ECLI:NL:RBMNE:2023:2755
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de hoogte van de eigen bijdrage voor zorg op basis van de Wet langdurige zorg
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 25 april 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het CAK over de hoogte van de eigen bijdrage voor zorg op basis van de Wet langdurige zorg (Wlz). Eiseres, die sinds 9 december 2022 zorg ontvangt in een verpleeghuis, betwist de door het CAK vastgestelde hoge eigen bijdrage van € 1.787,70 per maand, die is gebaseerd op haar verzamelinkomen van € 38.509 in 2020, zoals vastgesteld door de Belastingdienst. Eiseres stelt dat het CAK onterecht dezelfde rekenregels hanteert als de Belastingdienst, die door de Hoge Raad in een eerdere uitspraak van 24 december 2021 zijn afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 17 maart 2023 behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren.
De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de eigen bijdrage voor zorg in de Wlz afhankelijk is van het inkomen en vermogen van de verzekerde, en dat het CAK verplicht is om de gegevens van de Belastingdienst te gebruiken. De rechtbank oordeelt dat het CAK de vermogensinkomensbijtelling van 4% correct heeft toegepast en dat de eigen bijdrage van eiseres op juiste wijze is berekend. Eiseres heeft niet overtuigend aangetoond dat de berekening onjuist is. De rechtbank volgt de argumenten van eiseres niet en concludeert dat het beroep ongegrond is. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en dat zij geen vergoeding van griffierecht of proceskosten ontvangt. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.