Tijdens de zitting op 12 april 2023 zijn de officier van justitie, de betrokkene en deskundigen gehoord. De deskundigen hebben aangegeven dat de betrokkene nog steeds een stoornis heeft en dat het recidiverisico hoog is bij beëindiging van de maatregel.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen een verlenging van de terbeschikkingstelling vereisen. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de juistheid van het verlengingsadvies en heeft dit overgenomen. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de betrokkene nog aan het begin van zijn behandeling staat en dat hij gebaat is bij de geboden structuur. De rechtbank heeft de terbeschikkingstelling met twee jaar verlengd, in overeenstemming met de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit, en heeft daarbij de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht in acht genomen.