ECLI:NL:RBMNE:2023:274

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 januari 2023
Publicatiedatum
27 januari 2023
Zaaknummer
UTR 22/4147
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening Wmo 2015 voor ernstig zieke man in schuldsanering

Op 25 januari 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak waarin een ernstig en ongeneeslijk zieke man, die in de schuldsanering zit, een verzoek om voorlopige voorziening heeft ingediend. De man vroeg om thermostaatkranen, bijstand in energiekosten en hulp in de tuin. Hij had eerder een e-mail gestuurd naar de gemeente Bunnik waarin hij zijn behoeften aan ondersteuning uiteenzette, maar de gemeente had hem laten weten dat hij niet in aanmerking kwam voor de gevraagde voorzieningen onder de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo). De man was het hier niet mee eens en heeft bezwaar gemaakt, waarna hij de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening vroeg.

Tijdens de zitting op 25 januari 2023, die via een beeldverbinding plaatsvond, waren de man, zijn bewindvoerder en de gemachtigde van de gemeente aanwezig. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Hij benadrukte het belang van samenwerking tussen de man, zijn zorgverleners, de bewindvoerder en de gemeente, gezien de gezondheid en financiële situatie van de man. De voorzieningenrechter oordeelde dat de man geen aanvraag had gedaan voor een maatwerkvoorziening, wat noodzakelijk is om bezwaar te kunnen maken.

De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat de man inmiddels al over een hoog-laagbed en huishoudelijke hulp beschikt via de Wet langdurige zorg. Wat betreft de thermostaatkranen oordeelde hij dat deze niet onder de Wmo vallen, en dat de bewindvoerder zich zou inspannen om deze via een fonds te bekostigen. Voor de energiekosten verwees de voorzieningenrechter naar andere regelingen. Tot slot concludeerde hij dat er geen spoedeisende belangen waren om een voorziening te treffen, en dat het bezwaar van de man weinig kans van slagen had. De uitspraak werd in het openbaar gedaan en er staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/4147
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 25 januari 2023 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bunnik, verweerder

(gemachtigde: M. de Prins).

Inleiding

Verzoeker is ernstig en ongeneeslijk ziek. Hij is toegelaten tot de wettelijke schuldsanering (Wnsp) en heeft een bewindvoerder.
Op 23 augustus 2022 heeft verzoeker een e-mail gestuurd naar het Centrum voor Elkaar van de gemeente Bunnik. Hierin geeft hij aan een hoog-laagbed nodig te hebben, mengkranen (thermostaatkranen) in de douche en in de keuken, huishoudelijke hulp, bijstand voor energiekosten en bijstand voor de kosten van een hovenier en van het opknappen van zijn schuur.
Op 24 augustus 2022 heeft een consulent triage van de gemeente per e-mail hierop gereageerd. Hierin staat dat verzoeker de gevraagde voorzieningen niet kan krijgen via de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo), en wordt voor een deel verwezen naar andere instanties en regelingen.
Verzoeker is het hier niet mee eens. Hij vindt dat hij hierdoor wordt gedwongen om nieuwe schulden te maken. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt bij het college en heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek, nadat de eerder geplande behandeling was uitgesteld, op 25 januari 2023 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, zijn bewindvoerder [bewindvoerder] en de gemachtigde van het college.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan. Dit proces-verbaal is daarvan de schriftelijke uitwerking.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter herhaalt de oproep die hij tijdens de zitting heeft gedaan aan verzoeker, zijn zorgverleners, bewindvoerder en de gemeente. Tegen de achtergrond van verzoekers gezondheid, zijn financiële situatie en zijn beperkte sociale netwerk is het heel belangrijk dat iedereen om hem heen zo goed mogelijk samenwerkt en elkaar op de hoogte houdt van wat nodig en mogelijk is. Een oplossing om, bijvoorbeeld, iets aan de verwilderde tuin van verzoeker te doen ligt naar de inschatting van de voorzieningenrechter dan dichterbij dan wanneer daarover geprocedeerd wordt.
2. Verzoeker heeft desondanks verzocht om een beslissing van de voorzieningenrechter. Die beoordeelt de zaak aan de hand van de Wmo, omdat verzoeker dat zelf ook beoogt. De beoordeling door de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter, waar de rechtbank later niet aan gebonden is.
3. Verzoeker heeft met de e-mail van 23 augustus 2022 wel een melding gedaan van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning, maar hij heeft nadat het college geen aanleiding zag om een maatwerkvoorziening te verstrekken geen aanvraag gedaan. Uit de systematiek van de Wmo en de rechtspraak daarover volgt dat dit wel nodig is, voordat iemand in bezwaar en beroep de noodzaak voor een maatwerkvoorziening aan de orde kan stellen. [1] Het is daarom de verwachting dat het college het bezwaar van verzoeker niet-ontvankelijk zal verklaren, omdat het niet tegen een besluit op een aanvraag is gericht.
4. Vanwege de ernstige situatie van verzoeker heeft de voorzieningenrechter toch beoordeeld of er aanleiding is om als voorlopige voorziening een maatwerkvoorziening toe te kennen. Daarbij is onder meer relevant of verzoeker aanspraak zou kunnen maken op de door hem gevraagde voorzieningen, als hij daarvoor alsnog een aanvraag zou doen.
5. De voorzieningenrechter oordeelt dat dit niet het geval is.
6. Verzoeker beschikt inmiddels over een hoog-laagbed en over huishoudelijke hulp via de Wet langdurige zorg, zodat daarop niet meer hoeft te worden ingegaan.
7. Met het college vindt de voorzieningenrechter dat thermostaatkranen algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn, die dus niet onder de Wmo vallen. De bewindvoerder van verzoeker heeft op de zitting overigens toegezegd dat zij zich ervoor zal inspannen om de kranen alsnog te kunnen laten bekostigen via een fonds.
8. Voor bijstand in de hoge energiekosten heeft het college kunnen verwijzen naar de regeling om daarin tegemoet te komen. Ook dat valt niet onder de Wmo.
9. Over de tuin en de schuur oordeelt de voorzieningenrechter ten slotte dat hij begrijpt dat onderhoud nodig is, maar dat dit niet een zodanig spoedeisende situatie is dat daarvoor nu een voorziening moet worden getroffen. Afgezien daarvan is het de vraag of en onder welke omstandigheden dat onder de Wmo zou vallen.
10. De conclusie is dat het bezwaar van verzoeker weinig kans van slagen heeft en dat er geen andere spoedeisende belangen zijn om nu een voorziening te treffen. Het verzoek wordt afgewezen. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S. Bazaz, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 januari 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.De voorzieningenrechter verwijst naar artikel 2.3.1. en verder van de Wmo en naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 4 juli 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:2013.