4.3Het oordeel van de rechtbank
Conclusie
Gelet op de redengevende feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit, in die zin dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan diefstal voorafgegaan, vergezeld van en gevolgd door geweld en bedreiging met geweld. De rechtbank zal hierna uitleggen hoe zij tot deze conclusie is gekomen.
Bewijsmiddelen
De rechtbank heeft de volgende wettige bewijsmiddelen gebruikt:
Uit de aangifte van [aangeefster] blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Namens [benadeelde 1] ben ik gemachtigd voor het doen van aangifte van de overval die plaats heeft gevonden op 17 december 2018 omstreeks 03:00 uur aan de [adres]
te [vestigingsplaats] . In totaal heeft men tussen de 8 á 10 brandkasten opgebroken. Het totaal aan weggenomen goederen heeft een winkelwaarde van € 172.605,-. In al die brandkasten zat parfum.
Uit de aangifte van [aangever ] blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Ik zat achter de desk. Ik hoorde de deur. Toen ik wilde gaan kijken kwamen drie personen binnen. Een ervan had een pistool. Drie mannen. Een had een koevoet bij zich. Eén had niks bij zich en ging naar mijn collega toe. Degene met het pistool kwam naar mij. We zijn naar het magazijn gelopen. Achter een branddeur ingang werden wij gekneveld. Rond drie uur kwart over drie hebben ze gebeld met iemand die denk ik op de [straat] stond te wachten. Ik lag op mijn buik op de grond met tiewraps om mijn enkels en om mijn polsen. Ze hadden bivakmutsen op en waren in het zwart gekleed. Ze hebben een kar gepakt die hebben ze mee genomen. Eén liep steeds heen en weer en hield het pistool op mij gericht. Mijn collega lag daar ook. Ze zijn nog met een palletwagen die ze ergens vandaan hadden gehaald ook nog tassen mee genomen. Op het moment dat ze verder waren met het inpakken kwam er een vierde persoon naar binnen. Ze hebben de bus geparkeerd. We moesten in een soort vogelnestje gaan liggen om de tiewraps aan elkaar te maken. Ik zei dat ze ons beter aan het rek vast konden maken. Ik zag dat er naast de deur een klein hekje was en zei dat ze ons daar aan konden binden. Onze voeten zijn eraan vastgemaakt. Ze zijn weggegaan.
V: Waar is de eerste confrontatie met de man met het pistool?
Net buiten het kantoor. De voordeur gaat open. Ze komen naar binnen lopen. Ik zie dat de
voorste man een pistool vast heeft. Ik loop naar de deuropening. Ik hoor de man met het pistool zeggen: “Meewerken, dit is een overval. Als je niet mee werkt dan schiet ik.”
Uit de aangifte van [aangever] blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
We hoorden een geluid alsof er iemand binnenkwam. Binnen no-time stonden er drie met een pistool op ons gericht. Eén stond voor de balie en de andere twee liepen gelijk naar binnen. Ze hebben ons geprobeerd op de grond te duwen, om te gaan liggen, maar dat lukte niet. Ze hebben ons meegenomen naar het magazijn, Warehouse. Ze hadden karton op de grond neergelegd en ze hebben ons vastbonden aan handen en voeten met tiewraps. Toevallig keek ik op mijn klokje want ik wilde de tijd in de gaten houden. Ik zag dat wij om 03.15 uur vastgebonden waren. De dader die ons had vastgemaakt, bleef heel even bij ons, maar ging later meehelpen met het transport van de tassen. Toen bleef een andere bij ons waken. Hij liep wel heen en terug naar de stelling waar het gebeurde. Ze hebben een paletwagen meegenomen uit het Warehouse met allemaal lege tassen daarop, die hebben ze gevuld met parfum. Ze zijn met de paletwagen naar de auto gegaan en ze zijn toen teruggekomen voor de tweede keer. Rond 04.30 uur zeiden ze tegen ons dat ze ons zouden vastbinden aan een andere stelling, we werden aan onze benen getrokken in de richting van de stelling en daar werden wij nogmaals met tiewraps vastgemaakt aan onze benen. We hebben even gewacht tot dat de mensen wegwaren.
Uit een proces-verbaal van bevindingen omtrent camerabeelden blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Naar aanleiding van een gepleegde overval op het distributiecentrum van [benadeelde 1] , hebben wij van de aangever diverse camerabeelden van de overval gekregen. Het betreft een overval op 17 december 2018 aan de [adres] in [vestigingsplaats] , welke tussen 03:00 en 04:30 uur heeft plaats gevonden.
03:06:00
De toegangsdeur gaat open en drie verdachten gaan naar binnen. In volgorde; eerst NN03, dan NN02 en dan NN01.
04:02:54
De deur van dock23 gaat open en bus staat daar. Vervolgens worden er tassen ingeladen door NN2 en NN4. NN5 komt ook in beeld. Vervolgens gaan ze alle drie weg en komen met nieuwe voorraad.
04:06:33
NN2, NN4 en NN5 komen vanuit de inbound met een lege trolleywagen en lege tassen en lopen richting de ruimte waar de brandkasten staan, (screenshot 1J)
Hierna is op camera “branddeur 8.03” te zien dat NN4 en NN2 steeds bij de brandkasten bezig zijn.
04:07:15
Op camera “branddeur 8.03” is te zien dat NN2, NN4 en NN5 heen en weer lopen naar de
brandkasten om tassen te vullen, (screenshot 1W en 1X)
04:22:07
Camera tussendeur hal 8/9: NN4, NN5 en NN2 lopen met een trolley met ongeveer 9 volle tassen, (screenshot 1K).
04:26:21
NN5 rent wat zenuwachtig heen en weer en kijkt naar buiten door de ramen van verschillende dockdeuren. Vervolgens worden er nog diverse tassen ingeladen. NN4 stapt in de bus.
Uit de verklaring van verdachte afgelegd ter zitting op 15 mei 2023 blijkt– zakelijk weergegeven – het volgende:
Ik ben op de bewuste avond op 16 december 2018 aangesproken terwijl ik in mijn werkauto zat. Er werd aan mij gevraagd of ik mijn bus wilde afstaan voor een opdracht. Dit is een verlengde Mercedes sprinter bus. Er waren voor mij direct signalen dat het geen legale opdracht was. Ik kreeg een geldbedrag aangeboden.
Ik was niet bereid mijn werkbus af te staan, maar ik was wel bereid met de bus mee te gaan. Zodoende is een klein stappenplan afgewerkt. Ik ging even naar huis om mij op te frissen en daar heb ik gewacht. Ik ben toen in mijn bus naar het adres gereden dat aan mij was doorgegeven. Daar heb ik het stuur van mijn bus uit handen gegeven en vervolgens ben ik in de bus meegereden. We hebben meerdere ‘stops’ gemaakt voordat we naar het terrein gingen. Bij de eerste stop zijn tassen gebracht en ingeladen in de bus. (…)
Op het terrein werd gezegd dat het niet snel genoeg ging en werd mij gevraagd of ik niet even een handje kon helpen. Ik ben meegegaan.
Ik heb tassen op een laadkar gezet, heb tassen in de bus geladen en ben daarna met de bus mee teruggereden.
U vraagt mij te vertellen hoe ik die bewuste avond precies werd aangesproken. Ik was net klaar met werken toen ik werd aangesproken.
Er kwamen toen twee jongens naar mij toe. Een van de jongens is een bekende van mij. Ik ken hem van gezicht.
De ander is één van de medeverdachten. Ik kreeg voor de klus 10.000,- euro aangeboden. Ik heb achteraf daarvan 2.300,- euro ontvangen. Het adres dat ik kreeg was een adres in Amsterdam. Daar aangekomen heeft iemand het stuur van mijn bus overgenomen. We waren toen met zijn tweeën. Wij hebben een aantal tussenstops gemaakt. Er werd ook een kenteken verwisseld tijdens een tussenstop. Er is een aantal tassen in de bus geladen. Dit zijn de tassen die later bij het terrein zijn gebruikt om de spullen in te laden.
Wij zijn ook met zijn tweeën weer in de bus vertrokken. De tassen met de goederen zijn op een adres in Amsterdam uitgeladen.
Mijn advocaat laat mij nu pagina 1838 van het procesdossier zien. Ik had die nacht een groene capuchon trui aan en een blauwe jas. Ik herken mijzelf als NN5 op de foto.
U houdt mij voor dat uit het procesdossier blijkt dat ik tot 02:24 uur die nacht mijn telefoon veel heb gebruikt. Het klopt wel dat ik die nacht steeds met dezelfde persoon telefonisch contact heb gehad. Het klopt dat ik ook nog met een ander telefonisch contact heb gehad.
U houdt mij pagina 2247 uit het procesdossier voor. Hieruit blijkt dat ik die nacht 14 keer telefonisch contact zou hebben gehad met het telefoonnummer dat wordt toegeschreven aan medeverdachte [medeverdachte 1] . U vraagt mij waar al dit contact over ging. Ik zeg u dat dit ging over de locaties, over hoe lang het nog zou duren, en ga zo maar door.
U vraagt mij of ik heb gezien dat de personen die op de grond lagen waren vastgebonden. Ik heb ze wel zien liggen, maar ik zag niet dat ze waren vastgebonden.
Ik heb het geld ongeveer twee weken later ontvangen van de persoon die ik ook heb gesproken die nacht aan de telefoon.
Bewijsoverwegingen
Nadere overweging ten aanzien van het medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat betrokkenheid aan een strafbaar feit als medepleger kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het plegen van het feit sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn mededader(s). Van een zodanige nauwe en bewuste samenwerking kan onder meer sprake zijn als de samenwerking in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering van het feit.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat op 17 december 2018 bij het distributiecentrum [benadeelde 2] in [vestigingsplaats] (hierna: het distributiecentrum) een overval heeft plaatsgevonden, waarbij voor € 172.605,- aan parfum is gestolen, toebehorende aan [benadeelde 1] . Bij de overval zijn twee beveiligers met tiewraps vastgebonden en bedreigd met een vuurwapen. Uit de aangiften van de beveiligers en de camerabeelden van de overval volgt dat in totaal vijf personen de overval feitelijk hebben uitgevoerd. Eén van deze feitelijke uitvoerders is verdachte geweest.
Blijkens de gebruikte bewijsmiddelen is verdachte enkele uren voor de overal benaderd door twee personen, die hem tegen betaling een klus aanboden. Verdachte heeft de klus aanvaard en heeft zich op een later moment die nacht met zijn (werk)bus gemeld op de afgesproken tijd en plaats. In de nacht van de overval heeft verdachte ten minste 14 keer telefonisch contact gehad met een medeverdachte van de overval, welk contact onder meer ging over locaties en ‘timing’. Onderweg naar het distributiecentrum met de bus van verdachte is een medeverdachte opgepikt en zijn lege tassen ingeladen. Verdachte is in zijn bus meegereden naar het distributiecentrum en is daar op enig moment naar binnen gegaan. In totaal is verdachte ruim 20 minuten binnen geweest. Aldaar heeft hij samen met zijn mededaders de kluizen leeggehaald, de meegenomen lege tassen gevuld met de inhoud van de kluizen, heeft hij de gevulde tassen op een laadkar naar de uitgang gereden en deze ingeladen in zijn bus. Vervolgens is hij samen met zijn mededaders vertrokken met de buit in zijn bus. Achteraf heeft verdachte een geldbedrag ontvangen voor zijn aandeel in de overval.
Op grond van voorstaande blijkt dat verdachte een zodanig wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de overval op het distributiecentrum dat hij als medepleger daarvan gezien moet worden. Hij heeft niet alleen zijn bus beschikbaar gesteld waarmee een andere overvaller en bij de overval gebruikte tassen naar en van de plaats delict zijn gereden, maar heeft ook tijdens de overval daaraan een substantiële bijdrage geleverd door mee te helpen met het wegnemen van de buit uit de kluizen en het laden van de gestolen goederen in zijn bus. Dat, zoals door de verdediging is betoogd, verdachte pas enige tijd na de mededaders het distributiecentrum is ingegaan dan zijn mededaders en (bijvoorbeeld qua kleding) minder goed op de overval zou zijn voorbereid dan de overige daders, doet niet af aan zijn wezenlijke aandeel in de overval.
Nadere overweging ten aanzien van het medeplegen van (bedreiging met) geweld
Verdachte is niet degene die tijdens de overval het vuurwapen heeft getoond, dreigende woorden richting de beveiligers heeft geuit of hen heeft vastgebonden. De vraag is dan ook of verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het door de mededaders bij de diefstal gebruikte geweld dan wel op de geuite dreiging met geweld. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend. Verdachte is gevraagd voor een klus waarvan hij op voorhand wist dat het niet ‘legaal’ was. Op weg naar het distributiecentrum zijn lege tassen in zijn bus geladen. Vervolgens is hij met zijn mededaders het distributiecentrum, gelegen op een afgesloten bedrijventerrein, binnen gegaan. Op dergelijke locaties is doorgaans – ook gedurende de nachtelijke uren – beveiliging aanwezig. Onder die omstandigheden en met de wetenschap van verdachte dat hij mee ging doen aan een ‘illegale’ klus, moet de kans op toepassing van (dreiging met) geweld (door mededaders) aanmerkelijk worden geacht en moet verdachte zich, ook gelet op de door de mededaders gedragen donkere kleding en gezichtsbedekking, van die kans op geweld bewust zijn geweest. Verdachte is desondanks het distributiecentrum ingegaan, waar hij heeft gezien dat de kans op (bedreiging met) geweld zich in dit geval ook daadwerkelijk voordeed. Verdachte heeft daar immers twee personen in beveiligingskleren op de grond zien liggen. Ook als verdachte – zoals hij heeft verklaard – niet zou hebben gezien dat zij vastgebonden waren, kon hij uit de houding van de beveiligers in de gegeven omstandigheden niet anders opmaken dan dat deze personen, de beveiligers, met geweld overmeesterd waren. Door onverminderd door te gaan met het leeghalen van de kluizen en het inladen van gestolen goederen in zijn bus en zich in de ruim 20 minuten die hij binnen is geweest niet van de overval te distantiëren, kan worden geconcludeerd dat verdachte de aanmerkelijke kans op geweld bewust heeft aanvaard. Dat maakt het opzet van verdachte op het gebruik van geweld en het dreigen met geweld door zijn mededaders bewezen.
Conclusie
De rechtbank is gelet op het vorenstaande van oordeel dat het ten laste gelegde medeplegen van diefstal met (bedreiging met) geweld wettig en overtuigend kan worden bewezen.