ECLI:NL:RBMNE:2023:2770

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 juni 2023
Publicatiedatum
13 juni 2023
Zaaknummer
16.169696.20 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor deelname aan een gewapende overval in vereniging op een distributiecentrum

Op 13 juni 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van deelname aan een gewapende overval op een distributiecentrum in Mijdrecht op 17 december 2018. De officier van justitie vorderde een veroordeling op basis van DNA-sporen die op tiewraps waren aangetroffen, welke gebruikt waren om beveiligers vast te binden tijdens de overval. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de bewijsvoering onvoldoende was om de verdachte als medepleger van de overval aan te merken. De verdediging voerde aan dat het DNA van de verdachte op de tiewraps niet noodzakelijkerwijs verband hield met de overval, en dat er een alternatief scenario was waarin het DNA op een andere manier op de tiewraps terecht was gekomen. Het NFI concludeerde dat de kans dat het DNA van de verdachte op de tiewraps was achtergelaten tijdens de overval even groot was als de kans dat het achtergrond-DNA betrof. De rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was voor zijn betrokkenheid bij de overval. Tevens werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, aangezien de verdachte werd vrijgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.169696.20 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 13 juni 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1979] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 15 mei 2023 en 30 mei 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. R.E. Craenen en van hetgeen mr. M. Ketting, advocaat te Amsterdam, namens verdachte, naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
zich op 17 december 2018 te Mijdrecht samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan diefstal van een grote hoeveelheid parfum (met een totale winkelwaarde van €172.605,- toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen twee beveiligers.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend te bewijzen dat verdachte zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan de overval gepleegd op 17 december 2018 te Mijdrecht. Hij baseert zich daarbij op de aangiftes van de twee beveiligers, de aangifte gedaan namens [benadeelde 1] en het NFI-rapport waaruit volgt dat op twee van de op de plaats delict aangetroffen tiewraps die gebruikt zijn om de beveiligers vast te binden een DNA-spoor (bloed- en weefselspoor) van verdachte is aangetroffen. Het gaat hier volgens de officier van justitie om lange tiewraps van om en nabij 60 centimeter lang. Het is vanwege die lengte niet makkelijk voorstelbaar dat de tiewraps zich in de buddyseat van de (gestolen) scooter van verdachte hebben bevonden, zoals verdachte heeft verklaard. Verdachte heeft zich de dag na de overval gemeld bij een PI om een eerder opgelegde straf uit te zitten en heeft geen toestemming gegeven om na te trekken of hij op dat moment een verwonding had. De daders van de overval hebben met grof geweld de kluizen opengebroken, waardoor het goed mogelijk is dat verdachte zich daarbij heeft verwond en het bloed door zijn handschoenen heen op de tiewraps terecht is gekomen. Zowel het bloed- als weefselspoor op de tiewraps moeten worden aangemerkt als een daderspoor.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, overeenkomstig haar overgelegde en in het dossier gevoegde pleitnota, vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde feit. Het dossier bevat geen bewijs dat verdachte betrokken was bij de overval of dat hij daarvan wist. Zij heeft hiertoe samengevat aangevoerd dat zich in het dossier geen steunbewijs bevindt voor het DNA-spoor van verdachte dat is aangetroffen op twee van de bij de overval gebruikte tiewraps. Het DNA-spoor is op zichzelf genomen ook allerminst conclusief nu een tiewrap een verplaatsbaar voorwerp is. Daar komt bij dat verdachte een alternatief scenario heeft aangevoerd en daarmee een verklaring heeft gegeven voor het aantreffen van zijn DNA op de tiewraps, welk scenario door het NFI is bestempeld als ongeveer even waarschijnlijk als het scenario dat verdachte de tiewraps bij de beveiligers zou hebben aangebracht. De raadsvrouw heeft bovendien, kort gezegd, aangevoerd dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek, omdat de historische verkeers- en locatiegegevens in strijd met het Unierecht zijn gevorderd. Deze gegevens moeten daarom worden uitgesloten van het bewijs, dan wel dient er strafvermindering te volgen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak
Uit het dossier volgt dat op 17 december 2018 bij het distributiecentrum [benadeelde 2] in Mijdrecht een overval heeft plaatsgevonden, waarbij voor € 172.605,- aan parfum is weggenomen toebehorende aan [benadeelde 1] . Bij deze overval zijn twee beveiligers met tiewraps vastgebonden en bedreigd met een vuurwapen. Uit de aangiften van de beveiligers en de camerabeelden van de overval, volgt er dat er vijf feitelijke uitvoerders zijn geweest van de overval.
De kern van de bewezenverklaring van het medeplegen van de overval, waartoe de officier van justitie heeft gerekwireerd, betreffen twee tiewraps waarop DNA is aangetroffen. De eerste tiewrap is aangetroffen aan de staander van het stalen hek op de plaats delict en de andere tiewrap is aangetroffen op een laadkar, die daar is achtergelaten nadat die door één van de beveiligers was losgeknipt. Met deze tiewraps zijn de beveiligers ten tijde van de overval vastgebonden. Het spoor (weefsel) dat is bemonsterd van de tiewrap op de laadkar bevat een DNA-mengprofiel van minimaal vier personen, waaronder mogelijk het DNA van beide aangevers, van verdachte en minimaal één onbekend gebleven persoon. Het bloedspoor dat is bemonsterd van de tiewrap aan het stalen hek bevat mogelijk het DNA van verdachte. Voor beide tiewraps berekent het NFI een bewijswaarde dat het meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker is dat – kortgezegd – het DNA van verdachte daarop zit dan dat dat niet het geval is. De officier van justitie is van mening dat gelet hierop verdachte op de plaats delict kan worden geplaatst en zodoende één van de vijf uitvoerders is geweest die de overval heeft gepleegd. Hij voegt daar nog aan toe dat het telefoonnummer dat aan verdachte is toegeschreven ( [telefoonnummer] ) in de periode omstreeks de overval contacten heeft gehad met een telefoonnummer dat ook in contact stond met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Ook het feit dat de telefoon van verdachte zelf – in afwijking met het gebruikelijke patroon van het dataverkeer van de telefoon – is uitgeschakeld voor, tijdens en net na de overval ziet de officier van justitie als een belastend gegeven.
De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank concludeert dat op twee van de tiewraps die gebruikt zijn bij de overval DNA van verdachte is aangetroffen. De verdediging betwist ook niet dat verdachte de donor is van het spoor (bronniveau), maar betwist wel dat het aantreffen van het DNA verband houdt met het gepleegde strafbare feit (activiteitniveau).
De verdediging heeft ten tijde van de voorgeleiding bij de rechter-commissaris aangevoerd dat de scooter van verdachte een aantal maanden voor de overval is gestolen uit de garagebox en dat daarbij tiewraps in de buddyseat hebben gelegen. Mogelijk zat er DNA c.q. bloed van verdachte op de tiewraps in de buddyseat en heeft de pleger van de diefstal van de scooter de tiewraps op deze manier in zijn bezit gekregen en vervolgens gebruikt bij de overval op 17 december 2018. In het dossier bevindt zich een afschrift van de aangifte van 14 oktober 2018 die verdachte heeft gedaan ten aanzien van de diefstal van de scooter.
De rechtbank dient dit alternatief scenario te beoordelen en overweegt hiertoe dat de rechtbank deze verklaring op voorhand niet als onaannemelijk terzijde kan schuiven. Het standpunt van de officier van justitie dat de gebruikte tiewraps niet in een buddyseat passen volgt de rechtbank niet, nu tiewraps buigzaam zijn en zodoende in een buddyseat passen. Dat verdachte in de aangifte van de diefstal van de scooter geen melding heeft gemaakt van tiewraps in de buddyseat, is evenmin reden om het scenario op voorhand als onaannemelijk terzijde te schuiven.
De vervolgvraag is hoe dit mogelijke scenario van de verdediging zich verhoudt tot het scenario (van de officier van justitie) dat het DNA van verdachte pas op de plaats delict op de tiewraps is gekomen. Op verzoek van de rechter-commissaris heeft het NFI beide scenario’s reeds nader onderzocht. Hierbij heeft het NFI twee hypothesen tegenover elkaar gezet: (1) verdachte heeft één of beide bewakers met de tiewraps vastgebonden en (2) een andere persoon heeft dat gedaan, waarbij verdachte niets met de overval te maken heeft. Het NFI heeft in haar DNA-onderzoek onder andere gekeken naar de precieze locatie van het aangetroffen bloedspoor op de tiewrap (dat blijkt niet door de ‘lus’ te zijn gehaald), de kans dat verdachte bij het opruimen van tiewraps DNA daarop heeft achtergelaten, de kans dat er DNA achterblijft op (gebruiks)voorwerpen bij het dragen van handschoenen en de kans dat er langere tijd DNA achterblijft op gebruiksvoorwerpen (achtergrond DNA). Het NFI concludeert uiteindelijk dat de kans ongeveer even groot is dat hypothese 1 waar is als dat hypothese 2 waar is. Met andere woorden; de kans dat de aangetroffen sporen van verdachte achtergrond DNA betreffen is ongeveer net zo groot als de kans dat de sporen tijdens de overval door verdachte daarop zijn achtergelaten. Gelet op deze uitkomst van het onderzoek is de rechtbank van oordeel dat het aantreffen van de DNA sporen op de tiewraps verdachte niet zonder meer op de plaats delict kan plaatsen.
Ook de telecomgegevens die in het procesdossier zijn opgenomen maken niet dat alsnog kan worden vastgesteld dat verdachte betrokken is geweest bij de overval. Uit deze gegevens volgt immers enkel dat verdachte kort vóór de overval – net als zijn medeverdachten – met zijn telefoon een zendmast heeft aangestraald in zijn woonplaats [woonplaats] en enkele gemeenschappelijke telefonische connecties had met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Dit is echter onvoldoende om als redengevend bewijsmiddel te gebruiken voor een bewezenverklaring, waardoor de rechtbank niet toekomt aan de beoordeling of er al dan niet sprake was van een vormverzuim bij het verkrijgen van de telecomgegevens door het Openbaar Ministerie.
Ook de overige door de officier van justitie aangehaalde belastende omstandigheden leveren, ook in samenhang bezien met de overige stukken in het dossier, waaronder de resultaten van het DNA-onderzoek, naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs op dat verdachte één van de overvallers is geweest of anderszins als medepleger hierbij betrokken is geweest.
De rechtbank komt dan ook tot een vrijspraak van het aan verdachte ten laste gelegde feit.

5.BENADEELDE PARTIJ

[benadeelde 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en heeft een vordering ingediend. Op het wensenformulier is echter geen schadebedrag ingevuld. Ter terechtzitting is er geen aanvullend verzoek gekomen.
5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, nu er geen concreet schadebedrag is ingevuld. De officier van justitie heeft ter zitting kenbaar gemaakt nog navraag te hebben gedaan bij de benadeelde partij of er een wijziging dan wel aanvulling zou komen op de vordering, maar de officier van justitie heeft op dit verzoek geen reactie ontvangen.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering gelet op de bepleite vrijspraak.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu verdachte van tenlastegelegde zal worden vrijgesproken.

6.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Benadeelde partij [benadeelde 1]
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A.J. van Yperen, voorzitter, mrs. A. Blanke en J.P. Verboom, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J. den Haan, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 juni 2023.
Mr. A. Blanke is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 17 december 2018 te [vestigingsplaats] (gemeente De Ronde Venen)
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een grote hoeveelheid parfums (met een totale winkelwaarde van €172.605,-), in elk
geval enig goed,
dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde, te weten aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] (gevestigd aan de
[adres] ),
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen [aangever 1] en/of [aangever 2] , gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij
betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij
de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [aangever 1] en/of [aangever 2] een of meermalen (met) een vuurwapen, althans
een op een vuurwapen gelijkend voorwerp te bedreigen, althans te tonen en/of
(daarbij) te zeggen: “meewerken, dit is een overval” en/of “als je niet mee werkt dan
schiet ik” en/of
- de benen/voeten en/of armen/handen van die [aangever 1] en/of [aangever 2] te
knevelen/vast te binden (met tiewraps/kabelbinders) en/of vast te maken aan een
stelling en/of hek.