ECLI:NL:RBMNE:2023:2738

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 juni 2023
Publicatiedatum
12 juni 2023
Zaaknummer
16.230179-21
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplichtigheid aan brandstichting met de dood ten gevolge

Op 28 mei 2021 vond er een brandstichting plaats in een woning aan de [adres 2] te [plaats 1], waarbij de bewoners, de heer [slachtoffer 1] en mevrouw [slachtoffer 2], om het leven kwamen. De rechtbank heeft de verdachte, geboren op [geboortedatum 1] 2000, veroordeeld voor medeplichtigheid aan deze brandstichting. De verdachte was aanwezig bij de brandstichting en heeft zijn pinpas ter beschikking gesteld voor het tanken van benzine, die vervolgens door de dader is gebruikt om de brand te stichten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op de uitkijk heeft gestaan terwijl de brand werd aangestoken. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor medeplichtigheid, maar sprak de verdachte vrij van medeplegen, omdat er onvoldoende bewijs was voor een gezamenlijke uitvoering van het delict. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast zijn de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waaronder affectieschade en shockschade, ten gevolge van het overlijden van de slachtoffers. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de gevolgen voor de nabestaanden zwaar meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-230179-21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 12 juni 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 2000 te [geboorteplaats 1] (Marokko),
wonende aan de [adres 1] , [woonplaats] .
INLEIDING
Op vrijdagnacht 28 mei 2021 komen verschillende meldingen binnen van een brand in een woning aan de [adres 2] in [plaats 1] . De hulpdiensten gaan ter plaatse en zien veel rook en vlammen uit de woning komen. De brandweer treft in de slaapkamer van de woning de twee bewoners bewusteloos aan. Zij worden gereanimeerd en naar het ziekenhuis gebracht. Kort daarna komen de bewoners, de heer [slachtoffer 1] en mevrouw [slachtoffer 2] , te overlijden.
Naar aanleiding van de brand wordt door de politie een onderzoek gestart. De camerabeelden van [adres 2] worden bekeken en hieruit blijkt dat in de nacht van 28 mei omstreeks 04:33 uur een persoon naar de voordeur van de woning loopt en daar vanuit een flesje een vloeistof door de brievenbus van de woning en op de grond voor de voordeur spuit. De persoon bukt naar voren en daarna is een grote felle flits te zien. De brand blijkt te zijn aangestoken.
Na een uitgebreid opsporingsonderzoek (TGO Luther) verdenkt het Openbaar Ministerie [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] (hierna: [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] ) van deelname aan de brandstichting. Kort gezegd komt de verdenking er op neer dat [medeverdachte 1] de brand zou hebben gesticht, [medeverdachte 2] hierbij heeft geholpen door [medeverdachte 1] met zijn auto af te zetten bij de woning en na de brand weer op te halen en [verdachte] heeft geholpen door van te voren zijn pinpas te laten gebruiken om benzine mee te tanken en op het moment van de brandstichting op de uitkijk te hebben gestaan.
Dit vonnis bevat de beslissing voor [verdachte] in deze strafzaak. De rechtbank behandelt hierna eerst enkele formaliteiten en geeft aan welk verwijt het Openbaar Ministerie aan [verdachte] maakt. Daarna worden de standpunten van de officier van justitie en de raadsman over het bewijs besproken en geeft de rechtbank haar overwegingen en beslissingen weer. De rechtbank zal afronden met de strafoverweging en de vorderingen van de benadeelde partijen.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De rechtszaak tegen [verdachte] heeft plaatsgevonden op 15 oktober 2021, 28 juni 2022, 28 september 2022, 10 mei 2023 en 11 mei 2023. Op deze laatste twee data is de zaak inhoudelijk behandeld. [verdachte] was daarbij aanwezig. Dat betekent – juridisch gezien – dat sprake is van een vonnis op tegenspraak. Het onderzoek is op de zitting van 12 juni 2023 gesloten.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering en de standpunten van de officier van justitie mr. J.R.F. Esbir Wildeman en van hetgeen [verdachte] en zijn raadsman mr. A.C. Vingerling, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.
Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] (moeder en vader van het overleden slachtoffer [slachtoffer 2] ) en
[benadeelde 3] , [benadeelde 4] en [benadeelde 5] (vader, moeder en zus van het overleden slachtoffer [slachtoffer 1] ), allen vertegenwoordigd door raadsvrouw mr. C.H. Dijkstra.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de terechtzitting van 10 mei 2023 gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er in het kort op neer dat [verdachte] :
primair:op 28 mei 2021 in [plaats 1] samen met anderen opzettelijk brand heeft gesticht in een woning aan de [adres 2] , ten gevolge waarvan de bewoners [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] zijn overleden;
subsidiair:dat hij aan dit feit medeplichtig is geweest.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van [verdachte] en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het
primairten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen en voert daartoe het volgende aan.
In het dossier komen drie belangrijke momenten van de nacht van 28 mei 2021 op camerabeelden naar voren: de beelden bij de [naam supermarkt] , de beelden van het [naam tankstation] en de beelden van de brandstichting bij [adres 2] . Op basis van het proces-verbaal totaaloverzicht waarschijnlijke route rode Seat Ibiza, waarin wordt verwezen naar verschillende camerabeelden, kan worden vastgesteld dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] (hierna samen ook aangeduid als: de verdachten) die avond te zien zijn bij de rode auto van [medeverdachte 2] op de beelden van de [naam supermarkt] . Meerdere verbalisanten hebben de verdachten herkend en ook [verdachte] en [medeverdachte 2] herkennen zichzelf op deze beelden. [medeverdachte 2] herkent bovendien zijn rode Seat Ibiza op de beelden.
Op de beelden van de [naam supermarkt] is te zien dat [medeverdachte 1] door de rode auto wordt opgepikt en dat de rode auto daarna richting het [naam tankstation] aan de [straat 1] rijdt. Hoewel op de beelden van het tankstation enkel koplampen te zien zijn, kan op basis van andere beelden worden vastgesteld dat de persoon die tankt hier is afgezet door de rode auto van [medeverdachte 2] . Ook [verdachte] lijkt te bevestigen in zijn verklaring dat zij naar de rotonde voor het tankstation zijn gereden. Op de beelden van het tankstation is vervolgens te zien dat een persoon tankt in een plastic sportflesje. Op basis van de kleding die [medeverdachte 1] eerder die avond droeg en het postuur van [medeverdachte 1] kan worden vastgesteld dat [medeverdachte 1] de persoon is op de beelden van het tankstation. Dat [medeverdachte 1] de persoon is die tankt, wordt versterkt door het feit dat bij het tankstation is gepind met de pinpas van [verdachte] , die vijf minuten eerder te zien was op de beelden van de [naam supermarkt] samen met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] . Na het tanken veegt [medeverdachte 1] het flesje af aan zijn mouw en loopt hij weer richting de rotonde, waar weer koplampen van een auto zijn te zien. Op basis van de beelden van [naam woningbouwvereniging] op de [straat 2] kan worden vastgesteld dat het hier gaat om de rode Seat Ibiza van [medeverdachte 2] .
Vervolgens wordt door [verdachte] verklaard dat ze die avond in de auto zijn gaan rijden en dat hij op die manier terecht is gekomen bij [locatie] . [verdachte] heeft daarnaast toegegeven dat hij zichzelf herkent op de beelden van de brandstichting, als de tweede persoon die langs de woning liep. Op de beelden van [adres 2] is te zien hoe een persoon brand sticht en op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat dit [medeverdachte 1] is. Ten slotte blijkt uit het dossier dat het kenteken van de auto van [medeverdachte 2] om 04:37 wordt gezien bij de Sporthal [naam sporthal] . De afstand vanaf van de [locatie] tot deze sporthal bedraagt slechts 350 meter. Het Openbaar Ministerie interpreteert de rit naar de sporthal en het daar uit zicht blijven als schuilen voor de politie.
Primair kan wettig en overtuigend bewezen worden dat sprake is van medeplegen door [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] . Op basis van de uiterlijke verschijningsvorm kan worden vastgesteld dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de drie verdachten. Zij hebben die nacht gehandeld vanuit een vooraf bedacht plan. Binnen dit vooraf bedachte plan had ieder een rol. [medeverdachte 1] heeft de benzine getankt en heeft de brand gesticht. [verdachte] heeft met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] in de rode auto gezeten en heeft zijn pinpas afgegeven aan [medeverdachte 1] om daarmee benzine te tanken. [medeverdachte 2] heeft die avond met zijn auto rondgereden en [medeverdachte 1] en [verdachte] naar en van [locatie] gereden. De opzet op de brandstichting kan bij [verdachte] en [medeverdachte 2] worden aangenomen. Zij hebben [medeverdachte 1] afgezet bij het tankstation. In de auto moet hierover zijn gesproken. Daarnaast droeg [medeverdachte 1] die avond handschoenen en heeft hij op de beelden bij de [naam supermarkt] , het tankstation en bij de [locatie] zijn capuchon op. Na het tanken veegt hij het flesje af aan zijn mouw en stapt hij weer in de auto bij [medeverdachte 2] en [verdachte] . Zij moeten op dat moment de benzine hebben geroken. Hierna reden zij door naar de [locatie] , zonder dat zij daar iets te zoeken hadden. De verdachten hebben voor hun rit naar de [locatie] geen aannemelijke verklaring gegeven. [medeverdachte 1] heeft vervolgens de brand gesticht bij [adres 2] en [verdachte] heeft op de uitkijk gestaan. De verklaring van [verdachte] dat ze daar een rondje gingen lopen, is volstrekt onaannemelijk. Na de brandstichting gaan beiden weg richting de auto van [medeverdachte 2] die hen vervolgens wegrijdt en verborgen houdt tot de politie weg is. Op basis van deze feiten en omstandigheden kan worden vastgesteld dat [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] nauw en bewust hebben samengewerkt en dat zij allen opzet hebben gehad op de brandstichting.
Subsidiair kan wettig en overtuigend worden bewezen dat [medeverdachte 1] de brandstichting heeft gepleegd en dat [verdachte] en [medeverdachte 2] hieraan medeplichtig zijn geweest.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman bepleit vrijspraak voor het ten laste gelegde feit en voert hiertoe het volgende aan.
Ten eerste kan niet worden vastgesteld dat bij [verdachte] sprake was van opzet op de brandstichting. De opzet moet beoordeeld worden op het moment dat [verdachte] zijn pinpas gaf en op het moment dat hij meeliep naar de plaats delict. [verdachte] heeft verklaard dat hij geen opzet had op de brandstichting. Hij leende zijn pinpas uit om snoep te kopen. Uit het dossier blijkt verder niet wat er besproken is op het moment dat [verdachte] met [medeverdachte 1] meeliep. Toen [medeverdachte 1] zei dat hij een grapje ging uithalen, heeft [verdachte] zich hier bewust van gedistantieerd. Hij is doorgelopen voordat de brandstichting plaatsvond. Op basis van de beelden kan ook niet worden vastgesteld dat [verdachte] op de uitkijk heeft gestaan. Ten slotte kan op basis van de uiterlijke verschijningsvorm niets worden vastgesteld over wat er ging gebeuren. Subsidiair, indien de rechtbank wel opzet aanneemt, kan niet worden vastgesteld dat dat opzet gericht was op het in brand steken van de woning. Maximaal kan worden aangenomen dat het opzet (in voorwaardelijke vorm) was gericht op een vernieling. [verdachte] dient daarom te worden vrijgesproken.
Ten tweede kan niet bewezen worden dat sprake was van medeplegen, waardoor [verdachte] voor het primair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat sprake was van een bewuste samenwerking en gezamenlijke uitvoering.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Veroordeling
Voor de leesbaarheid van dit vonnis zijn de bewijsmiddelen opgenomen in bijlage II.
De brandstichting en het overlijden van twee personen
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast. Op vrijdagnacht 28 mei 2021 is een brand gesticht bij de woning aan de [adres 2] in [plaats 1] . Op dat moment lagen de twee bewoners ( [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] ) boven te slapen. Op de camerabeelden van [adres 2] is te zien hoe de dader om 04:33:13 uur naar de voordeur van de woning loopt, daar met een flesje met vloeibare stof (blijkt later motorbenzine) in de brievenbus en op de grond spuit en voorover bukt. Hierna volgt een flits en zijn grote vlammen en rook bij de voordeur te zien. De dader loopt naar achter en raapt een steen op. Hij kijkt in de richting van de woning en kort hierna vallen glassplinters/scherven voor de camera naar beneden. Uit de analyse van het verloop van de brand blijkt dat de rook zich snel heeft verspreid. De open trapopgang naar de eerste etage heeft gewerkt als schoorsteen effect, waardoor de hete rookgassen snel konden stijgen en er lucht werd aangevoerd naar de brandhaard, via de vernielde ruit in de voorgevel. De bewoners werden kennelijk pas wakker toen de brand al ontwikkeld was en door de hete rookgassen konden de bewoners niet vluchten en waren zij waarschijnlijk sterk gedesoriënteerd als zij nog bij kennis waren. De slachtoffers zijn uiteindelijk door de brandweer uit de slaapkamer gehaald en na reanimatie zijn ze overgebracht naar het ziekenhuis. Daar zijn beide slachtoffers overleden. Mevrouw [slachtoffer 2] is overleden door de inademing van roet en verbrandingsproducten en de heer [slachtoffer 1] is overleden door vergiftiging door koolstofmonoxide en andere brandgrassen als gevolg van inademing van brandrook. De rechtbank stelt dan ook vast dat de twee slachtoffers zijn overleden ten gevolge van de brandstichting.
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of [verdachte] betrokkenheid heeft bij deze brandstichting. De rechtbank overweegt op basis van de bewijsmiddelen het volgende.
De supermarkt [naam supermarkt]
Vanaf ongeveer vier uur ’s nachts is de rode auto van [medeverdachte 2] te zien op de beelden van de [naam supermarkt] . [medeverdachte 2] herkent zijn auto (een rode Seat Ibiza) op deze beelden. Ook herkennen [medeverdachte 2] en [verdachte] zichzelf op de beelden. Over [medeverdachte 1] zijn door drie verbalisanten herkenningen opgemaakt. De rechtbank stelt vast dat [medeverdachte 1] te zien is op de beelden van de [naam supermarkt] als de persoon die aan de bijrijderskant instapt in de rode Seat Ibiza van [medeverdachte 2] , terwijl [medeverdachte 2] als bestuurder instapt.
Tanken bij tankstation [naam tankstation]
Vervolgens stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] om 04:18 uur in de rode Seat Ibiza van [medeverdachte 2] wegrijden van de [naam supermarkt] en dat zij om 04:21 nogmaals op snelheid voorbij rijden. Vervolgens is op de beelden van tankstation [naam tankstation] te zien dat een auto komt aanrijden en driekwart de rotonde neemt. Om 4:23 uur komt een persoon uit de richting van de rotonde in de richting van het tankstation gelopen. Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 1] de persoon is op de beelden. [medeverdachte 1] heeft een doorschijnend flesje en een pinpas bij zich. Uit onderzoek blijkt dat met de pinpas van [verdachte] om 4:24 uur voor 94 cent aan benzine wordt getankt bij pomp 2. Op de beelden is te zien dat [medeverdachte 1] bij pomp 2 staat en het flesje vult met brandstof, dicht draait en afveegt aan de mouw van zijn jas. [verdachte] verklaart hier zelf over dat hij zijn pas die avond heeft uitgeleend. Als [medeverdachte 1] na het tanken wegloopt, veegt hij weer het flesje tweemaal aan zijn mouw af. Om 4:25 (de rechtbank begrijpt dat dit eerder kan zijn geweest op basis van het rectificatie proces-verbaal) is een auto bij de rotonde te zien die stopt op de plek waar [medeverdachte 1] op dat moment loopt. De auto verdwijnt vervolgens uit beeld.
Route van de [naam tankstation] naar de [locatie]
Op de beelden van [naam woningbouwvereniging] is te zien dat om 4:25 uur een rode personenauto met hoge snelheid over de [straat 2] rijdt richting de [straat 3] . Op basis van deze omstandigheden stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] vanaf de [naam supermarkt] zijn doorgereden naar het tankstation [naam tankstation] , dat [medeverdachte 1] daar is uitgestapt om te tanken met de pinpas van [verdachte] en dat [medeverdachte 1] vervolgens weer in deze rode auto is ingestapt en samen met [medeverdachte 2] en [verdachte] is weggereden.
[locatie]
Ongeveer vijf minuten later is om 4:30 op de camerabeelden van de [adres 3] in [plaats 1] te zien dat een personenauto met hoge snelheid over de [straat 4] rijdt in de richting van de [locatie] . Net voorbij de kruising lichten de remlichten van deze auto op. Dit is opmerkelijk, omdat de volgende afslag pas 150 meter verderop is en het ondanks de hoge snelheid niet logisch is om daar al te remmen. Op andere camerabeelden verderop is de auto vervolgens niet meer te zien. Op basis van deze omstandigheden stelt de rechtbank vast dat de auto in de richting van de [locatie] is gereden en vóór de [straat 5] is gestopt. Vervolgens worden op de beelden van de [adres 2] vanaf 4:31 uur twee personen waargenomen. [verdachte] herkent zichzelf als de persoon die erbij was en de rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat [medeverdachte 1] de brandstichter is. [verdachte] verklaart hierover dat ze in een auto rondjes zijn gaan rijden en toen bij de [locatie] zijn uitgekomen. Hij is daarna ook weer in een auto ingestapt. Op de beelden van de [bedrijf 2] is te zien dat een rode personenauto om 4:34 met hoge snelheid in tegenstelde richting rijdt over de [straat 4] . Om 4:37 rijdt een rode auto de [straat 6] in en wordt door een ANPR camera het kenteken [kenteken] geregistreerd. De rode Seat Ibiza met dit kenteken staat op naam van [medeverdachte 2] .
Gelet op al deze omstandigheden stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] vanuit het tankstation zijn doorgereden naar de [adres 2] . [medeverdachte 2] heeft vóór de [straat 5] zijn auto tot stilstand gebracht en [medeverdachte 1] en [verdachte] zijn uitgestapt en naar [adres 2] gelopen. [medeverdachte 1] wilde daar ‘een grapje uithalen’ zoals blijkt uit het verhoor van [verdachte] en heeft toen de brand gesticht. Vlak na de brandstichting wordt de auto van [medeverdachte 2] in de buurt van de [locatie] bij de sporthal aan de [naam sporthal] gesignaleerd.
Medeplegen of medeplichtigheid?
Nu de rechtbank de feitelijke gang van zaken heeft vastgesteld, dient zij in juridische zin te beoordelen wat precies de rol is geweest van [verdachte] en of hij opzet had op de brandstichting.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
De bijdrage van de medepleger kan in uitzonderlijke gevallen in hoofdzaak vóór of ná het strafbare feit zijn geleverd. Een geringe rol of het ontbreken van enige rol in de uitvoering van het delict zal in dergelijke gevallen moeten worden gecompenseerd, bijvoorbeeld door een grote(re) rol in de voorbereiding.
Zowel bij medeplegen als bij medeplichtigheid moet vastgesteld worden of er opzet was op het gronddelict. Voor de bewezenverklaring van medeplichtigheid aan een misdrijf is namelijk vereist dat niet alleen wordt bewezen dat het opzet van de verdachte was gericht op zijn handelingen als medeplichtige als bedoeld in art. 48, aanhef en onder 1° of 2º Sr, maar ook dat zijn opzet, al dan niet in voorwaardelijke vorm, was gericht op het door de dader gepleegde misdrijf (het gronddelict). Bij de bewezenverklaring en kwalificatie van de medeplichtigheid moet worden uitgegaan van de door de dader verrichte handelingen, ook indien het opzet van de medeplichtige slechts was gericht op een deel daarvan. Het opzet van de medeplichtige behoeft niet te zijn gericht op de precieze wijze waarop het gronddelict wordt begaan.
Voor opzet is in dit geval vereist dat [verdachte] willens en wetens aan de brandstichting heeft meegewerkt of daarmee heeft geholpen, althans bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat een brand zou worden gesticht.
Wat betreft de omstandigheden waaronder de brand is gesticht, stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 1] bij de [naam supermarkt] aan de bijrijderskant in de auto van [medeverdachte 2] is ingestapt, terwijl [verdachte] in die auto zat als passagier. Op dat moment was het logo van de jas van [medeverdachte 1] afgeplakt en droeg hij een handschoen. [medeverdachte 2] heeft [medeverdachte 1] en [verdachte] naar het tankstation gereden. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat [verdachte] op dit moment al wist dat er brand gesticht zou gaan worden. Tot hier kan het dubbel opzet dan ook niet bewezen worden. [verdachte] kon weliswaar vermoeden dat [medeverdachte 1] iets illegaals van plan was – waarom zou de logo van zijn jas anders zijn afgeplakt -, maar niet dat het om brandstichting moest gaan.
Vervolgens stopt [medeverdachte 2] de auto in de buurt van het tankstation, waar [medeverdachte 1] met de pinpas van [verdachte] benzine heeft getankt in een klein flesje. Volgens [verdachte] heeft hij zijn pinpas uitgeleend om snoep te kopen. Uit de pintransacties blijkt dat eerder op de avond ook snoep is gekocht met de pinpas van [verdachte] . Er is ook geen bewijs dat [verdachte] op het moment van het uitlenen van zijn pinpas wist dat er een plan was om brand te stichten en dat hij van te voren wist dat [medeverdachte 1] met de pinpas een flesje benzine ging tanken. De rechtbank spreekt [verdachte] daarom vrij van de tenlastegelegde handelingen dat hij samen met [medeverdachte 1] benzine heeft aangeschaft en zijn pinpas ten behoeve van de brandstichting heeft uitgeleend, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat het opzet van [verdachte] met het uitlenen van de pinpas was gericht op de brandstichting.
Uit de camerabeelden van het tankstation blijkt dat [medeverdachte 1] direct na het tanken drie keer het flesje met benzine afveegt aan de mouw van zijn jas en weer in de richting van de auto rent. Het is een feit van algemene bekendheid dat benzine een penetrante geur heeft. Op het moment dat [medeverdachte 1] vervolgens weer in de auto zit, moet [verdachte] de benzine hebben geroken. Naar het oordeel van de rechtbank had vanaf dat moment voor [verdachte] duidelijk moeten zijn dat [medeverdachte 1] voornemens was brand te stichten. Immers, het logo op de jas van [medeverdachte 1] was afgeplakt, hij stapt uit vlakbij een tankstation en stapt kort daarop weer in de auto met een jas die naar benzine ruikt én zonder snoep of iets anders wat hij in die tijd gehaald zou kunnen hebben.
Vervolgens zijn zij rechtstreeks en in een kort tijdsbestek van ongeveer vijf minuten, ogenschijnlijk doelgericht in de richting van de [adres 2] gereden en is [verdachte] daar samen met [medeverdachte 1] uitgestapt en naar de woning gelopen.
[verdachte] is met [medeverdachte 1] meegelopen, hetgeen ook op de beelden van [adres 2] is te zien. Op de beelden is te zien dat zij beiden eerst voorbij de woning lopen en even later weer terugkomen. Eén seconde voordat [medeverdachte 1] de brand gaat stichten, is [verdachte] op de beelden te zien. Hij loopt op dat moment op de rijbaan. Vervolgens wordt de brand ontstoken bij de voordeur en gaat er een steen door de ruit. Anderhalve minuut na de brandstichting rijdt de rode personenauto van [medeverdachte 2] met zeer hoge snelheid uit de richting van de [locatie] over de [straat 4] . Dat het de auto van [medeverdachte 2] is, blijkt uit de kentekenregistratie van [bedrijf 2] even later in de buurt van de sporthal.
[verdachte] heeft verklaard dat ze bij de [locatie] een rondje gingen wandelen en dat hij nadat [medeverdachte 1] had gezegd dat hij ‘een grapje’ ging uithalen, alleen verder is gaan lopen. Vervolgens is hij op enig moment met een auto weer naar huis gebracht. [verdachte] heeft niet verklaard door wie, met wie en wanneer hij weer naar huis is gebracht.
De verklaringen van [verdachte] zijn op dit punt vaag en ongeloofwaardig. Dat [verdachte] toevallig op de [locatie] is beland en daar voor enkele minuten ‘zomaar’ een rondje zou hebben gelopen gelooft de rechtbank niet. Verdachten zijn doelgericht vanaf het [naam tankstation] tankstation naar de [locatie] aan de andere kant van de stad gereden. Het is onaannemelijk dat [verdachte] dan daar, in een straat en wijk waar hij niks te zoeken heeft, een rondje wenst te lopen voor vier minuten.
Ook is ongeloofwaardig dat [verdachte] nergens vanaf wist en ook niets van de brand heeft gemerkt, terwijl hij daar vlak in de buurt was. Tussen het moment dat [verdachte] voor de tweede keer langs de [adres 2] loopt en de brandstichting zit een tijdspanne van slechts 31 seconden. De brand heeft snel om zich heen gegrepen; was zichtbaar en hoorbaar. Dat laatste geldt ook voor de steen die [medeverdachte 1] tegen de ruit van de woning gooide. Buren schrokken daar wakker van en waren snel ter plaatse om hulp te verlenen en de hulpdiensten moeten met licht- en geluidsignalen naar de brand hebben gereden.
Gelet op de uiterlijke verschijningsvormen van de handelingen - te weten het naar de [locatie] toerijden, samen met de dader uitstappen en langs de woning lopen, teruglopen naar de woning en vervolgens hard wegrijden met de auto - en de zeer korte tijdspanne waarbinnen deze handelingen hebben plaatsgevonden, concludeert de rechtbank dat [verdachte] bij de brandstichting op de uitkijk heeft gestaan. Dat hij vlak voor de brandstichting op de rijbaan loopt, ziet de rechtbank - anders dan de raadsman van verdachte - eerder als een bevestiging van het op de uitkijk staan dan als een ontkrachting daarvan. Vervolgens is [verdachte] samen met [medeverdachte 1] gevlucht.
De rechtbank is van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] niet is komen vast te staan. Er is geen sprake van een gezamenlijke uitvoering en de bijdrage van [verdachte] aan het tenlastegelegde is naar het oordeel van de rechtbank van onvoldoende gewicht. De rechtbank spreekt [verdachte] daarom vrij van het primair ten laste gelegde feit, het medeplegen van de brandstichting.
De rechtbank merkt [medeverdachte 1] aan als pleger van de brandstichting en [verdachte] als medeplichtige. [verdachte] heeft die avond [medeverdachte 1] geholpen door samen met hem naar de [adres 2] te lopen en daar op de uitkijk te staan.
De rechtbank is van oordeel dat [verdachte] – gelet op de uiterlijke verschijningsvorm – zowel opzet heeft gehad op het behulpzaam zijn als (voorwaardelijk) opzet op de brandstichting. Daarbij betrekt de rechtbank voorts de omstandigheid dat [verdachte] geen redengevende ontzenuwende verklaring heeft gegeven over (het doel van en de reden voor) het rijden naar [locatie] en het wandelen langs [adres 2] (vergelijk Gerechtshof Den Haag van 11 oktober 2022, ECLI:NL:GHDHA:2022:2003). Dat [verdachte] wist dat brand gesticht zou worden, is voldoende om dubbel opzet aan te nemen. Dat hij wellicht pas op een zeer laat moment of niet heeft geweten dat de brandstichting bij een woning zou plaatsvinden, doet daar niet aan af. Het dubbel opzet hoeft immers niet te zien gericht op de precieze wijze waarop het gronddelict wordt begaan.
De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit, namelijk de medeplichtigheid bij de brandstichting op 28 mei 2021 bij de [adres 2] , ten gevolge waarvan [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] zijn overleden.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
subsidiair
[medeverdachte 1] op 28 mei 2021 te [plaats 1] opzettelijk brand heeft gesticht in een woning (gelegen aan de [adres 2] ), immers heeft die [medeverdachte 1] toen aldaar opzettelijk een hoeveelheid brandbare vloeistof, te weten benzine door de brievenbus naast de voordeur naar binnen gegoten en over/naast die voordeur gegoten en opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan brand is ontstaan en (vervolgens) een steen tegen het (slaapkamer)raam van voornoemde woning heeft gegooid en het (slaapkamer)raam van voornoemde woning heeft vernield, terwijl daarvan gemeen gevaar voor (alle goederen in en om) die woning en levensgevaar voor in die woning en omliggende
woningen aanwezige personen, te weten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] en het feit de dood van voornoemde [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad,
bij het plegen van welk misdrijf verdachte op 28 mei 2021 met die [medeverdachte 1] toen daar opzettelijk behulpzaam is geweest door
-met die [medeverdachte 1] naar de [locatie] te gaan en
- voor die [medeverdachte 1] op de uitkijk te staan terwijl die [medeverdachte 1] brand stichtte;
- samen met die [medeverdachte 1] te vluchten.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. [verdachte] is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. [verdachte] wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
de eendaadse samenloop van:
medeplichtig bij opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is,
en,
medeplichtig bij opzettelijk brand stichten terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is en het feit iemands dood ten gevolge heeft.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van [verdachte] uitsluit. [verdachte] is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat in deze zaak
niethet jeugdstrafrecht dient te worden toegepast.
De officier van justitie vordert [verdachte] ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 7 jaren, met aftrek van het voorarrest.
Indien de rechtbank vrijspreekt voor medeplegen en veroordeelt voor medeplichtigheid, vordert de officier van justitie om de gevorderde gevangenisstraf met een derde te verminderen.
Ten slotte verzoekt de officier van justitie aan de rechtbank om de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen bij einduitspraak.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat het jeugdstrafrecht dient te worden toegepast, zoals eerder is geadviseerd in de rapporten van de deskundigen. De raadsman verzet zich tegen opheffing van de schorsing.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van [verdachte] , zoals ter terechtzitting is gebleken. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.3.1.
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd
[verdachte] heeft zich in de nacht 28 mei 2021 schuldig gemaakt aan medeplichtigheid bij een brandstichting bij de woning aan de [adres 2] , waardoor de twee bewoners zijn overleden. [verdachte] is, nadat [medeverdachte 1] benzine had getankt met zijn pinpas, meegereden naar de [locatie] . Daar is [verdachte] samen met [medeverdachte 1] uitgestapt. Ze zijn samen naar de [adres 2] gelopen en daar is [verdachte] voor [medeverdachte 1] op de uitkijk gaan staan. [medeverdachte 1] heeft vervolgens de brand gesticht en een steen door de ruit van de woning gegooid. Er ontstond een schoorsteen effect: de hete rookgassen konden snel stijgen via de open trapgang. Door de hete rookgassen konden de bewoners niet meer vluchten en waren zij waarschijnlijk sterk gedesoriënteerd, voor zover zij nog bij kennis waren. Vast staat dat in elk geval [slachtoffer 1] nog bij kennis was, toen hij en zijn echtgenote werden overvallen door de hete rookgassen als gevolg van de brandstichting. Ter zitting heeft de officier van justitie de laatste woorden afgespeeld die [slachtoffer 1] heeft gesproken. [slachtoffer 1] was die nacht nog in staat om 112 te bellen om door te geven dat er brand was gesticht in zijn woning (“ben vermoord”) en te vragen om hulp, waarna veel gehoest en braakgeluiden volgden en het uiteindelijk stil viel. Hoe verschrikkelijk deze laatste momenten voor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] moeten zijn geweest, gaat alle voorstellingsvermogen te boven. Uiteindelijk zijn ze door de brandweer bewusteloos uit de slaapkamer gehaald en naar het ziekenhuis gebracht, waar beide slachtoffers zijn overleden.
Hoewel de rechtbank aanneemt dat [verdachte] nooit heeft gewild dat er twee mensen zouden overlijden, is hij met zijn handelen wel opzettelijk behulpzaam geweest bij de brandstichting door [medeverdachte 1] . Hiermee heeft [verdachte] bewust een groot risico genomen met verstrekkende, onherroepelijke gevolgen. De twee bewoners, een echtpaar dat nog midden in het leven stond, zijn allebei komen te overlijden. Mede door toedoen van [verdachte] is van de twee slachtoffers het meest fundamentele recht ontnomen waarover een mens beschikt: het recht op leven. Aan de nabestaanden, familie [familienaam 1] en familie [familienaam 2] , is hiermee onbeschrijfelijk en onherstelbaar leed toegebracht, waarmee zij de rest van hun leven geconfronteerd zullen blijven.
Dit is ook naar voren gekomen in de slachtofferverklaringen. Zo zegt de moeder van [slachtoffer 2] : “iedere dag wakker worden met de hoop dat het een nachtmerrie is. Helaas word ik iedere dag wakker en realiseer ik me dat deze nachtmerrie de werkelijkheid is”. Zij sluit haar verklaring af met de woorden: “Woede, maar vooral verdriet. Voor altijd je kind moeten missen. Daar moeten wij als naaste familie dagelijks mee leven, voor de rest van ons leven”.
Het behoeft geen toelichting dat een feit als het onderhavige ook veel maatschappelijke onrust veroorzaakt en leidt tot toename van gevoelens van angst en onveiligheid onder de nabestaanden in het bijzonder en in de maatschappij in het algemeen.
Dit alles rekent de rechtbank [verdachte] zwaar aan.
8.3.2.
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het uittreksel justitiële documentatie (
strafblad) van [verdachte] van 29 maart 2023. Uit deze documentatie blijkt dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. De rechtbank neemt het strafblad daarom niet mee in haar overweging over de strafmaat.
De rechtbank heeft acht geslagen op de volgende rapportages over [verdachte] :
  • een reclasseringsadvies van 1 februari 2022, opgesteld door mevrouw S. Dijkslag, reclasseringswerker bij Reclassering Nederland, en
  • een reclasseringsadvies van 2 mei 2023, opgesteld door mevrouw S. Dijkslag, reclasseringswerker bij Reclassering Nederland.
De reclassering heeft in haar laatste advies de vorige adviezen onderschreven. De reclassering rapporteert dat [verdachte] zijn leven vóór de aanhouding praktisch op orde had. Ook sinds zijn schorsing heeft hij laten zien dat hij in staat is om zijn leven weer op orde te krijgen. Er is geen sprake van schulden of middelenmisbruik. [verdachte] is zeer onder de indruk van het feit waarvan hij wordt verdacht. Als gevolg daarvan gaat het op het vlak van zijn emotioneel welzijn niet goed, maar voor eventuele psychologische ondersteuning staat hij niet open. Gelet op de ontkennende houding van [verdachte] , kan de reclassering de kans op recidive niet beoordelen. De reclassering ziet geen aanknopingspunten voor (continuering van) toezicht of gedragsinterventie. Zij adviseert daarom een straf zonder bijzondere voorwaarden.
De reclassering heeft in haar rapport van 4 oktober 2021 (expliciet) geadviseerd om het jeugdstrafrecht toe te passen en heeft in haar aanvullende rapporten verwezen naar dit eerdere rapport. In dat eerdere rapport werd geadviseerd om het jeugdstrafrecht toe te passen, hoewel [verdachte] zijn leven op orde had en er geen doorslaggevende aanwijzingen naar voren kwamen van een ontwikkelingsachterstand in de cognitieve vermogens. [verdachte] maakte bij de reclassering een emotioneel kwetsbare indruk en de rapporteurs vroegen zich af wat het lange termijn effect zou zijn van een voorlopige hechtenis in een volwassen inrichting.
De rechtbank overweegt over toepassing van het jeugdstrafrecht als volgt. [verdachte] was ten tijde van het plegen van het misdrijf 21 jaar oud. Uitgangspunt is dat een jongvolwassen verdachte die ten tijde van het strafbare feit meerderjarig is, volgens het volwassenstrafrecht wordt berecht. De rechtbank kan echter besluiten voor jong volwassenen met toepassing van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht, jeugdsancties toe te passen indien daartoe grond wordt gevonden in de persoonlijkheid van verdachte of de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan.
Uit het reclasseringsadvies blijkt dat het goed gaat met [verdachte] . Na de schorsing heeft hij laten zien dat hij zelfstandig in staat is om zijn leven op orde te krijgen. Hij is direct na de schorsing weer school en stage gaan volgen en is gestart met een bijbaan. Er is geen sprake van schulden of middelenmisbruik en de onderlinge contacten met zijn familie zijn goed en steunend. Gelet op voorgaande ziet de rechtbank onvoldoende reden om af te wijken van het eerder genoemde uitgangspunt dat een jongvolwassen verdachte die ten tijde van het strafbare feit meerderjarig is, volgens het volwassenstrafrecht wordt berecht. De rechtbank zal daarom
geentoepassing geven aan het jeugdstrafrecht. Bij dat oordeel betrekt de rechtbank voorts dat ook de reclassering een nadere (pedagogische) interventie niet aangewezen acht.
8.3.3.
Conclusie
Naar het oordeel van de rechtbank kan op het handelen van [verdachte] niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Over de vraag hoe hoog die straf moet zijn, overweegt de rechtbank als volgt.
Brandstichting behoort tot één van de ernstigste misdrijven die het Wetboek van Strafrecht kent, omdat als gevolg van dit delict onbeheersbare, zeer gevaarzettende situaties voor personen of goederen kunnen ontstaan. Dit is ook gebleken bij [adres 2] . Als gevolg van de brandstichting bij de woning aan de [adres 2] zijn mevrouw [slachtoffer 2] en de heer [slachtoffer 1] zijn overleden. De maximumstraf voor brandstichting, de dood ten gevolge hebbend, betreft een levenslange gevangenisstraf of een tijdelijke gevangenisstraf voor de duur van dertig jaren. Uit deze maximumstraffen blijkt het gewicht dat de wetgever hecht aan de omstandigheid dat door de brandstichting iemand is komen te overlijden.
De rechtbank overweegt met betrekking tot na te melden straf dat [verdachte] medeplichtig was bij de brandstichting met de dood ten gevolge en dat hij daarvoor strafrechtelijk aansprakelijk is. Uit artikel 49, lid 2, Wetboek van Strafrecht volgt dat de maximale straf voor medeplichtigheid aan dit feit twintig jaren bedraagt.
Ten slotte heeft de rechtbank bij bepaling van de duur van de gevangenisstraf gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en is rekening gehouden met de nog jonge leeftijd van [verdachte] .
Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9.VOORLOPIGE HECHTENIS

De rechtbank heft op het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis met ingang van 11 juli 2023.
De rechtbank heeft bij de begindatum van de opheffing gelet op het zwaarwegend persoonlijk belang van [verdachte] om zijn eindexamens af te ronden en bij zijn diploma-uitreiking aanwezig te kunnen zijn.

10.BESLAG

10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het beslag dient te worden teruggegeven aan [verdachte] .
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd over het beslag.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal teruggave gelasten aan [verdachte] van het in beslag genomen voorwerp, te weten 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL0900-MD1R021031_720603).

11.BENADEELDE PARTIJ

[benadeelde 1] (moeder van overledene [slachtoffer 2] ) heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 17.500,- aan affectieschade.
[benadeelde 2] (vader van overledene [slachtoffer 2] ) heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 17.500,- aan affectieschade.
[benadeelde 5] (zus van overledene [slachtoffer 1] ) heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 30.716,39. Dit bedrag bestaat uit € 716,39 materiële schade en € 30.000 immateriële schade (shockschade), ten gevolge van het aan [verdachte] ten laste gelegde feit.
[benadeelde 3] (vader van overledene [slachtoffer 1] ) heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 17.500,- aan affectieschade.
[benadeelde 4] (moeder van overledene [slachtoffer 1] ) heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 17.500,- aan affectieschade.
11.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat alle vorderingen van de benadeelde partijen (hoofdelijk) dienen te worden toegewezen, met oplegging van de wettelijke rente en vermeerderd met de schadevergoedingsmaatregel.
11.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat alle benadeelde partijen in hun vorderingen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard, gelet op de bepleitte vrijspraak. De raadsman refereert zich verder aan het oordeel van de rechtbank. Subsidiair stelt de raadsman zich op het standpunt dat de bedragen gematigd dienen te worden, gelet op de medeplichtigheidshandelingen van [verdachte] .
11.3
Het oordeel van de rechtbank
De vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [benadeelde 4] en [benadeelde 3]
De benadeelde partijen hebben immateriële schade (affectieschade) gevorderd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partijen rechtstreeks immateriële schade, te weten affectieschade, hebben geleden door het bewezen verklaarde feit. De raadsman heeft de vorderingen niet betwist. De rechtbank overweegt in het bijzonder over de affectieschade het volgende.
Op 1 januari 2019 is de Wet affectieschade en verplaatste schade in werking getreden. Op grond van deze wet is het voor naasten van slachtoffers met ernstig en blijvend letsel en nabestaanden van overleden slachtoffers mogelijk om vergoeding van immateriële schade in de vorm van affectieschade te vorderen. Het letsel of overlijden van het slachtoffer moet dan het gevolg zijn van een gebeurtenis waarvoor een ander aansprakelijk is. Deze vergoeding heeft een symbolisch karakter, omdat met geen mogelijkheid volledige compensatie gegeven kan worden voor het verdriet van de naasten.
Voor het bepalen van de affectieschade is aansluiting gezocht bij het Besluit vergoeding affectieschade, waarin is aangegeven dat indien sprake is van nabestaanden (ouders) van een slachtoffer die door een misdrijf om het leven is gekomen, per persoon een bedrag van € 17.500,00 toewijsbaar is. Hierbij merkt de rechtbank op dat is aangesloten bij het bedrag dat staat opgenomen bij “meerderjarige niet-thuiswonende kinderen en ouders”.
De vorderingen zijn de rechtbank niet onrechtmatig noch ongegrond gebleken. De rechtbank zal daarom het gevorderde bedrag van € 17.500,00 aan affectieschade door de vier benadeelde partijen [benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [benadeelde 4] en [benadeelde 3] daarom hoofdelijk toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel zoals hierna in de beslissing wordt weergegeven.
De rechtbank ziet geen reden tot matiging omdat [verdachte] “slechts” medeplichtig is aan de brandstichting. Op grond van artikel 6:166, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek is [verdachte] hoofdelijk aansprakelijk voor de schade die door de groep personen waartoe hij behoorde, is toegebracht nu de kans op het toebrengen van de schade hen had behoren te weerhouden van hun gedragingen in groepsverband en deze gedragingen aan [verdachte] kunnen worden toegerekend. Omstandigheden waaruit blijkt dat hoofdelijke aansprakelijkheid van het gehele bedrag tot kennelijk onaanvaardbare gevolgen zou leiden die op grond van artikel 6:109 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek tot matiging van de schadevergoedingsplicht zouden moeten leiden, zijn niet gesteld.
De vordering van benadeelde partij [benadeelde 5]
De benadeelde partij (zus van overledene) heeft shockschade gevorderd. De benadeelde partij heeft de vordering onderbouwd en de raadsman heeft deze niet betwist. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het bewezen verklaarde feit, ter grootte van het gevorderde bedrag.
De vordering is de rechtbank verder niet onrechtmatig noch ongegrond gebleken. De rechtbank ziet net als ten aanzien van de affectieschade, geen grond voor matiging. De rechtbank zal daarom het gevorderde bedrag van € 30.716,39 hoofdelijk toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel zoals hierna in de beslissing wordt weergegeven.

12.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 48, 49, 55, 157 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

13.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het
primairten laste gelegde;
Bewezenverklaring
  • verklaart het
  • verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
  • veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
  • bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis met ingang van 11 juli 2023;
Beslag
- gelast
de teruggaveaan verdachte van de volgende voorwerpen:
 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL0900-MD1R021031_720603);
Benadeelde partij [benadeelde 1]
  • wijst de vordering toe tot een bedrag van € 17.500,-;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 mei 2021 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [benadeelde 1] aan de Staat € 17.500,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 mei 2021 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling zal gijzeling worden toegepast voor de duur van 122 dagen, waarbij het toepassen van de gijzeling de verdachte niet ontslaat van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [benadeelde 2]
  • wijst de vordering toe tot een bedrag van € 17.500,-;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 mei 2021 tot de dag van de algehele voldoening;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [benadeelde 2] aan de Staat € 17.500,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 mei 2021 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling zal gijzeling worden toegepast voor de duur van 122 dagen, waarbij het toepassen van de gijzeling de verdachte niet ontslaat van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [benadeelde 3]
  • wijst de vordering toe tot een bedrag van € 17.500,-;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde 3] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 mei 2021 tot de dag van de algehele voldoening;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [benadeelde 3] aan de Staat € 17.500,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 mei 2021 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling zal gijzeling worden toegepast voor de duur van 122 dagen, waarbij het toepassen van de gijzeling de verdachte niet ontslaat van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [benadeelde 4]
  • wijst de vordering toe tot een bedrag van € 17.500,-;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde 4] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 mei 2021 tot de dag van de algehele voldoening;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [benadeelde 4] aan de Staat € 17.500,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 mei 2021 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling zal gijzeling worden toegepast voor de duur van 122 dagen, waarbij het toepassen van de gijzeling de verdachte niet ontslaat van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [benadeelde 5]
  • wijst de vordering toe tot een bedrag van € 30.716,39;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde 5] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 mei 2021 tot de dag van de algehele voldoening;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [benadeelde 5] aan de Staat € 30.716,39 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 mei 2021 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling zal gijzeling worden toegepast voor de duur van 188 dagen, waarbij het toepassen van de gijzeling de verdachte niet ontslaat van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Schnitzler, voorzitter, mr. S.M. Schothorst en mr. I.G.C. Bij de Vaate, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Visser, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 juni 2023.
Bijlage I : de tenlastelegging
Aan [verdachte] wordt ten laste gelegd dat:
primairhij op of omstreeks 28 mei 2021 te [plaats 1] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in een woning (gelegen aan de [adres 2] ), immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk een hoeveelheid brandbare vloeistof, te weten benzine, althans een brandbare vloeistof, door de brievenbus van/naast de voordeur naar binnen gegoten en/of over/naast die voordeur gegoten en/of (vervolgens) die brandbare vloeistof met een aansteker aangestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met (een) brandbare stof(fen),
ten gevolge waarvan brand is ontstaan en/of (vervolgens) een steen, althans een voorwerp, tegen het (slaapkamer)raam van voornoemde woning heeft gegooid en/of het (slaapkamer)raam van voornoemde woning heeft vernield, terwijl daarvan gemeen gevaar voor (alle goederen in en om) die woning en/of aangrenzende gebouwen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor in die woning en omliggende woningen/gebouwen aanwezige personen, te weten [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] , in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen te duchten was en het feit de dood van voornoemde [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad;
(art. 45 jo art. 47 jo artikel 157 sub 1 en sub 2 WvSr)
subsidiair
[medeverdachte 1] en/of een of meer ander onbekend gebleven perso(o)n(en) op of omstreeks 28 mei 2021 te [plaats 1] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in een woning (gelegen aan de [adres 2] ), immers heeft/hebben die [medeverdachte 1] en/of die onbekende perso(o)n(en), toen aldaar opzettelijk een hoeveelheid brandbare vloeistof, te weten benzine, althans een brandbare vloeistof, door de brievenbus van/naast de voordeur naar binnen gegoten en/of
over/naast die voordeur gegoten en/of (vervolgens) die brandbare vloeistof met een aansteker aangestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan brand is ontstaan en/of (vervolgens) een steen, althans een
voorwerp, tegen het (slaapkamer)raam van voornoemde woning heeft gegooid en/of het (slaapkamer)raam van voornoemde woning heeft vernield, terwijl daarvan gemeen gevaar voor (alle goederen in en om) die woning en/of aangrenzende gebouwen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor in die woning en omliggende
woningen/gebouwen aanwezige personen, te weten [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] , in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen te duchten was en het feit de dood van voornoemde [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 28 mei 2021 met die [medeverdachte 1] en/of een of meer ander onbekend gebleven perso(o)n(en), althans alleen, opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of toen daar opzettelijk behulpzaam is geweest door
-met die [medeverdachte 1] en/of een of meer ander onbekend gebleven perso(o)n(en) naar een tankstation te gaan en/of met die [medeverdachte 1] en/of een of meer ander onbekend gebleven perso(o)n(en) naar een tankstation te rijden en/of
-aldaar met die [medeverdachte 1] en/of een of meer ander onbekend gebleven perso(o)n(en) benzine aan te schaffen en/of op te halen en/of te verkrijgen en/of
-(zijn) pinpas, ten behoeve van de brandstichting (te weten het betalen van de brandstof) ter beschikking te stellen en/of
- ( vervolgens) met die [medeverdachte 1] en/of een of meer ander onbekend gebleven perso(o)n(en) naar/in de richting van de [locatie] te gaan en/of
- voor die [medeverdachte 1] en/of een of meer ander onbekend gebleven perso(o)n(en) op de uitkijk te staan terwijl die [medeverdachte 1] en/of een of meer ander onbekend gebleven perso(o)n(en) brand stichtte
- samen met die [medeverdachte 1] en/of een of meer ander onbekend gebleven perso(o)n(en) te vluchten;
(art. 48 jo art. 157 sub 1 en sub 2 WvSr)
Bijlage II: de bewijsmiddelen
Subsidiair [1]
De brand en het overlijden van de twee slachtoffers
1. Uit het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten ter plaatse blijkt onder meer het volgende:
Op vrijdag 28 mei 2021, omstreeks 04.37 uur kregen wij de melding om met spoed te gaan naar de [adres 2] te [plaats 1] . Daar zou een woningbrand gaande zijn.
TER PLAATSE:
Op eerdergenoemde dag, datum en omstreeks 04.39 uur, waren wij ter plaatse op bovengenoemde locatie. Wij zagen dat de woning al compleet onder rook stond en dat de rook uit de gehele woning kwam.
Tevens zagen wij dat er veel vlammen zichtbaar waren in de gang van de woning.
Ik zag dat ook de achterzijde van de woning van boven tot beneden onder de rook stond en dat dit via diverse kozijnen naar buiten kwam. [2]
REANIMATIE SLACHTOFFERS:
Op eerdergenoemde dag, datum en omstreeks 04.59 uur, werd het eerste slachtoffer door de brandweer uit de woning gehaald en overgedragen aan het eerste ambulance team. Ik, [verbalisant 1] , zag dat dit slachtoffer een vrouw betrof. Ik zag dat haar lichaam zwart geblakerd was en dat zij reanimatie behoeftig was. Ik, [verbalisant 1] , ben hierop direct de reanimatie gestart.
Ik, [verbalisant 2] , zag dat niet veel later het tweede slachtoffer door de brandweer naar buiten werd gehaald. Ik zag dat dit een man betrof. Ik zag dat het lichaam zwart geblakerd was. Ik zag dat ook dit slachtoffer reanimatie behoeftig was. Ik, [verbalisant 2] ben hierop direct. de reanimatie gestart. Wij Verbalisanten, hebben lange tijd gereanimeerd en geassisteerd bij diverse medische handelingen op verzoek van het ambulance personeel tot dat de slachtoffers werden overgebracht naar het AMC te Amsterdam. [3]
2. Uit het proces-verbaal van bevindingen over het logboek van de plaats-delict blijkt onder meer het volgende:
Bevelvoerder eerste brandweereenheid: [bevelvoerder] , meldde tijdens het incident dat:
- er brand achter de voordeur was;
- een kledingrek achter de voordeur stond en de voordeur daardoor niet open kon;
- twee slachtoffers aan de voorzijde van de woning op de eerste verdieping lagen:
- de vrouw op bed lag;
- de man onder het raam op de grond lag, naast het bed.
Via GBA en de foto's uit het rijbewijsregister heb ik, [verbalisant 3] , beide slachtoffers herkend als de beide ingeschreven bewoners van de [adres 2] , te weten:
- [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 2] -1972
- [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 3] -1972 [4]
3. Uit het Forensisch pathologisch onderzoek van overledene [slachtoffer 2] blijkt onder meer het volgende:
De opgetreden hersenschade, de infauste prognose en het uiteindelijk overlijden na staken van de behandeling van [slachtoffer 2] , 48 jaren oud geworden,
wordt verklaard door inademing van roet en verbrandingsproducten. [5]
4. Uit het Forensisch pathologisch onderzoek van overledene [slachtoffer 1] blijkt onder meer het volgende:
Het ontstaan van een reanimatiebehoeftige toestand en het uiteindelijke overlijden van [slachtoffer 1] , 49 jaren oud, kan (mede op basis van de verkregen medische
informatie) worden verklaard door vergiftiging door koolstofmonoxid en/of andere brandgassen als gevolg van inademing van brandrook. Een andere doodsoorzaak is
niet gebleken. [6]
5. Uit het proces-verbaal van forensisch onderzoek in en bij de woning [adres 2] blijkt onder meer het volgende:
Résume brandbeeld
Het aangetroffen brandbeeld in de woning toonde aan dat:
- er slechts één (1) brandhaard was: op de vloer, direct achter de voordeur.
- alle vertrekken van de woning (behalve de zolder) behoorlijke schade hadden door hete rookgassen.
- alle brand indicatoren wezen op een stroming van hete rookgassen vanuit de hal (brandhaard). [7]
Analyse brandverloop
Gezien onze bevindingen achtten wij het navolgende de kennelijke brandverloop:
-De dader (s) hebben een ontbrandbare vloeistof door de brievenbus de woning in gebracht en deels buiten over de vloermatten uitgeschonken.
- Dit is vervolgens aangestoken
- Hierdoor is de brand in de woning gestart, maar ook is er een kleine brand geweest voor de brievenbus en op de vloer aan de buitenzijde.
- De buitenbrand is gezien de beperkte schade niet gaan uitbreiden.
- Achter de brievenbus hing een gordijn en kort daarachter was tegen de muur een kapstok gesitueerd met diverse kledingstukken waaronder motorjassen
- Het gordijn en de kledingstukken zijn vervolgens gaan branden. Hierdoor ontstond [8]
snel een grote hoeveelheid hete rookgassen
- de brand kreeg via de inmiddels kapotte ruiten verse lucht, cq zuustof toevoer.
- De hete rookgassen hebben zicht verspreid over de kamers op de begane grond en de eerste verdieping, alwaar de bewoners lagen te slapen.
- De open trapopgang naar de eerste etage heeft gewerkt als schoorsteen effect, waardoor de hete rookgassen snel konden stijgen en er lucht werd aangevoerd naar de brandhaard, via de vernielde ruit(en) in de voorgevel.
- De slapende bewoners werden kennelijk pas wakker toen de brand al verder ontwikkeld was.
- Gezien de roet aftekening op de wanden was er een zeer laag hangende, laag van hete rookgassen en hadden de bewoners al langere tijd rookgassen ingeademd (vermoedelijke koolstofmonoxide vergiftiging)
- Door de hete rookgassen en vuur beneden aan de trap konden de bewoners niet vluchten en waren zij waarschijnlijk sterk gedesoriënteerd als zij nog bij kennis waren.
Gevaarzetting
Gezien onze bevindingen, alsmede de camera beelden is hier sprake van brandstichting. Door de brand is er ernstige schade ontstaan aan de woning en de bezittingen van de bewoners. De aangetroffen bewoners werden reanimatie behoeftig aangetroffen, ten gevolge van de brand. De bewoners zijn kort hierop overleden in het ziekenhuis. De voorlopige sectie bevinden bevestigen dat de bewoners kennelijk zijn overleden door de gevolgen van de brand; verwikkeling van het inademen van (hete) rookgassen, roet en verbrandingsproducten (zoals koolstofmonoxide). Zodoende achtten wij dat hier sprake is van opzettelijke brandstichting waarbij levensgevaar voor anderen te duchten was en waarbij ten gevolge van de brand twee personen zijn overleden.
De volgende sporen en sporendragers werden in het belang van de bewijsvoering en/of nader onderzoek veiliggesteld:
AAMZ4657NL: Brandrest, brandmonster, buiten voor de brievenbus [9] AAMZ4658NL: brandrest, brandmonster, binnen, op de vloer onder de brievenbus [10]
6. Uit de verkorte rapportage over onderzoek naar de brandbare vloeistoffen blijkt onder meer het volgende:
Tabel 2 Conclusie onderzoek naar ontbrandbare vloeistoffen
AAMZ4657NL In het monster zijn vluchtige stoffen aangetoond die afkomstig zijn van motorbenzine.
AAMZ4658NL In het monster zijn. vluchtige stoffen aangetoond die afkomstig zijn van motorbenzine
. [11]
Camerabeelden [locatie]
7. Uit het proces-verbaal over het uitkijken van de camerabeelden van [adres 2] blijkt onder meer het volgende:
De camera's blijken te zijn voorzien van een zogenaamde infrarood nachtmodus, waardoor de beelden bij duister qua kleuren anders worden weergegeven dan bij daglicht, namelijk in grijstinten, hierdoor zijn de daadwerkelijke kleuren bij duister moeilijk te duiden.
Camera 1: Deze camera had zicht op het toegangspad in de voortuin van de woning, waarbij ook een deel van de openbare weg zichtbaar was. [12]
Camera 2: Deze camera had zicht op de voordeur van de woning.
Uit het onderzoek kan worden geconcludeerd dat de datum tijdinstelling van camera 1 en 2 afwijkt van de daadwerkelijke datum tijd, namelijk met 15 seconden vooruitlopend op de daadwerkelijke tijd. [13]
Bijzonderheden voorbijganger-01
Op de beelden van camera 1 van vrijdag 28 mei 2021 om 04:31:53 uur, zie ik een persoon (voorbijganger-01), van rechts naar links voor de woning over het trottoir langslopen. Ik zie dat deze voorbijganger-01 sneaker-achtige schoenen draagt waarvan de zoolrand qua kleurtint lichter is dan de bovenzijde van de schoenen.
Ik zie dat de broek qua kleurtint lichter is dan de bovenzijde van de schoenen.Voorbijganger-01 is relatief kort in beeld en verdwijnt om 04:31:55 uur links uit het beeld van de camera. (zie screenshot 5).
Bijzonderheden voorbijganger-02
Op de camerabeelden van vrijdag 28 mei 2021 om 04:31:57 uur, zie ik een tweede persoon (voorbijganger-02), van rechts naar links voor de woning langslopen. Voorbijganger-02 loopt vermoedelijk op de weg in plaats van het trottoir.
Om 04:31:58 uur loopt voorbijganger-02 in dezelfde richting als voorbijganger-01 en verdwijnt links uit het beeld van de camera (zie screenshot 6). [14]
Beweging persoon
Op vrijdag 28 april 2021 om 04:33:12 uur zie ik op de bewegende camerabeelden, dat uit de richting waar de voorbijgangers -01 en -2 naar toe zijn gelopen, een persoon van links naar rechts in beeld verschijnt waarvan alleen een deel van de benen en schoenen voor een kort moment zichtbaar is.
De brandstichting van woning [adres 2]
Nagenoeg tegelijkertijd, om 04:33:13 uur, zie ik uit dezelfde richting een persoon in beeld komen die hierna dader 1 genoemd zal worden. Dader 1 draagt vergelijkbare kleding als voorbijganger -01 zoals schoenen met een lichtkleurige zool, donkere sokken en een relatief lichte broek. Ik zie dat dader 1 een capuchon draagt waardoor zijn gezicht niet zichtbaar is. [15]
Ik zie om 04:33:16 uur, dat dader 1 voor de ingang van de voortuin van de woning [adres 2] stopt en bukt. Ik zie dat hij een voorwerp, vermoedelijk een steen, op het trottoir neerlegt (zie screenshot 7).
Ik zie vervolgens om 04:33:19 uur dat dader 1 met zijn rechterhand naar zijn rechterzak van de bovenkleding gaat en iets pakt (zie screenshot 8). Ik zie dat dader 1 vervolgens naar de voordeur van de woning [adres 2] loopt en de vermoedelijke steen op het trottoir laat liggen. [16]
Op de beelden van camera 02 zie ik om 04.33.22 uur, dat dader 1 bij de voordeur van de woning aankomt en naar voren buigt. Ik zie dat dader 1 op dat moment in zijn rechterhand een transparant flesje vast heeft, welke is voorzien van een spuitdop. Ik zie dat dader 1 met zijn linkerhand de klep van de brievenbus open doet en de spuitdop van het flesje bij de opening van de brievenbus houdt. Ik zie dat de brievenbus zich in het kozijn naast de voordeur bevindt. Ik zie dat dader 1 vervolgens het flesje schuin houdt en met zijn rechterhand enkele seconden in het flesje knijpt. (zie screenshot 9)
Hierop zie ik dat hij met zijn rechterhand het flesje terugtrekt en dat hij een transparante vloeistof uit het flesje in een zigzag beweging tegen verschillende delen van de voordeur spuit. (zie screenshot 10)
Ik zie vervolgens dat dader 1 langzaam achteruit loopt, het flesje naar beneden richt en met een zigzag beweging vloeistof uit het flesje op de straat voor de voordeur leegspuit. (zie screenshot 11) [17]
Ik zie op de beelden van camera 1 dat dader 1, nadat hij buiten het beeld van camera 2 is, dat hij om 04:33:38 uur de fles in de rechterzak van zijn bovenkleding stopt en naar voren bukt naar de plek waar hij kort daarvoor de vloeistof heeft gespoten. (zie screenshot 12 en 13) [18]
Ik zie om 04:33:43 een grote felle flits bij de voordeur van de woning, waarna dader 1 uit voortuin wegrent in de richting van het trottoir. (zie screenshot 14) [19]
Op de beelden van camera 2 zie ik om 04:33:43 uur ook de felle lichtflits gevolgd door grote vlammen en rook bij de voordeur. (zie screenshot 15)
Ik zie om 04:33:45 uur dat dader 1 bij het trottoir naar de grond bukt en het voorwerp (vermoedelijk een steen), die hij kort daarvoor daar had neergelegd, met zijn rechterhand oppakt. Ik zie dat hij voor een kort moment achter de hoge beplanting aan de rechterzijde uit het zicht is. Ik zie voor een kort moment nog wel de rechterhand van dader 1 in beeld. Ik zie dat hij op dat moment een voorwerp vast heeft, vermoedelijk een steen. (Zie screenshot 16 en 17) [20]
Om 04:33:46 uur is het hoofd van dader 1 te zien die boven de beplanting uit steekt. Ik zie dat dader 1 in de richting van de woning kijkt. (zie screenshot 18) [21]
Ik zie om 04:33:47 uur dat er allemaal glassplinters/scherven voor de camera 1 naar beneden op de grond vallen. Ik zie vanaf dat moment dader 1 niet meer in beeld van camera 1 en 2. (zie screenshot 19)
Ik zie om 04:35:34 uur op de beelden van camera 2 dat de brand bij de voordeur zich aan het uitbreiden is. Ik zie achter het raam naast de voordeur ook vlammen, kennelijk is er op dat moment ook brand in de woning. (zie screenshot 20) [22]
5
Signalement en bijzonderheden dader 1
Ik zie op screenshot 9 en 10 dat de bovenkleding van dader 1 is voorzien van meerdere horizontale banen/stroken. Ik zie dat er bij het armgat van de bovenkleding een opvallende schouderrand/overgang bij de mouw zichtbaar is. Ik zie ook dat bij de kraag van de bovenkleding een capuchon zichtbaar is terwijl dader 1 ook een capuchon over zijn hoofd draagt. Het vermoeden is dat dader 1 op dat moment een gewatteerde bodywarmer draagt die voorzien is van een capuchon met daaronder een ander kledingstuk die ook is voorzien van een capuchon. Ik zie ook dat dader 1 handschoenen draagt waarbij het opvallend is dat de kleurtint van de linker handschoen donkerder lijkt dan de rechter handschoen. Ik zie dat de bovenkleding is voorzien van een rits die qua kleurtint donkerder is dan de bovenkleding. Ik zie dat er bij de kraag van de bovenkleding een zogenaamde koordklem (pijl 1 )met een deel van de koord zichtbaar is. De koordklem lijkt qua kleurtint op de kleurtint van de rits van de bovenkleding. Ik zie dat de capuchon, die dader 1 over zijn hoofd draagt, opvallende naden heeft (pijl 2) die van de achterzijde naar de voorzijde doorlopen. Ook zie ik op screenshot 10 dat er aan de voorzijde van de capuchon iets onder vandaan steekt (pijl 3). Het vermoeden is dat het een deel van de zonneklep van een baseball cap is die dader 1 onder zijn capuchon draagt. [23]
Ik zie op screenshot 12 dat dader 1 sneaker-achtige schoenen (pijl 4) draagt die qua kleurtint donkerder lijkt dan de broek en bovenkleding. Ik zie dat de broek vermoedelijk is voorzien van een broekzak met een rits (pijl 5) die qua kleurtint donkerder lijkt dan de broek. [24]
Ik zie op de uitvergroting van screenshot 16 dat de schoen van dader 1 is voorzien van een logo. Ik zie dat de zoolrand van de schoen qua kleurtint lichter lijkt dan de bovenzijde van de schoen. [25]
Camerabeelden [naam supermarkt]
8. Uit het proces-verbaal over het uitkijken van de camerabeelden van Supermarkt [naam supermarkt] blijkt onder meer het volgende:
Bij het opsporingsonderzoek zijn camerabeelden veilig gesteld van onder andere Supermarkt [naam supermarkt] , gevestigd op de [adres 4] , [vestigingsplaats 1] .
De tijdstippen op de beelden lopen 6 minuten en 25 seconden achter op de
atoomklok. [26]
Tijdstip Atoomklok:
04:04:31: Ik zag dat er een rode personenauto links in beeld reed over de [straat 7] uit de richting van de [straat 8] en ter hoogte van de Supermarkt stopte op het fietspad.
04:05:52: Ik zag dat er een onbekende man (NNM1) uitstapte vanuit de rechterachterportier van de rode personenauto. Ik zag dat hij licht getint was , tussen 20 en 25 jaar oud, slank postuur, een bril droeg, een pet op en zwarte kleding en witte sportschoenen droeg. [27]
04:08:42: Ik zag dat NNM2 uit de rode personenauto uitstapte aan de bestuurderskant en naar links keek. [28]
04:12:39: Ik zag dat NNM1 uitstapte aan de bestuurderszijde. Ik zag een onbekend persoon (NNM4) kwam aanlopen vanaf de linker onderzijde van het camerabeeld. Ik zag dat NNM1 naar hem keek en hem vermoedelijk begroette.
04:12:44: Ik zag dat NNM4 aan de bijrijderszijde van de rode personenauto ging staan. Ik omschrijf NNM4 als volgt: licht getint, tussen de 20 en 25 jaar oud, mollig postuur droeq een pet met wit logo, bodywarmer met wit logo op de linkerborst, een donkere broek en zwarte Nike sportschoenen met witte zolen. [29]
04:13:02: Ik zag dat NNM4 de kofferbak opende van de rode personenauto en er in keek. Ik zag dat NNM4 vermoedelijk een zwarte handschoen (rood omcirkelt} aan zijn linkerhand droeg. [30]
04:15:18: Ik zag dat NNM2 met gespreide armen richting de rode personen auto liep.
Bij het teruglopen naar de rode personenauto is het uiterlijk van NNM2 goed te zien. Ik omschrijf het signalement van NNM2 als volgt: Lichte getinte man; Tussen de 20 en 25 jaar oud; Zwarte trui/hoodie/sweater met een horizontale streep/tekst op borstkas en strepen op de mouwen en in de zij; Donker gekleurde broek; Donkere schoenen. [31]
04:15:31: Ik zag dat NNM2 in de rode personenauto achter het stuur stapte. [32]
04:15:55: Ik zag dat NNM1 rechtsachter in de rode personenauto stapte. [33]
04:18:04: Ik zag dat de rode personenauto weer op het fietspad voor de [naam supermarkt] parkeerde. [34]
04:18:12: Ik zag dat NNM4 in de rode personenauto stapte aan de bijrijderszijde.
04:18:15: Ik zag dat de rode personenauto langzaam wegreed. [35]
04:21:21: Ik zag dat de rode personenauto een aantal minuten later nogmaals op snelheid voorbij reed. [36]
9. Uit een proces-verbaal over het herkennen van personen op de beelden van de [naam supermarkt] blijkt onder meer het volgende:
De camerabeelden zijn afkomstig zijn van de bewakingscamera van de supermarkt [naam supermarkt]
welke gevestigd is op de [adres 4] te [vestigingsplaats 1] . Het gaat om beelden van de datum 28 mei 2021.
Herkenning 1
Ik, verbalisant [verbalisant 5] , zag op de bewegende beelden en screenshot 1 dat er twee personen bij een rode auto stonden. Ik herkende de jongen welke aan de rechterkant van de auto stond op het trottoir ambtshalve als zijnde: [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedatum 4] 2004 te [geboorteplaats 2] .
Ik, verbalisant [verbalisant 5] , zag op de beelden dat [medeverdachte 1] als volgt gekleed was:
- donkerkleurige pet met wat wits aan de voorzijde;
- donkerkleurige bodywarmer met een wit loge aan de linkerkant;
- donkerkleurige bovenkleding met capuchon;
- donkerkleurige broek;
- donkerkleurige Nike schoenen met witte zool en een witte rand om het Nike logo. [37]
10. Uit een aanvullend proces-verbaal van herkenning door bovengenoemde verbalisant blijkt onder meer het volgende:
Ik ben al 4 jaar werkzaam in het basisteam Gooi en Vechtstreek. Ik ben dagelijks, in uniform
gekleed, in Hilversum en heb veel contacten met bewoners.
In die jaren ben ik regelmatig in contact gekomen met [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [A] . Dit tijdens diverse meldingen, gesprekken, huisbezoeken en bekeuringsituaties.
Toen ik de beelden zag, herkende ik direct [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [A] . Geen enkele twijfel. Ik heb deze jongens zo vaak gezien en gesproken. [38]
Ik, verbalisant [verbalisant 5] , herken alle verdachte direct zonder enige twijfel voor de volle honderd procent als de genoemde personen. Hierover bestaat geen enkele twijfel. [39]
11. Uit een ander proces-verbaal over het herkennen van personen op de beelden van de [naam supermarkt] blijkt onder meer het volgende:
De camerabeelden zijn afkomstig zijn van de bewakingscamera van de supermarkt [naam supermarkt] welke gevestigd is op de [adres 4] te [vestigingsplaats 1] .
Herkenning 1
Ik, verbalisant [verbalisant 6] , zag op de bewegende beelden en screenshot 1 dat er twee personen bij een roodkleurige auto stonden. Ik herkende de jongen, welke aan de rechterkant van de auto stond op het trottoir ambtshalve als zijnde: [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedatum 4] 2004 te [geboorteplaats 2] .
Ik, verbalisant [verbalisant 6] , zag op de beelden dat [medeverdachte 1] als volgt gekleed was:
  • Donkerkleurige pet
  • Donkerkleurige vest
  • Donkerkleurige broek
  • Nike schoenen
  • Donkerkleurige handschoen draagt
12. Uit een aanvullend proces-verbaal van herkenning door bovengenoemde verbalisant blijkt onder meer het volgende:
Ik, verbalisant [verbalisant 6] , herkende de volgende personen op de beelden: [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedatum 4] 2004 te [geboorteplaats 2] .
Ik ben als verbalisant nauw betrokken in de wijk [wijk] . Vanuit mijn expertise en werkveld heb ik met de 3 bovengenoemde personen veelvuldig contact gehad. Ik ken alle personen vanuit mijn professie. Daarbij heb ik ook vaak met deze personen gesproken in verschillende situaties. Eveneens ben ik bij deze genoemde personen ook vaker thuis geweest en ken daarbij hun overige familie leden. Ik kan dus wel stellen dat ik deze personen meer dan gemiddeld ken. Deze personen horen bij een groep die extra aandacht geniet in Hilversum door hun gedrag en toedoen. [41]
13. Uit een derde proces-verbaal van herkenning op de beelden van de [naam supermarkt] blijkt onder meer het volgende:
Op woensdag 16 juni 2021 heb ik de opgenomen camerabeelden van supermarkt " [naam supermarkt] " bekeken. Dit betreffen de beelden van 28 mei 2021 tussen 03:20 uur en 04;20 uur (tijdsweergave op de camera)
Op bovengenoemde datum en tijdstip is te zien dat er van links een manspersoon richting de personenauto komt lopen. Deze man nader te noemen betrokkene 2, droeg donkere kleding, donkere gympen met witte brede zool/rand (Het Nike logo is op de schoenen goed waarneembaar) en een baseballpet met daaroverheen een capuchon. Betrokkene 2 blijft bij de rechter voorportier (passagierszijde) staan.(screenshot 1 t/m 8). [42]
Ik verbalisant, [verbalisant 4] , zie een zeer sterke gelijkenis met de mij ambtshalve bekende: (betrokkene 2 op bovenstaande screenshots ) [medeverdachte 1] geboren [geboortedatum 4] -2004 te [geboorteplaats 2] en wonende op het adres [adres 5] te [plaats 1] . [medeverdachte 1] is een jeugdige uit de overlast gevende [jeugdgroep] in Hilversum. Hij is eerder betrokken geweest bij misdrijven. Op 14 december 2020 heb ik [medeverdachte 1] gehoord als verdachte in een onderzoek. Tijdens dit verhoor heb ik [medeverdachte 1] goed kunnen waarnemen. Ik heb de sterke overtuiging dat betrokkene 2 [medeverdachte 1] is. Ik herken hem aan zijn postuur, de vorm van zijn gelaat en de positie en vorm van zijn wenkbrauwen. [43]
Tanken bij [naam tankstation]
14. Uit een proces-verbaal over het uitlezen van de camerabeelden van tankstation [naam tankstation] blijkt onder meer het volgende:
Bij het opsporingsonderzoek zijn camerabeelden veilig gesteld van onder andere tankstation [naam tankstation] , [adres 6] , [vestigingsplaats 2] .
Op de camerabeelden van tankstation [naam tankstation] is te zien dat op 28 mei 2021 om 04.16 uur, een onbekende man (NNM) aan kwam lopen via de zijkant van de [naam tankstation] shop en richting de benzine pomp ( camera pomp 1 en 2) liep.
Tijdverschil met de atoomklok
De tijden op de beelden komen niet overeen met de juiste tijd. De tijdstippen op de beelden lopen 7 minuten en 12 seconden achter op de atoomklok. [44]
Tijdstip atoomklok:
04:22:15: Ik zag dat een personenauto over de [straat 1] aan kwam rijden en de rotonde [straat 1] – [straat 2] op reed in de richting van de [naam tankstation] . [45]
04:22:14: Ik zag tegelijkertijd op deze camera dezelfde personenauto. Ik zag dat deze de rotonde driekwart leek te nemen.
04:23:25: Ik zag dat een persoon in donkere kleding over de [straat 1] uit de richting van rotonde [straat 1] - [straat 2] in de richting van de [naam tankstation] liep. [46]
04:23:29 uur: Ik zag dat de NNM naar de benzinepompen liep. [47]
04:23:30 Ik zag dat NNM aan kwam lopen en dat de verlichting van het tankstation aan ging. Ik zag dat NNM een doorschijnend flesje in zijn rechterhand vast hield en een voorwerp in zijn linkerhand vast hield dat leek op een oranje pinpas.
Ik zag dat het signalement van de persoon sterk overeen kwam met NNM4 van de camerabeelden van de supermarkt [naam supermarkt] .
Ik omschrijf zijn signalement als volgt:
  • licht getint;
  • gezet postuur;
  • tussen de 20 en 25 jaar oud;
  • Bodywarmer-achtige blauwe jas met zwarte/grijze mouwen, capuchon en wit logo op de linkerborst;
  • Vermoedelijk donkergroene/grijze broek;
  • Zwarte Nike schoenen met witte zolen en wit omlijnd Nike logo;
04:23:59: Ik zag dat NNM de benzine slang uit de houder haalde en in de opening van de fles deed.
04:23:03: Ik zag dat NNM het flesje op de grond neerzette en vulde met brandstof. [49]
04:24:26: Ik zag dat NNM de slag terughing nadat het flesje gevuld was.
04:24:30: Ik zag dat NNM de fles dichtdraaide. [50]
04:24:36: Ik zag dat NNM om zich heen keek en op keek, waardoor zijn gezicht deels zichtbaar was. Ik zag dat hij het flesje aan de mouw van zijn jas afveegde.
04:24:30: Ik zag dat NNM vervolgens weg liep richting de uitrit naar de zijkant van de [naam tankstation] shop en dat hij het flesje aan zijn mouw afveegde. [51]
04:24:39: Ik zag dat NNM door liep in de richting van de [naam tankstation] Shop en de fles nogmaals afveegde aan zijn mouw.
04:24:40: Ik zag dat een personenauto rondjes om de rotonde reed. [52]
04:24:39: Ik zag dat NNM over de [straat 1] terug liep met het flesje in zijn rechterhand in de richting van de rotonde [straat 1] - [straat 2] . [53]
04:25:01: Ik zag dat de eerdergenoemde personenauto (rood omcirkelt) over de rotonde [straat 1] - [straat 2] aan kwam rijden en vervolgens stopte waar op dat moment NNM liep. Ik zag dat de personenauto vervolgens rechts uit beeld verdween en kennelijk de [straat 2] op reed in de richting van de [straat 3] . [54]
15. Uit een proces-verbaal van uitlezen camerabeelden woningbouwvereniging [naam woningbouwvereniging] blijkt onder meer het volgende:
Op de camerabeelden van [naam woningbouwvereniging] (entree binnen gericht op de [straat 2] ) is te zien dat op 28 mei 2021 om 04:25:02 uur (atoomklok), een rode personenauto met hoge snelheid over de [straat 2] reed richting de [straat 3] 'vlakbij spoorweg overgang ".
04:25:02: Ik zag dat een personenauto over de [straat 1] langs kwam rijden en met hoge snelheid voorbij reed richting de [straat 2] . (camera 5) Signalement: rode personenauto. [55]
De rode personenauto vertoont qua vorm en kleur grote gelijkenissen met de rode Seat die te zien is op de beelden van de [naam supermarkt] . [56]
16. Uit een aanvullend proces-verbaal over het uitkijken van de camerabeelden van tankstation [naam tankstation] blijkt onder meer het volgende:
Resumé
De exacte tijdsaanduiding van de [naam tankstation] was aan de hand van de beelden niet terug te herleiden, maar zal minder achterlopen dan 7 minuten en 12 seconden. [57]
17. Uit een proces-verbaal van bevindingen over betaling bij het tankstation blijkt onder meer het volgende:
Door [naam tankstation] Nederland N.V. zijn op 24 juni 2021 de volgende gegevens verstrekt:
Betalingen voor de afgifte van brandstoffen via/door het [naam tankstation] tankstation [adres 6] , [vestigingsplaats 2] worden geboekt ten gunste van bankrekening [rekeningnummer 1] welke loopt bij de Rabobank (BIC [BIC nummer] ).
Uit de journaalmutaties van de afgifte van brandstoffen door het tankstation in de periode 28 2021 te 04:00 uur en 28 mei 2021 te 05:00 uur blijken de volgende afgifte van brandstof:
Begindatum en -tijd afgifte:
28-05-2021 04:24:44; afgifte van 0,55 liter 95 Ongelood. Totaal EUR 0,94.
De brandstof werd afgenomen via POMP 2. De betaling voor deze afgifte vond plaats op 28-05-2021 04:25:36 via terminal met MAESTRO [nummer] Totaal EUR 0,94. [58]
18. Uit een proces-verbaal over de gevorderde gegevens van de betaalpas Equens blijkt onder meer het volgende:
Door EQUENS NEDERLAND zijn op 1 juli 2021 de volgende gegevens verstrekt: "De via de terminal met nummer F79SS6 gebruikte Maestro pas [nummer] is van het rekeningnummer [rekeningnummer 2] .” [59]
19. Uit een proces-verbaal over de gevorderde gegevens van bovengenoemd bankrekeningnummer blijkt onder meer het volgende:
AN [rekeningnummer 2] is een actieve betaalrekening en product van ING Bank. De rekeninghouder is [verdachte] , geboren op [geboortedatum 1] -2000, wanende [adres 1] , [woonplaats] . [60]
20. Uit een proces-verbaal over de bankgegevens van bovengenoemd bankrekeningnummer blijkt onder meer het volgende:
Betalingen voor brandstoffen
3. [naam tankstation] Hilversum // Pasvolgnr: [pasvolgnummer] 28-05-2021 04:24 // 0,94 euro. [61]
Overeenkomsten beelden (kleding [medeverdachte 1] )
21. Uit een proces-verbaal over de overeenkomsten van de persoon op de beelden van de [naam supermarkt] en het tankstation [naam tankstation] blijkt onder meer het volgende:
Op dinsdag 22 juni 2021 heb ik de opgenomen camerabeelden van tankstation [naam tankstation] , gevestigd aan de [adres 6] te [vestigingsplaats 2] , bekeken. Dit betreffen de beelden van 28 mei 2021 tussen 04:16:12 uur en 04:17:34 uur (tijdsweergave op de camera).
Ik zag dat de persoon op de beelden van het tankstation [naam tankstation] gelijkend is aan [medeverdachte 1] op de camerabeelden van supermarkt [naam supermarkt] . Ik heb een zeer sterke overtuiging dat de persoon op de camerabeelden van de [naam tankstation] eveneens [medeverdachte 1] is.
Overeenkomsten persoon camerabeelden [naam supermarkt] en camerabeelden tankstation [naam tankstation]
- Noor-Afrikaans uiterlijk;
- Gezet/fors postuur;
- Kleding:
• Donkerkleurige bodywarmer met capuchon op de linksvoor, op borsthoogte, een wit embleem;
• Donkerkleurige sweater/jogging/vest met capuchon;
• Donkerkleurige joggingbroek;
• Donkerkleurige baseball pet;
• Donkerkleurige Nike schoenen met een witte zool/rand en met aan de zijkant van de schoen het zwarte met wit omrande Nike logo. [62]
22. Uit een proces-verbaal van bevindingen over overeenkomsten tussen de beelden van [naam supermarkt] , tankstation [naam tankstation] en de brandstichting [adres 2] blijkt onder meer het volgende:
Ik heb de beelden van de supermarkt [naam supermarkt] , tankstation [naam tankstation] op de [straat 1]
en de [adres 2] uitvoerig bekeken.
Ik zag dat de dader van de brandstichting bij de woning [adres 2] (foto 1) grote
overeenkomsten had qua kleding, postuur en houding met [medeverdachte 1] (zie foto 2).
In dit proces-verbaal heb ik uiteengezet welke overeenkomsten ik zag. [63]
Overgang bij de mouw
Ik zag op de camerabeelden van [adres 2] (foto 3) dat er bij het armsgat van de bovenkleding (jas) een opvallende schouderrand/overgang bij de mouw zichtbaar is.
Bij de kraag van de bovenkleding is een capuchon zichtbaar terwijl de persoon ook een capuchon over zijn hoofd draagt. Ook is een schuine steekzak van de jas zichtbaar.
Ik zag deze kenmerken ook nadrukkelijk terug bij de bovenkleding (jas) op de beelden van
supermarkt [naam supermarkt] (foto 4, en op de beelden van tankstation [naam tankstation] (foto 5).
Stroken/banen op de rug van de jas
Op de camerabeelden van de [locatie] (foto 10) is te zien dat de jas is voorzien van meerdere horizontale banen/stroken. [64]
Ik zag dit ook nadrukkelijk terug bij de bovenkleding (jas) op de beelden van supermarkt [naam supermarkt] (foto 11) en op de beelden van tankstation [naam tankstation] (foto 13)
Op foto 6 zijn op de rugzijde van de jas dezelfde hoeveelheid banen/stroken te zien als op de
rugzijde van de jas op foto 8. [65]
Baseball cap
Op de camerabeelden van de [locatie] (foto 9) is te zien dat er aan de voorzijde van de capuchon iets onder vandaan steekt (pijl). Ik vermoed dat dit een deel van de zonneklep van een baseball cap is dat onder de capuchon werd gedragen.
Ik zag dit ook nadrukkelijk terug op de beelden van supermarkt [naam supermarkt] (foto 10) [66]
Logo op linkerborst
Op de beelden van supermarkt [naam supermarkt] (foto 11 en 12) is op de jas, ter hoogte van de linker borst een wit logo zichtbaar. Foto 12 betreft een ingezoomd screenshot van de camerabeelden op het moment dat de persoon voor de rode personenauto stond en werd beschenen door de koplampen van de rode personenauto. Hierdoor is een andere kleurstelling van de kleding waar te nemen dan foto 11 van diezelfde camerabeelden.
Op de beelden van tankstation [naam tankstation] (foto 13) is op de jas ter hoogte van de linker borst ook een wit logo zichtbaar.
Op de camerabeelden van [adres 2] (foto 14) is te zien dat er aan de voorzijde van de jas, ter hoogte van de linker borst, een klein kader zichtbaar is die qua kleur afwijkt van de rest van jas, mogelijk dat dit een opdruk is, die onder invloed van de lichtbron, door de infrarood modus wordt vervaagd en daardoor minder goed zichtbaar is. [67]
Nike schoenen
Op de beelden van supermarkt [naam supermarkt] (foto 15) is te zien dat de persoon donkerkleurige sneakers draagt met een opvallende lichtkleurige zoolrand. Op de zijkant van de schoen is een 'Nike' logo zichtbaar die is voorzien van een lichtkleurige rand.
Op de beelden van tankstation [naam tankstation] {foto 16) zijn
Op de camerabeelden van [adres 2] (foto 17en 18) is te zien dat de persoon ook sneakers draagt waarbij ook een opvallende zoolrand te zien is die qua kleurtint een stuk lichter lijkt dan de rest van de sneaker. Ook lijkt de zijkant van de schoen voorzien te zijn van een "Nike" logo. [68]
Handschoenen
Op de beelden van supermarkt [naam supermarkt] (foto 19) is te zien dat de persoon met de
bodywarmer-achtige jas een donkerkleurige handschoen draagt aan zijn rechterhand. Op de camerabeelden van [adres 2] (foto 20) is te zien dat de dader ook een handschoen
draagt aan linkerhand en mogelijk ook om zijn rechterhand. De kleurtint van de linker handschoen lijkt een stuk donkerder dan de rechter handschoen. [69]
Flesje
Op de camerabeelden van [adres 2] (foto 21) is te zien dat de persoon ook een transparant flesje in zijn handen vast had. Ik zag dat deze qua afmeting, vorm en uiterlijk zeer sterk lijkt op het flesje van het tankstation [naam tankstation] (foto 22 en 23). [70]
23. Uit een kleding vergelijkend onderzoek (KVO) door onderzoekers aan de Hogeschool van Amsterdam blijkt onder meer het volgende:
6.1
Gelijkenis jas
De gelijkenis van de jas zichtbaar in de video-opnames L1 Supermarkt, L2Tankstation, L3 [adres 2] wordt aan de hand van de volgende kenmerken aangetoond:
De volgende typische kenmerken zijn opgenomen:
  • Padding/vulling doorstiksels in rugpand in Tabel 6.1
  • Zoomlijn in Tabel 6.2
  • Schouderpas of juk stuk en typerende stiksels in schoudergebied in Tabel 6.3
  • Armsgat & Mouw in Tabel 6.4
  • Pasvorm jas (maat en verhoudingen van de jas in verhouding tot het lichaam) in Tabel 6.5
  • Deelnaden mouw in Tabel 6.6
  • Zakken & Plaatsing zakken in Tabel 6.7
  • Logo in Tabel 6.8
  • Plaatsing logo in Tabel 6.9
  • Capuchon en onderkleding en pet met klep in Tabel 6.10
Tabel 6.8: gelijkenis jas logo
Tijdens het 1e deel van het onderzoek blijkt het logo niet te identificeren en te ontbreken op L3 [locatie] . Bij het beoordelen van de 1 e beelden vragen de experts zich af of dit door de camera techniek van L3 [locatie] komt.
Echter de onderstaande verbeterde en ingezoomde beelden van L1 Supermarkt, L2 tankstation en L3 [locatie] maken duidelijk dat het logo afgeplakt is en dat er wel een logo aanwezig is op L3 [locatie] .
6.2
Gelijkenis broek
De gelijkenis van de broek zichtbaar in de video-opnames L1 Supermarkt, L2 Tankstation, L3 [adres 2] aangetoond wordt aan de hand van de volgende kenmerken:
  • Broek details in Tabel 6.11
  • Broek pasvorm in Tabel 6.12
De 3 kleding experts die de beelden voor Deel 2 van het onderzoek beoordeeld hebben zijn van mening dat voor de beelden opgenomen op alle 3 de locaties: L1 Supermarkt [naam supermarkt] , L2 Tankstation [naam tankstation] - [straat 1] en L3 [adres 2] het volgende van toepassing is:
1. De jas die in alle beelden wordt gedragen bevat dezelfde zeer typische kenmerken dit wordt aangetoond in hoofdstuk
2. a. Deze typische kenmerken komen zeer zelden voor in het onderzochte online aanbod van dit type gewatteerde jassen, dit wordt aangetoond in paragraaf 2.2. 2. De jas die in alle beelden wordt gedragen is hetzelfde: dit wordt aangetoond in Tabel 6.1 t/m 6.9 van paragraaf 6.1.
3. De jas is van het merk Nike, dit wordt aangetoond doordat de jas identiek is aan de Nike referentie jas opgenomen in Tabel 6.1t/m 6.9 van paragraaf 6.1 en in appendix 1. 4. De capuchon van de onderlaag (gedragen onder de jas) is hetzelfde: dit wordt aangetoond in Tabel 6.10 van paragraaf 6.1. 5.
Op alle opnames wordt een klep onder de capuchon gedragen dit wordt aangetoond in Tabel 6.10 van paragraaf 6.1. 6. De broek is hetzelfde dit wordt aangetoond in Tabel 6.11 en 6.12 van paragraaf 6.2. Verder, geldt dat op L1 Supermarkt [naam supermarkt] , L2Tankstation [naam tankstation] - [straat 1] dezelfde schoenen te zien zijn. Op de beelden van [adres 2] is dezelfde zool te zien. [71]
24. Uit een proces-verbaal van bevindingen over onderzoek naar de jas van [medeverdachte 1] blijkt onder meer het volgende:
Aantreffen jas doorzoeking in de woning van [medeverdachte 1]
Bij een doorzoeking op 14 december 2020 in het kader van het onderzoek 14Hert werd in de
ouderlijke woning van [medeverdachte 1] aan de [adres 5] te [plaats 1] , op de slaapkamer van [medeverdachte 1] een jas aangetroffen en gefotografeerd.
De aangetroffen jas betrof een zwarte jas van het merk Nike met groenkleurige mouwen. Deze jas vertoont sterke gelijkenis met de jas waarin [medeverdachte 1] is gezien in de nacht van 28 mei 2021 bij supermarkt [naam supermarkt] , bij het [naam tankstation] tankstation en bij de brandstichting. [72]
25. Uit een ander Kleding vergelijkend onderzoek (KVO) door onderzoekers aan de Hogeschool van Amsterdam blijkt onder meer het volgende:
De jas die in alle beelden wordt gedragen bevat dezelfde zeer typische kenmerken als de jas op foto's gemaakt door de Nederlandse politie in december 2020 van een Nike jas in een ander onderzoek tegen hun verdachte. Dit wordt aangetoond door de ingetekende overeenkomsten in Figuur 8.1 en Figuur 8.2. [73]
26. Uit een aanvullende rapportage van het NFO over onderzoek naar de kledingstukken blijkt onder meer het volgende:
Conclusie
Wanneer de waarnemingen worden beschouwd in het kader van de volgende elkaar uitsluitende hypothesen:
H1. De kledingstukken zichtbaar op de foto’s van de locaties zijn dezelfde kledingstukken
H2. De kledingstukken zichtbaar op de foto’s van de locaties zijn verschillende kledingstukken
kan het volgende worden geconcludeerd:
De bevindingen van het onderzoek zijn waarschijnlijker wanneer de kleding op de drie locaties dezelfde kledingstukken zijn dan wanneer het om verschillende kledingstukken gaat.
Deze conclusie kan worden getrokken wegens het unieke karakter van het logo dat zichtbaar is op de jas op twee van de drie locaties in combinatie met de schoenen. Dit geldt voor de locaties Supermarkt en Tankstation.
Op de locatie [locatie] zijn schoenen te zien die uit twee kleuren bestaan. Hierop is het Nike-logo niet zichtbaar en ook het logo van de jas is niet zichtbaar. Hierdoor kan het net zo goed om soortgelijke kleding gaan, daar de unieke kenmerken ontbreken die de kleding moeten kunnen identificeren.
Voor wat betreft de vraag of de jas op de beelden gelijkenissen vertoont met de jas die in het ouderlijke huis is aangetroffen zijn overeenkomsten geconstateerd in de algemene kenmerken van de jas. Het kan hier gaan om dezelfde jas of om een soortgelijke jas van hetzelfde merk en type. De bevindingen van het onderzoek liggen dan ook in dezelfde lijn der verwachting wanneer hypothese H1 juist is dan wanneer hypothese H2 juist is. [74]
Verklaringen [verdachte] en [medeverdachte 2]
27. [verdachte] heeft op de zitting van 10 mei 2023 onder meer het volgende – zakelijk weergegeven – verklaard:
Het klopt dat ik die avond van 28 mei 2021 met een paar jongens ging chillen en rondrijden in Hilversum. Ik herken mezelf op de beelden van de [naam supermarkt] bij de rode auto.
We stonden ergens stil en toen heb ik mijn pinpas uitgeleend aan een van de jongens. Dit was in de buurt van het tankstation.
Bij de [locatie] was ik samen met een andere jongen. Hij zei dat hij een grapje ging uithalen. Ik herken mezelf ook op die beelden. Ik herken daar mijn benen. Ik ben daarna ergens ingestapt in een auto en op die manier ben ik weer thuis gekomen. [75]
28. [verdachte] heeft tijdens zijn verhoor bij de politie op 8 september 2021 onder meer het volgende verklaard:
A: Verder is diegene met de bankpas naar het tankstation gegaan. [76]
V: Ik hoorde je ook nog zeggen dat jullie onder andere daar snoep hebben gehaald. Waar hebben jullie nog meer snoep gehaald?
A: Bij iemand thuis ook, maar dat was in de buurt zeg maar van waar we waren. [77]
V: Zijn jullie naar het tankstation gereden bij die rotonde?
A: Eh dat kan zo zijn geweest. [78]
29. [verdachte] heeft tijdens zijn verhoor bij de politie op 17 september 2021 onder meer het volgende verklaard:
(V= vraag, A= antwoord)
V: Hoe ben jij vanaf de supermarkt [naam supermarkt] bij de [locatie] terecht gekomen, want daar loop jij uiteindelijk voor de woning langs, hoe is die route geweest? Hoe die route is geweest?
A: Ik ben ... ik ken die weg helemaal niet, maar ik ben in de auto die avond rondjes wezen rijden. Waarschijnlijk ben ik daar zo terecht gekomen. [79]
30. Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft tijdens zijn verhoor bij de politie op 13 juli 2021 onder meer het volgende verklaard:
V: Van welke auto maak je gebruik?
A: Seat. Seat Ibiza, uit 2011 eind 2011 zoiets.
V: Is de Seat Ibiza jouw eigendom?
A: Ja
V: Volgens het RDW heb jij twee auto's op kenteken. Een Seat Ibiza voorzien van kenteken [kenteken]
O: Dus als ik het goed samenvat: De Seat is van jou, daar rijdt jij in. De Mercedes is van jou vader daar rijdt hij in. Klopt dat?
A: Klopt.
V: Wat zie je allemaal op deze dia?
A: Dat is mijn auto toch? Denk ik.
V: Jij herkent dit voertuig als jouw auto?
A: Ja [80]
V: Dit is weer het beeld waarvan jij net zei dat ben ik. Nu staat er een rode cirkel omheen. Als jij zegt dat jij jezelf herkent dan gaat het om deze persoon toch?
A: Ja. [81]
De auto in de buurt van [locatie]
31. Uit een proces-verbaal van onderzoek naar de camerabeelden van [bedrijf 2] blijkt onder meer het volgende:
Uit het onderzoek kan worden geconcludeerd dat de datum tijdinstelling van de camera's 20 seconden voorloopt op de daadwerkelijke tijd.
KL18 Om 04:30:47 uur komt een rode personenauto van rechts het beeld in rijden en rijdt op de [straat 4] in de richting van de [locatie] te Hilversum. (foto 6) [82] KL18 Om 04:35:02 uur is op de beelden te zien dat een rode personenauto met zeer hoge snelheid uit de richting van de [locatie] komt rijden en rijdt over de [straat 4] in de richting van de [straat 9] te Hilversum. [83]
KL16 Om 04:37:44 uur rijdt dezelfde rode auto op de [straat 4] , komende vanuit de richting de [straat 9] . De rode personenauto slaat linksaf de [straat 6] in. (foto 9) Ik, verbalisant, zag aan de kleur en model dat dit dezelfde auto betrof. [84]
ANPR camera (locatie camera KL 16)
Op de beveiligingscamera (KL 16) van [bedrijf 2] , gevestigd aan de [adres 7] te
Hilversum is een ANPR camera bevestigd. Door deze ANPR camera is op 28 mei 2021 te
04:37:33 uur het kenteken [kenteken] geregistreerd vanaf de voorzijde van de auto.
Door deze ANPR camera is op 28 mei 2021 te 04:37:33 uur het kenteken [kenteken] geregistreerd vanaf de voorzijde van de auto. [85]
32. Uit een proces-verbaal van onderzoek naar de beelden op de [adres 3] blijkt onder meer het volgende:
Het adres [adres 3] te [plaats 1] ligt aan de andere zijde van de [straat 4] van de [locatie] . Bij het veiligstellen van de camera beelden is gebleken dat beelden een uur (60 minuten) en 15 seconden achter op de atoomklok.
Ik zag dat de personenauto (rood omcirkeld) inderdaad op de camerabeelden was vastgelegd en dat deze met hoge snelheid over de [straat 4] reed in de richting van de [locatie]
04:30:52
Ik zag dat de personenauto met hoge snelheid door reed over de kruising in de richting van de [straat 5] en net voorbij de kruising de remlichten oplichtten. (rood omcirkeld) Ik vond dat opvallend, omdat de volgende afslag pas 150 meter verderop is en het ondanks de hoge snelheid niet logisch was om daar al te remmen. [86]
33. Uit een proces-verbaal van onderzoek naar de beelden van de [adres 8] blijkt onder meer het volgende:
Bij het opsporingsonderzoek zijn camerabeelden veilig gesteld van onder andere [adres 8] , [plaats 2] ,
Aan de hand van deze camerabeelden kon ik opmaken dat de rode personenauto niet over de [straat 4] voorbij de [straat 5] was gereden tussen 03.50 uur en 05.05 uur en dat deze mogelijk ter hoogte van de [locatie] op de [straat 4] gekeerd was. [87]
34. Uit een proces-verbaal van onderzoek naar de beelden van het [adres 9] blijkt onder meer het volgende:
Ik zag dat op 28 mei 2021 rondom het tijdstip van de woningbrand, kennelijk hier geen rode personenauto langsheen gereden is. [88]
Onderzoek telefoons
35. Uit een proces-verbaal van bevindingen over het uitlezen van de telefoon van de vader van [medeverdachte 1] blijkt onder meer het volgende:
Op dinsdag 7 juli 2021 werd tijdens een doorzoeking op de [adres 5] te [plaats 1] een Apple iPhone 7 Plus aangetroffen en in beslag genomen.
Op basis van de volgende bevindingen kan worden gesteld dat [B] , geboren [geboortedatum 5] 1965 te [geboorteplaats 3] (Marokko) de gebruiker was van de in beslag genomen iPhone 7. [B] is de vader van verdachte [medeverdachte 1] .
Hierbij zag ik dat [B] in de nacht van 27 op 28 mei 2021 contact had met [medeverdachte 1] . De betreffende berichten zijn hieronder weergegeven:
02:34:59: verzender [B] , ontvanger [medeverdachte 1] : inhoud bericht (vertaald door tolk): manspersoon zegt: "Waar ben jij broer? Waar? Jij bent online. Vertel mij waar je bent?"
03:35:08: verzender [medeverdachte 1] , ontvanger [B] : Kom er zo aan. [89]
36. Uit een proces-verbaal van bevindingen over het uitlezen van de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 2] blijkt onder meer het volgende:
01.37.36
uur : Een WhatsApp bericht naar [whatsappnummer 1] : "Jo”. Dit bericht was verzonden door de gebruiker van de iPhone 12 ( [medeverdachte 2] ) met nummer [whatsappnummer 2] , maar later ook weer verwijderd. Er kon niet worden vastgesteld wanneer dit bericht is verwijderd. [90]
37. Uit een proces-verbaal van bevindingen over verstrekking telefoonnummer van [medeverdachte 1] blijkt onder meer het volgende:
Na een vordering 126nd Wetboek van Strafvordering verstrekte de gezinsvoogd het meest recente telefoonnummer van [medeverdachte 1] : [telefoonnummer] . [91]
38. Uit een proces-verbaal van bevindingen over onderzoek naar te telefoon van [C] blijkt onder meer het volgende:
Gesprek op 20 mei 2021 van 1:53 uur tot 1:58 uur
01:55:53: NN6799: Wat doet [medeverdachte 2] net hier in de str
01 :55:59 NN6799: Hv kwam run ophalen
01:56:03 NN6799: Heb je met hem? (*heb = ben)
01:57:08: NN6799:K vond ook net n muts
01:57:17: NN6799:En die was ie opeens heel druk aan t zoeken
01:57:29: NN6799:Ze qaan denk k wat heets doen
01:57:33: NN6799:Die […]
01:57:39: NN6799:Ze zijn Kk dom billah [92]

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers zijn dit – tenzij anders aangegeven – pagina’s van het op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal met nummer MD1 R021031 van 9 september 2021 (pagina 1-609), 15 juli 2021 (pagina 1-515), 8 juli 2021 (pagina 1-757), 7 oktober 2021 (pagina 1-127), 23 december 2021 (pagina 128-595), 7 maart 2022 (pagina 596-1516), 30 mei 2022 (pagina 1517-2478), 12 september 2022 (pagina 2479-2511), 27 februari 2023 (pagina 2512-2517), opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, Dienst Regionale Recherche
2.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 52.
3.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 53.
4.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 54.
5.Een geschrift, inhoudende een Forensisch pathologisch onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet-natuurlijk overlijden van 27 augustus 2021, opgesteld door B.G.H. Latten, arts en forensisch patholoog bij het Nederlands Forensisch Instituut, pagina 33.
6.Een geschrift, inhoudende een Forensisch pathologisch onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet-natuurlijk overlijden van 12 juli 2021, opgesteld door D.J. Rijken, forensisch patholoog bij het Nederlands Forensisch Instituut pagina 19.
7.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 27.
8.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 29.
9.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 30.
10.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 31.
11.Een geschrift, inhoudende een Verkorte rapportage over onderzoek naar ontbrandbare vloeistoffen, naar aanleiding van een brand in Hilversum op 28 mei 2021, opgesteld door opgesteld door ing. L.J.C. Peschier, deskundige chemisch brandonderzoek bij het Nederlands Forensisch Instituut op 4 juni 2021, pagina 121.
12.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 117.
13.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 118.
14.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 119.
15.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 120.
16.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 121.
17.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 122.
18.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 123.
19.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 124.
20.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 125.
21.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 126.
22.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 127.
23.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 128.
24.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 129.
25.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 130.
26.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 181.
27.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 184.
28.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 188.
29.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 193.
30.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 194.
31.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 197.
32.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 198.
33.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 200.
34.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 203.
35.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 204.
36.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 205.
37.Een proces-verbaal van bevindingen met bijlagen, pagina 234.
38.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 476.
39.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 477.
40.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 239.
41.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 478.
42.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 141 en 142.
43.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 144.
44.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 206.
45.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 207.
46.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 208.
47.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 209.
48.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 210.
49.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 212.
50.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 214.
51.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 215.
52.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 216.
53.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 217.
54.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 218.
55.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 161.
56.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 162.
57.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 312.
58.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 498.
59.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 501.
60.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 502.
61.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 207.
62.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 156.
63.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 157.
64.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 159.
65.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 160.
66.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 161.
67.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 162.
68.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 163.
69.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 164.
70.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 165.
71.Een geschrift, inhoudende een rapport betreffende Kleding Vergelijkend Onderzoek van 28 februari 2022, opgesteld door [D] , onderzoeker en docent Hogeschool van Amsterdam, pagina 642 tot en met 687.
72.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 172.
73.Een geschrift, inhoudende een rapport betreffende Kleding Vergelijkend Onderzoek van 29 februari 2022, opgesteld door [D] , onderzoeker en docent Hoge School van Amsterdam, pagina 693.
74.Aanvullend rapport Nationaal Forensisch onderzoeksbureau van 5 april 2023 (aanvullend onderzoek via de rechter-commissaris van rechtbank Midden-Nederland), opgesteld door ing. C. Verhulst, Forensisch deskundige, pagina 1 tot en met 17.
75.Het proces-verbaal ter terechtzitting van 10 en 11 mei 2023.
76.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 368.
77.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 370.
78.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 390.
79.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 527.
80.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 214.
81.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 242.
82.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 174.
83.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 175.
84.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 175.
85.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 176.
86.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 170.
87.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 167.
88.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 180.
89.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 439.
90.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 456.
91.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 473.
92.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 509.