Uitspraak
RECHTBANK Midden-Nederland
1.De procedure
- de mondelinge behandeling op 26 mei 2023, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 30 mei 2023 uitspraak gedaan in een kort geding. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. D.B. Dubach, vorderde betaling van een geldsom van € 100.000,- van de gedaagde, die niet op de zitting was verschenen. De eiser had eerder bedragen van € 50.000,- overgemaakt aan de gedaagde voor een beleggingsfonds, maar had geen duidelijkheid gekregen over de status van deze beleggingen. Na herhaaldelijke verzoeken om informatie en een formele ontbinding van de overeenkomst, besloot de eiser om de gedaagde in kort geding te dagvaarden.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de vordering van de eiser voldoende aannemelijk was en dat er sprake was van een spoedeisend belang. De rechter nam in zijn overwegingen mee dat de gedaagde mogelijk in financiële problemen verkeerde, wat het risico van onmogelijkheid van terugbetaling vergrootte. De voorzieningenrechter wees de vordering toe en veroordeelde de gedaagde tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en kosten. Daarnaast werd de gedaagde ook veroordeeld in de beslagkosten en proceskosten, die door de eiser waren gemaakt in het kader van deze procedure. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de eiser het bedrag direct kan vorderen, ongeacht een eventuele hoger beroep.