ECLI:NL:RBMNE:2023:2784

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 april 2023
Publicatiedatum
13 juni 2023
Zaaknummer
16-116766-20
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 26 april 2023 uitspraak gedaan in het kader van een vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling van de betrokkene, die in 2021 ter beschikking was gesteld wegens brandstichting. De rechtbank heeft de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege met twee jaar verlengd. De beslissing is genomen op basis van artikel 6:6:10 van het Wetboek van Strafvordering, na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden van de zaak.

De rechtbank heeft de relevante stukken in het dossier bestudeerd, waaronder het eerdere vonnis van 5 april 2021, de vordering van de officier van justitie en het verlengingsadvies van de inrichting. De betrokkene, geboren in 1973 in Marokko, verblijft in een inrichting waar hij behandeld wordt voor zijn psychische stoornissen, waaronder schizofrenie en een verstandelijke beperking. Tijdens de zitting op 12 april 2023 zijn de officier van justitie, de betrokkene en deskundigen gehoord. De deskundigen hebben aangegeven dat de betrokkene nog steeds een stoornis heeft en dat het recidiverisico hoog is bij beëindiging van de maatregel.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen een verlenging van de terbeschikkingstelling vereisen. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de juistheid van het verlengingsadvies en heeft dit overgenomen. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de betrokkene nog aan het begin van zijn behandeling staat en dat hij gebaat is bij de geboden structuur. De rechtbank heeft de terbeschikkingstelling met twee jaar verlengd, in overeenstemming met de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit, en heeft daarbij de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht in acht genomen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-116766-20 (vordering verlenging tbs)
Beslissing op grond van artikel 6:6:10 van het Wetboek van Strafvordering van de meervoudige kamer voor strafzaken van 26 april 2023
in de zaak van de officier van justitie tegen de ter beschikking gestelde:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1973 te [geboorteplaats] (Marokko),
verblijvende in [verblijfplaats] in [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: betrokkene.

1.De stukken

De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier bevindende stukken waaronder:
  • het vonnis van deze rechtbank van 5 april 2021 waarbij betrokkene ter beschikking is gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege wegens brandstichting;
  • stukken waaruit blijkt dat de terbeschikkingstelling is ingegaan op 21 oktober 2021;
  • de vordering van de officier van justitie van 2 maart 2023, die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaar;
  • het verlengingsadvies van [verblijfplaats] (hierna: de inrichting) van 9 februari 2023, opgemaakt door [A] , behandelcoördinator, en [B] , psychiater en hoofd van de inrichting, inhoudend het advies om de terbeschikkingstelling te verlengen met twee jaren;
  • de wettelijke aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de betrokkene, over de periode 22 augustus 2022 tot en met 22 november 2022.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De behandeling van de zaak heeft op 12 april 2023 ter terechtzitting plaatsgevonden. Daarbij zijn gehoord:
- de officier van justitie, mr. A. Nieli;
- de betrokkene, bijgestaan door zijn raadsman mr. A.M.P.M. Adank, advocaat te Utrecht;
- de deskundige [C] , psycholoog, verbonden aan de inrichting;
- de deskundige [D] , GZ-psycholoog en behandelcoördinator, verbonden aan de inrichting.

3.Het standpunt van de inrichting

Het standpunt van de inrichting blijkt uit het onder 1 genoemde rapport. De deskundigen voornoemd hebben ter zitting het advies van de inrichting toegelicht. In aanvulling hierop is aangegeven dat betrokkene inmiddels is doorgestroomd naar een behandelafdeling en dat is overgegaan op een andere vorm van antipsychotische medicatie. Betrokkene, die zijn medicatie via een dwangbehandeling krijgt, kreeg eerst clozapine toegediend in een tabletvorm, maar omdat zijn spiegel niet op een acceptabel niveau kwam en het vermoeden was dat hij braakte na het toedienen van de medicatie, is overgestapt naar clozapine in drankvorm. Deze overstap lijkt effect te hebben en de hoop is dat zijn toestand zodanig verbetert dat hij in de toekomst wil gaan meewerken aan therapieën en behandelmodules.
Het standpunt luidt – zakelijk weergegeven – dat er bij de betrokkene nog steeds sprake is van een stoornis. Ook is het recidiverisico nog aanwezig. Dit risico wordt bij beëindiging van de maatregel ingeschat als hoog.
Het advies luidt de terbeschikkingstelling (met dwangverpleging) te verlengen voor de duur van twee jaar.

4.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft naar aanleiding van het verhandelde ter zitting haar vordering strekkende tot verlenging van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging met twee jaar gehandhaafd.

5.Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

6.Het oordeel van de rechtbank

Maximering
Betrokkene is bij vonnis van 5 april 2021 veroordeeld voor brandstichting. De rechtbank heeft daarin overwogen dat de opgelegde terbeschikkingstelling niet is gemaximeerd.
Stoornis en recidivegevaar
Uit het verlengingsadvies blijkt dat er nog steeds sprake is van een stoornis bij betrokkene, te weten schizofrenie, een ongespecificeerde verstandelijke beperking (verstandelijke ontwikkelingsstoornis) en een stoornis in het gebruik van cannabis. Het recidivegevaar wordt bij beëindiging van de maatregel als hoog ingeschat. De rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van het advies te twijfelen en neemt dit over.
Verlenging
Gelet op het advies van de inrichting en hetgeen overigens ter zitting naar voren is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen verlenging van de terbeschikkingstelling eist. Zij is van oordeel dat wordt voldaan aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit.
Uit het verlengingsadvies komt naar voren dat betrokkene zich nog aan het begin bevindt van de behandeling en gebaat is bij de geboden structuur. Gezien de problematiek van betrokkene is de verwachting dat hij in de toekomst langdurig afhankelijk zal zijn van externe begeleiding en structuur.
De komende periode zal er blijvend aandacht besteed worden aan de juiste instelling van betrokkene op antipsychotische medicatie en het bestendigen van zijn medicijnspiegel. Vervolgens zal er verder gewerkt worden aan het opbouwen van een behandelrelatie. Betrokkene heeft een ontbrekend probleembesef en probleeminzicht en het lukt hem nog onvoldoende om behandelafspraken na te komen. Om dit probleembesef te creëren is een langdurige behandeling en stabiliteit noodzakelijk.
De rechtbank heeft als uitgangspunt dat, wanneer aannemelijk is geworden dat de behandeling van betrokkene meer tijd in beslag zal nemen dan de tijd die resteert bij een verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar, de terbeschikkingstelling - behoudens bijzondere omstandigheden - verlengd dient te worden met een termijn van twee jaren. De rechtbank ziet in dit geval geen aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken en zal daarom de maatregel met twee jaren verlengen.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht.

7.De beslissing

De rechtbank verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van [betrokkene] met twee jaar.
Deze beslissing is genomen door mr. G.A. Bos, voorzitter, mr. C.A.M. van Straalen en mr. H.C. Piet, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.T. van den Dool als griffier en in het openbaar uitgesproken op 26 april 2023.