ECLI:NL:RBMNE:2023:2771

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 juni 2023
Publicatiedatum
13 juni 2023
Zaaknummer
16.118176.20 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor gewapende overval op distributiecentrum met geweld en bedreiging

Op 13 juni 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een gewapende overval op een distributiecentrum in Mijdrecht op 17 december 2018. De verdachte, geboren in 1998 en woonachtig in Nederland, werd beschuldigd van diefstal met geweld, waarbij een grote hoeveelheid parfum ter waarde van €172.605,- werd gestolen. Tijdens de overval werden twee beveiligers bedreigd met een vuurwapen en vastgebonden met tiewraps. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, hoewel hij niet de persoon was die het vuurwapen hanteerde, wel degelijk een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de overval door zijn bus ter beschikking te stellen en actief deel te nemen aan het inladen van de gestolen goederen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich bewust was van de kans op geweld en dat hij deze aanvaardde door deel te nemen aan de overval. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 18 maanden geëist, en de rechtbank volgde deze eis, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van voorarrest, en de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.118176.20 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 13 juni 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1998] te [geboorteplaats] (Marokko),
wonende aan de [adres] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 15 mei 2023 en 30 mei 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie, mr. R.E. Craenen, en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. J. Gunning, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Primair:
zich op 17 december 2018 te Mijdrecht samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan diefstal van een grote hoeveelheid parfum (met een totale winkelwaarde van
€172.605,-) toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen twee beveiligers;
Subsidiair:
zich op 17 december 2018 te Mijdrecht schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid aan de primair ten laste gelegde diefstal met geweld in vereniging.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert ten aanzien van het onder 1 primair tenlastegelegde vrijspraak. Volgens de officier van justitie vindt de verklaring van verdachte – te weten dat hij vóór het betreden van het distributiecentrum nog niet doorhad wat de omvang was van hetgeen waaraan hij zijn medewerking verleende – steun vindt in het dossier. Verdachte was degene die op een later moment het distributiecentrum betrad (NN5). Verdachte is wel aan te merken als medeplichtige aan de overval. De officier van justitie acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Hoewel verdachte heeft toegegeven dat hij een strafbaar feit heeft begaan, is zijn rol hooguit te kwalificeren als die van medeplichtige. De raadsman verzoekt de rechtbank verdachte daarom vrij te spreken van het primair ten laste gelegde medeplegen.
Daarnaast kan verdachte niet worden aangerekend dat door zijn medeverdachten geweld tegen de beveiligers van het distributiecentrum is gebruikt en een vuurwapen is getoond. Verdachte heeft slechts geholpen met het wegnemen van enkele goederen en zijn opzet was ook enkel daarop gericht. Voorafgaand aan de overval heeft verdachte niets te horen gekregen of gezien waaruit hij had kunnen afleiden dat geweld zou worden gebruikt. Tijdens de overval heeft hij evenmin geweld of een wapen gezien. Verdachte heeft in het distributiecentrum slechts in een flits gezien dat iemand op de grond lag. Ook dit maakt niet dat de geweldshandelingen hem kunnen worden toegerekend. De raadsman verzoekt de rechtbank dan ook verdachte vrij te spreken van dat deel van de tenlastelegging.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Conclusie
Gelet op de redengevende feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit, in die zin dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan diefstal voorafgegaan, vergezeld van en gevolgd door geweld en bedreiging met geweld. De rechtbank zal hierna uitleggen hoe zij tot deze conclusie is gekomen.
Bewijsmiddelen
De rechtbank heeft de volgende wettige bewijsmiddelen gebruikt [1] :
Uit de aangifte van [aangeefster] blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende [2] :
Namens [benadeelde 1] ben ik gemachtigd voor het doen van aangifte van de overval die plaats heeft gevonden op 17 december 2018 omstreeks 03:00 uur aan de [adres]
te [vestigingsplaats] . In totaal heeft men tussen de 8 á 10 brandkasten opgebroken. Het totaal aan weggenomen goederen heeft een winkelwaarde van € 172.605,-. In al die brandkasten zat parfum.
Uit de aangifte van [aangever ] blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende [3] :
Ik zat achter de desk. Ik hoorde de deur. Toen ik wilde gaan kijken kwamen drie personen binnen. Een ervan had een pistool. Drie mannen. Een had een koevoet bij zich. Eén had niks bij zich en ging naar mijn collega toe. Degene met het pistool kwam naar mij. We zijn naar het magazijn gelopen. Achter een branddeur ingang werden wij gekneveld. Rond drie uur kwart over drie hebben ze gebeld met iemand die denk ik op de [straat] stond te wachten. Ik lag op mijn buik op de grond met tiewraps om mijn enkels en om mijn polsen. Ze hadden bivakmutsen op en waren in het zwart gekleed. Ze hebben een kar gepakt die hebben ze mee genomen. Eén liep steeds heen en weer en hield het pistool op mij gericht. Mijn collega lag daar ook. Ze zijn nog met een palletwagen die ze ergens vandaan hadden gehaald ook nog tassen mee genomen. Op het moment dat ze verder waren met het inpakken kwam er een vierde persoon naar binnen. Ze hebben de bus geparkeerd. We moesten in een soort vogelnestje gaan liggen om de tiewraps aan elkaar te maken. Ik zei dat ze ons beter aan het rek vast konden maken. Ik zag dat er naast de deur een klein hekje was en zei dat ze ons daar aan konden binden. Onze voeten zijn eraan vastgemaakt. Ze zijn weggegaan.
V: Waar is de eerste confrontatie met de man met het pistool?
Net buiten het kantoor. De voordeur gaat open. Ze komen naar binnen lopen. Ik zie dat de
voorste man een pistool vast heeft. Ik loop naar de deuropening. Ik hoor de man met het pistool zeggen: “Meewerken, dit is een overval. Als je niet mee werkt dan schiet ik.”
Uit de aangifte van [aangever] blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende [4] :
We hoorden een geluid alsof er iemand binnenkwam. Binnen no-time stonden er drie met een pistool op ons gericht. Eén stond voor de balie en de andere twee liepen gelijk naar binnen. Ze hebben ons geprobeerd op de grond te duwen, om te gaan liggen, maar dat lukte niet. Ze hebben ons meegenomen naar het magazijn, Warehouse. Ze hadden karton op de grond neergelegd en ze hebben ons vastbonden aan handen en voeten met tiewraps. Toevallig keek ik op mijn klokje want ik wilde de tijd in de gaten houden. Ik zag dat wij om 03.15 uur vastgebonden waren. De dader die ons had vastgemaakt, bleef heel even bij ons, maar ging later meehelpen met het transport van de tassen. Toen bleef een andere bij ons waken. Hij liep wel heen en terug naar de stelling waar het gebeurde. Ze hebben een paletwagen meegenomen uit het Warehouse met allemaal lege tassen daarop, die hebben ze gevuld met parfum. Ze zijn met de paletwagen naar de auto gegaan en ze zijn toen teruggekomen voor de tweede keer. Rond 04.30 uur zeiden ze tegen ons dat ze ons zouden vastbinden aan een andere stelling, we werden aan onze benen getrokken in de richting van de stelling en daar werden wij nogmaals met tiewraps vastgemaakt aan onze benen. We hebben even gewacht tot dat de mensen wegwaren.
Uit een proces-verbaal van bevindingen omtrent camerabeelden blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende [5] :
Naar aanleiding van een gepleegde overval op het distributiecentrum van [benadeelde 1] , hebben wij van de aangever diverse camerabeelden van de overval gekregen. Het betreft een overval op 17 december 2018 aan de [adres] in [vestigingsplaats] , welke tussen 03:00 en 04:30 uur heeft plaats gevonden.
03:06:00
De toegangsdeur gaat open en drie verdachten gaan naar binnen. In volgorde; eerst NN03, dan NN02 en dan NN01.
04:02:54
De deur van dock23 gaat open en bus staat daar. Vervolgens worden er tassen ingeladen door NN2 en NN4. NN5 komt ook in beeld. Vervolgens gaan ze alle drie weg en komen met nieuwe voorraad.
04:06:33
NN2, NN4 en NN5 komen vanuit de inbound met een lege trolleywagen en lege tassen en lopen richting de ruimte waar de brandkasten staan, (screenshot 1J)
Hierna is op camera “branddeur 8.03” te zien dat NN4 en NN2 steeds bij de brandkasten bezig zijn.
04:07:15
Op camera “branddeur 8.03” is te zien dat NN2, NN4 en NN5 heen en weer lopen naar de
brandkasten om tassen te vullen, (screenshot 1W en 1X)
04:22:07
Camera tussendeur hal 8/9: NN4, NN5 en NN2 lopen met een trolley met ongeveer 9 volle tassen, (screenshot 1K).
04:26:21
NN5 rent wat zenuwachtig heen en weer en kijkt naar buiten door de ramen van verschillende dockdeuren. Vervolgens worden er nog diverse tassen ingeladen. NN4 stapt in de bus.
Uit de verklaring van verdachte afgelegd ter zitting op 15 mei 2023 blijkt– zakelijk weergegeven – het volgende [6] :
Ik ben op de bewuste avond op 16 december 2018 aangesproken terwijl ik in mijn werkauto zat. Er werd aan mij gevraagd of ik mijn bus wilde afstaan voor een opdracht. Dit is een verlengde Mercedes sprinter bus. Er waren voor mij direct signalen dat het geen legale opdracht was. Ik kreeg een geldbedrag aangeboden.
Ik was niet bereid mijn werkbus af te staan, maar ik was wel bereid met de bus mee te gaan. Zodoende is een klein stappenplan afgewerkt. Ik ging even naar huis om mij op te frissen en daar heb ik gewacht. Ik ben toen in mijn bus naar het adres gereden dat aan mij was doorgegeven. Daar heb ik het stuur van mijn bus uit handen gegeven en vervolgens ben ik in de bus meegereden. We hebben meerdere ‘stops’ gemaakt voordat we naar het terrein gingen. Bij de eerste stop zijn tassen gebracht en ingeladen in de bus. (…)
Op het terrein werd gezegd dat het niet snel genoeg ging en werd mij gevraagd of ik niet even een handje kon helpen. Ik ben meegegaan.
Ik heb tassen op een laadkar gezet, heb tassen in de bus geladen en ben daarna met de bus mee teruggereden.
U vraagt mij te vertellen hoe ik die bewuste avond precies werd aangesproken. Ik was net klaar met werken toen ik werd aangesproken.
Er kwamen toen twee jongens naar mij toe. Een van de jongens is een bekende van mij. Ik ken hem van gezicht.
De ander is één van de medeverdachten. Ik kreeg voor de klus 10.000,- euro aangeboden. Ik heb achteraf daarvan 2.300,- euro ontvangen. Het adres dat ik kreeg was een adres in Amsterdam. Daar aangekomen heeft iemand het stuur van mijn bus overgenomen. We waren toen met zijn tweeën. Wij hebben een aantal tussenstops gemaakt. Er werd ook een kenteken verwisseld tijdens een tussenstop. Er is een aantal tassen in de bus geladen. Dit zijn de tassen die later bij het terrein zijn gebruikt om de spullen in te laden.
Wij zijn ook met zijn tweeën weer in de bus vertrokken. De tassen met de goederen zijn op een adres in Amsterdam uitgeladen.
Mijn advocaat laat mij nu pagina 1838 van het procesdossier zien. Ik had die nacht een groene capuchon trui aan en een blauwe jas. Ik herken mijzelf als NN5 op de foto.
U houdt mij voor dat uit het procesdossier blijkt dat ik tot 02:24 uur die nacht mijn telefoon veel heb gebruikt. Het klopt wel dat ik die nacht steeds met dezelfde persoon telefonisch contact heb gehad. Het klopt dat ik ook nog met een ander telefonisch contact heb gehad.
U houdt mij pagina 2247 uit het procesdossier voor. Hieruit blijkt dat ik die nacht 14 keer telefonisch contact zou hebben gehad met het telefoonnummer dat wordt toegeschreven aan medeverdachte [medeverdachte 1] . U vraagt mij waar al dit contact over ging. Ik zeg u dat dit ging over de locaties, over hoe lang het nog zou duren, en ga zo maar door.
U vraagt mij of ik heb gezien dat de personen die op de grond lagen waren vastgebonden. Ik heb ze wel zien liggen, maar ik zag niet dat ze waren vastgebonden.
Ik heb het geld ongeveer twee weken later ontvangen van de persoon die ik ook heb gesproken die nacht aan de telefoon.
Bewijsoverwegingen
Nadere overweging ten aanzien van het medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat betrokkenheid aan een strafbaar feit als medepleger kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het plegen van het feit sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn mededader(s). Van een zodanige nauwe en bewuste samenwerking kan onder meer sprake zijn als de samenwerking in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering van het feit.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat op 17 december 2018 bij het distributiecentrum [benadeelde 2] in [vestigingsplaats] (hierna: het distributiecentrum) een overval heeft plaatsgevonden, waarbij voor € 172.605,- aan parfum is gestolen, toebehorende aan [benadeelde 1] . Bij de overval zijn twee beveiligers met tiewraps vastgebonden en bedreigd met een vuurwapen. Uit de aangiften van de beveiligers en de camerabeelden van de overval volgt dat in totaal vijf personen de overval feitelijk hebben uitgevoerd. Eén van deze feitelijke uitvoerders is verdachte geweest.
Blijkens de gebruikte bewijsmiddelen is verdachte enkele uren voor de overal benaderd door twee personen, die hem tegen betaling een klus aanboden. Verdachte heeft de klus aanvaard en heeft zich op een later moment die nacht met zijn (werk)bus gemeld op de afgesproken tijd en plaats. In de nacht van de overval heeft verdachte ten minste 14 keer telefonisch contact gehad met een medeverdachte van de overval, welk contact onder meer ging over locaties en ‘timing’. Onderweg naar het distributiecentrum met de bus van verdachte is een medeverdachte opgepikt en zijn lege tassen ingeladen. Verdachte is in zijn bus meegereden naar het distributiecentrum en is daar op enig moment naar binnen gegaan. In totaal is verdachte ruim 20 minuten binnen geweest. Aldaar heeft hij samen met zijn mededaders de kluizen leeggehaald, de meegenomen lege tassen gevuld met de inhoud van de kluizen, heeft hij de gevulde tassen op een laadkar naar de uitgang gereden en deze ingeladen in zijn bus. Vervolgens is hij samen met zijn mededaders vertrokken met de buit in zijn bus. Achteraf heeft verdachte een geldbedrag ontvangen voor zijn aandeel in de overval.
Op grond van voorstaande blijkt dat verdachte een zodanig wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de overval op het distributiecentrum dat hij als medepleger daarvan gezien moet worden. Hij heeft niet alleen zijn bus beschikbaar gesteld waarmee een andere overvaller en bij de overval gebruikte tassen naar en van de plaats delict zijn gereden, maar heeft ook tijdens de overval daaraan een substantiële bijdrage geleverd door mee te helpen met het wegnemen van de buit uit de kluizen en het laden van de gestolen goederen in zijn bus. Dat, zoals door de verdediging is betoogd, verdachte pas enige tijd na de mededaders het distributiecentrum is ingegaan dan zijn mededaders en (bijvoorbeeld qua kleding) minder goed op de overval zou zijn voorbereid dan de overige daders, doet niet af aan zijn wezenlijke aandeel in de overval.
Nadere overweging ten aanzien van het medeplegen van (bedreiging met) geweld
Verdachte is niet degene die tijdens de overval het vuurwapen heeft getoond, dreigende woorden richting de beveiligers heeft geuit of hen heeft vastgebonden. De vraag is dan ook of verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het door de mededaders bij de diefstal gebruikte geweld dan wel op de geuite dreiging met geweld. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend. Verdachte is gevraagd voor een klus waarvan hij op voorhand wist dat het niet ‘legaal’ was. Op weg naar het distributiecentrum zijn lege tassen in zijn bus geladen. Vervolgens is hij met zijn mededaders het distributiecentrum, gelegen op een afgesloten bedrijventerrein, binnen gegaan. Op dergelijke locaties is doorgaans – ook gedurende de nachtelijke uren – beveiliging aanwezig. Onder die omstandigheden en met de wetenschap van verdachte dat hij mee ging doen aan een ‘illegale’ klus, moet de kans op toepassing van (dreiging met) geweld (door mededaders) aanmerkelijk worden geacht en moet verdachte zich, ook gelet op de door de mededaders gedragen donkere kleding en gezichtsbedekking, van die kans op geweld bewust zijn geweest. Verdachte is desondanks het distributiecentrum ingegaan, waar hij heeft gezien dat de kans op (bedreiging met) geweld zich in dit geval ook daadwerkelijk voordeed. Verdachte heeft daar immers twee personen in beveiligingskleren op de grond zien liggen. Ook als verdachte – zoals hij heeft verklaard – niet zou hebben gezien dat zij vastgebonden waren, kon hij uit de houding van de beveiligers in de gegeven omstandigheden niet anders opmaken dan dat deze personen, de beveiligers, met geweld overmeesterd waren. Door onverminderd door te gaan met het leeghalen van de kluizen en het inladen van gestolen goederen in zijn bus en zich in de ruim 20 minuten die hij binnen is geweest niet van de overval te distantiëren, kan worden geconcludeerd dat verdachte de aanmerkelijke kans op geweld bewust heeft aanvaard. Dat maakt het opzet van verdachte op het gebruik van geweld en het dreigen met geweld door zijn mededaders bewezen.
Conclusie
De rechtbank is gelet op het vorenstaande van oordeel dat het ten laste gelegde medeplegen van diefstal met (bedreiging met) geweld wettig en overtuigend kan worden bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Primair:
hij op 17 december 2018 te Mijdrecht (gemeente De Ronde Venen)
tezamen en in vereniging met anderen
een grote hoeveelheid parfum (met een totale winkelwaarde van € 172.605,-),
dat geheel aan een ander dan aan verdachte en zijn mededaders
toebehoorde, te weten aan [benadeelde 1] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [aangever ] en [aangever] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij
de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [aangever ] en [aangever] meermalen met een vuurwapen, althans
een op een vuurwapen gelijkend voorwerp te bedreigen, althans te tonen en
(daarbij) te zeggen: “meewerken, dit is een overval” en “als je niet mee werkt dan
schiet ik” en
- de benen/voeten en armen/handen van die [aangever ] en [aangever] te
knevelen/vast te binden (met tiewraps/kabelbinders) en vast te maken aan een
stelling en/of hek.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van en gevolgd door geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van de duur van het voorarrest;
- een geldboete van € 2.300,-.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de rechtbank rekening te houden met het lange tijdsverloop in deze zaak. Verdachte is op 8 juli 2019 in verzekering gesteld. De redelijke termijn is overschreden. Verzocht wordt verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Verdachte heeft bij de overval een kleine rol gehad en er moet gelet worden op zijn persoonlijke omstandigheden, waardoor een gevangenisstraf niet als uitgangspunt moet worden genomen. Verdachte werkt full time en is recent getrouwd. Hij heeft geen relevante documentatie. Alles wijst erop dat zijn betrokkenheid bij deze zaak een eenmalige, stomme fout is geweest. Een fout die hem nu al jaren achtervolgt, omdat deze zaak zo lang op zich heeft laten wachten.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een gewapende overval op een distributiecentrum van [benadeelde 1] . Verdachte heeft de overval van te voren besproken met zijn mededaders en is samen met zijn mededaders midden in de nacht, met (bivak)mutsen en een vuurwapen, het bedrijf binnengedrongen. Samen hebben zij daar twee beveiligers met een vuurwapen bedreigd en hen aan de armen en benen vastgebonden met tiewraps. Vervolgens hebben de daders verpakkingen met parfum, met in totaal een winkelwaarde van €172.605,-, in tassen gedaan en in een bus geladen. Ze zijn in totaal ongeveer 90 minuten binnen geweest. Verdachte heeft met zijn handelen laten zien geen respect te hebben voor andermans goederen en eigendommen en de lichamelijke integriteit van de beide beveiligers. Slachtoffers van overvallen hebben vaak langdurig psychische klachten van wat hen is overkomen. Uit de aangiften van de beveiligers blijkt dit ook hier het geval te zijn. De overval is beangstigend voor hen geweest. Daarnaast hebben de daders met hun handelen aan [benadeelde 1] schade toegebracht. De buit is nog altijd niet gevonden. Bovendien leiden overvallen tot gevoelens van onveiligheid en angst in de samenleving. Verdachte heeft met dit alles geen rekening gehouden en heeft slechts oog gehad voor zijn eigen financiële gewin. De rechtbank neemt verdachte dit kwalijk.
Uitgangspunten voor de strafoplegging
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat, ondanks de door de verdediging gestelde persoonlijke omstandigheden van verdachte, op het bewezenverklaarde niet anders kan worden gereageerd dan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank heeft gelet op de hoogte van de straffen die doorgaans voor dit soort delicten worden opgelegd. De landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS hanteren als uitgangspunt voor een overval op een winkel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden. In dit geval gaat het om een overval op een distributiecentrum waar beveiligers aanwezig waren, waardoor deze situatie naar het oordeel van de rechtbank meer aansluit bij een overval op een winkel (met aanwezigheid van personeel) dan een inbraak in een (onbemand) bedrijfspand. De daders van de overval zijn met een vuurwapen en tiewraps het distributiecentrum binnen gegaan en hebben de aanwezige beveiligers bedreigd met het wapen en vastgebonden met de tiewraps. Als strafverzwarende omstandigheden gelden in dit geval de samenwerking tussen meerdere overvallers, de professionele werkwijze, de omvang van de geleden schade en het tegen de beveiligers gebruikte geweld.
Dat betekent naar het oordeel van de rechtbank dat voor verdachte in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden op zijn plaats is. De rechtbank houdt echter rekening met de volgende omstandigheden.
De persoon van verdachte
Verdachte heeft een fulltime baan als glasvezelmonteur. Hij woont bij zijn ouders en is afgelopen februari getrouwd. Op het strafblad van verdachte van 4 april 2023 staan geen veroordelingen voor geweldsdelicten. Wel heeft verdachte vier strafbeschikkingen opgelegd gekregen van na de datum van dit feit. Dit betekent dat de rechtbank artikel 63 Sr zal toepassen, omdat de huidige zaak bij de eerdere veroordelingen ‘in theorie’ had kunnen worden meegenomen. Omdat dit geheel andersoortige feiten betreffen, heeft dit echter geen invloed op de straf in deze zaak.
De rechtbank houdt er in strafverminderende zin rekening mee dat de rol van verdachte beduidend minder is geweest dan die van zijn mededaders en dat verdachte heeft laten blijken dat hij het kwalijke van zijn handelen inziet, door ter zitting een bekennende verklaring af te leggen en daarbij spijt te betuigen.
Alles afwegende acht de rechtbank in het geval van verdachte in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden passend en geboden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Redelijke termijn
De rechtbank constateert dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Een verdachte heeft namelijk recht op berechting van zijn zaak binnen een redelijke termijn. Als uitgangspunt geldt dat binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn in eerste aanleg moet zijn beslist, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Verdachte is op 8 juli 2019 aangehouden en in verzekering gesteld. De redelijke termijn is op die datum aangevangen. Op 13 juni 2023 komt de rechtbank tot een vonnis. Er is sprake van een overschrijding van de redelijke termijn van bijna twee jaar. Er zijn in deze zaak geen bijzondere redenen voor het langere tijdsverloop geweest. De rechtbank zal daarom een strafkorting van 10%, oftewel 2 maanden, toepassen. Dat leidt ertoe dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van in totaal 18 maanden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9.BENADEELDE PARTIJ

[benadeelde 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en heeft een verzoek tot schadevergoeding ingediend. In het verzoek is echter geen schadebedrag ingevuld. In de toelichting staat dat de schade is ontstaan door een ander feit, te weten een diefstal in Almere op 15 oktober 2019. Ter terechtzitting is geen aanvullend verzoek gedaan en is namens de benadeelde partij niemand verschenen ter toelichting van het verzoek.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, nu geen concreet schadebedrag is ingevuld. De officier van justitie heeft ter zitting kenbaar gemaakt nog navraag te hebben gedaan bij de benadeelde partij of er een wijziging dan wel aanvulling zou komen op de vordering, maar de officier van justitie heeft op dit verzoek geen reactie ontvangen.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu zij niet kan vaststellen of en voor welk bedrag benadeelde schade heeft ondervonden als gevolg van het bewezen verklaarde feit. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 47, 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het primair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
18 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij
- verklaart [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A.J. van Yperen, voorzitter, mrs. A. Blanke en J.P. Verboom, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J. den Haan, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 juni 2023.
Mr. A. Blanke is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt – na wijziging van de tenlastelegging – ten laste gelegd dat:
Primair:
hij op of omstreeks 17 december 2018 te [vestigingsplaats] (gemeente De Ronde Venen)
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een grote hoeveelheid parfums (met een totale winkelwaarde van €172.605,-), in elk
geval enig goed,
dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde, te weten aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] (gevestigd aan de
[adres] ),
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen [aangever ] en/of [aangever] , gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij
betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij
de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [aangever ] en/of [aangever] een of meermalen (met) een vuurwapen, althans
een op een vuurwapen gelijkend voorwerp te bedreigen, althans te tonen en/of
(daarbij) te zeggen: “meewerken, dit is een overval” en/of “als je niet mee werkt dan
schiet ik” en/of
- de benen/voeten en/of armen/handen van die [aangever ] en/of [aangever] te
knevelen/vast te binden (met tiewraps/kabelbinders) en/of vast te maken aan een
stelling en/of hek;
subsidiair:
[medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en/of een of meerdere onbekend gebleven
personen op of omstreeks 17 december 2018 te Mijdrecht (gemeente De Ronde Venen),
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met elkaar en/of met een of meer anderen, althans alleen, een
grote hoeveelheid (luxe)parfums (met een totale winkelwaarde van €I72.605-), in elk
geval enig goed,
dat geheel of ten dele aan een ander dan aan die [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3]
en/of onbekend gebleven mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde 1] en/of
[benadeelde 2] (gevestigd aan de [adres] ), heeft weggenomen met het oogmerk
om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen [aangever ] en/of [aangever] , gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping
op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [aangever ] en/of [aangever] een of meermalen (met) een vuurwapen, althans een op
een vuurwapen gelijkend voorwerp te bedreigen, althans te tonen en/of (daarbij) te
zeggen: ‘meewerken, dit is een overval” en/of als je niet mee werkt dan schiet ik” en/of
- de benen/voeten en/of armen/handen van die [aangever ] en/of [aangever] te
knevelen/vast te binden (met tiewraps/kabelbinders) en/of vast te maken aan een
stelling en/of hek;
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode 16 tot en
met 17 december 2018 te Mijdrecht (gemeente De Ronde Venen) en/of Amsterdam
en /of Almere, althans in Nederland,
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of
inlichtingen heeft verschaft, door - de plegers van voornoemd misdrijf een voertuig ter beschikking te stellen (Mercedes
Sprinter), en/of
- - de plegers van voornoemd misdrijf behulpzaamheid te verschaffen
- door een of meer tas(sen) met een of meerdere verpakking(en) luxeparfums te vullen, en/of
- - - de plegers van voornoemd misdrijf behulpzaamheid te verschaffen bij het inladen van
voornoemde tassen in voornoemd voertuig, en/of
--- - de plegers van voornoemde misdrijf de behulpzaamheid te verschaffen bij het vervoer
van vernoemde tassen naar een adres (te Amsterdam)
- en/of het aldaar uitladen van de tassen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van onderzoek 09GEUR18 van 2 juli 2020 genummerd PL0900 2020208159 (voorgeleidingsdossier), 22 juli 2020 genummerd PL0900 2020208159A (voorgeleidingsdossier) en 9 juli 2021 (einddossier) genummerd PL0900 2020208159B, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 2729. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte van 18 december 2018, pagina 1607.
3.Proces-verbaal van verhoor aangever van 17 december 2018, pagina 1588-1597.
4.Proces-verbaal van verhoor aangever van 17 december 2018, pagina 1580-1585.
5.Proces-verbaal van bevindingen van 23 december 2020, pagina 1838-1847.
6.Verklaring van de verdachte afgelegd ter zitting tegenover de rechtbank op 15 mei 2023.