4.3Het oordeel van de rechtbank
1. [slachtoffer 1] heeft namens [benadeelde] op 4 juli 2018 bij de politie aangifte gedaan en heeft, zoals blijkt uit het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van aangifte– zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 4 juli 2018 werd ik gebeld door een onbekend nummer welke ik niet kende. Deze persoon welke ik aan de lijn had vroeg als ik de Golf GTI nog te koop had staan. Deze persoon zei vervolgens dat hij tot 18:00 uur aan het werk was en als ik rond 20:00 uur kon zijn.
Ik zag dat deze man met nog 2 anderen aan kwamen lopen. Ik kan deze mannen als volgt omschrijven:
Man 1 welke telefonisch contact[de rechtbank begrijpt: opnam]
. In het vervolg van mijn aangifte noem ik deze man, man met pet op.
2e man:
In het vervolg van mijn aangifte noem ik deze man, man met heuptasje.
3e man:
In het vervolg van mijn aangifte noem ik deze man, man met dreg[de rechtbank begrijpt: dreads]
.
Alle 3 mannen pakte mij vast.
Ik zag toen dat de man met heuptasje met zijn rechterhand een zwarte handwapen uit zijn heuptasje pakte. Dit leek net een politiepistool. Ik dacht op dat moment ik ga dood. Ik zag duidelijk dat het om een echt wapen ging. Ik voelde mij heel bang en angstig. Ik begon snel te ademen en ik zat terug ter trillen. Ik zag dat deze man met heuptasje langzaam zijn wapen in zijn rechterhand vanuit zijn heuptasje op mij begon te richting[de rechtbank begrijpt: richten]
. Ik zag dat het wapen naar mijn buik richtte en de afstand was ongeveer 50 centimeter. Hij stond echt heel dicht bij en ik was echt bang dat ik dood ging. De man met pet zei vervolgens wij steken niet maar wij schieten echt dood. Jou en je vader schieten wij dood. Ik zag vervolgens dat de man met heuptasje het wapen weer terug stopte in zijn heuptasje hij zei vervolgens met het Suikerfeest zijn wij langs jullie huis gereden er was niemand thuis maar de 2 lichten stonden wel aan. Hiermee bedoelt deze man met heuptasje de licht in de keuken en in de hal. Dit klopt helemaal want ik heb deze 2 lichten aangelaten. Toen hij dit zei werd ik nog banger. Want ik dacht aan mijn broertjes en zusje van 12, 15 en 19 jaar. Ook werd ik heel bang omdat deze mannen nu wisten waar wij wonen en ik niet wist wat zij van plan waren. Ik hoorde vervolgens de man met heuptasje tegen mij zeggen wij weten alles waar je bent en wat je doet. Ook kunnen wij jou en je vader voor jullie huis dood schieten. De man met petje zei uit respect dat wij niet naar jou huis bent gedaan[de rechtbank begrijp: zijn gegaan]
omdat je kleinere broertjes en zusje hebt. Ik schrok echt. Ik dacht de kinderen moeten weg ik wil niet dat zij er iets mee te maken krijgen. Ik was echt bang dat mijn broertjes en zusje en mijn moeder iets aan werd gedaan.
Ik zag vervolgens dat de man met heuptasje wederom met zijn rechterhand het wapen weer pakte en richting mijn vader richtte. Ik zag dat hij met het wapen richting de borst van mijn vader richtte. Ik raakte in paniek. Ik rende vervolgens richting mijn vader echter dit lukte niet omdat de man met dregs mij tegen hield met zijn linkerarm. De man met pet op liep naar mijn vader toe en greep mijn vader vast bij zijn shirt. Mijn vader probeerde deze man weg te drukken en te slaan en ik zag dat zijn shirt begon te scheuren. Ook ging de voordeur door deze worsteling open. Toen wij allemaal naar buiten liepen zag ik dat de man met heuptasje zijn wapen weer terug stopte in zijn heuptasje. Wij stonden vervolgens bij het hek aan de voorzijde van de [straat] . De man met heuptasje welke het wapen had gericht zei praat goed met je vader en bel je advocaat en dat de beslaglegging op de Porsche opgeheven moest worden en dat wij 60.000 euro moesten betalen aan [A] en [B] . [B] is de vader van [A] en woont op hetzelfde adres als [A] .
Ik ben heel erg geschrokken. Als ik er nu weer hier aan denk dan begin ik sneller te ademhalen en wordt ik zenuwachtig. Ik ben bang dat deze mannen mij of mijn familie iets aan willen doen. Zolang wij niet het geld en de Porsche terug geven lopen wij gevaar. Ik durf nu niet naar mijn zaak toe te gaan en al helemaal niet naar thuis.
2. [slachtoffer 1] heeft volgens een
proces-verbaal van verhoor aangever met bijlagevan 19 september 2019 – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
V: Wie zei wat?
A: Die van Turkse afkomst zei dat hij van de Amsterdamse onderwereld afkwamen. Die Turk zei
ook we zijn niet van het neersteken maar van het schieten.
3. [slachtoffer 2] heeft volgens een
proces-verbaal van verhoor aangevervan 4 juli 2018 – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 4 juli 2018 ging mijn mobiele telefoon. Ik zag dat [slachtoffer 1] mij belde.
Ik hoorde dat [slachtoffer 1] zei dat ze met zijn drieën (3) waren en dat ze [A] ook kenden. Verder zei hij: "niet te vertrouwen".
Ik zag dat er 3 mannen op mij af kwamen lopen. Man een (1) stond op dat moment rechts naast mij. Hierop sprak de tweede (2) man mij aan. Ik zag dat op het moment dat ik achteruit wilde lopen de eerste man mijn richting op kwam lopen. Ik zag dat hij achter mij probeerde te komen. Ik wilde dat niet toelaten en balde mijn vuisten en ging in gevechtshouding staan. Op dat moment zag ik dat de tweede man ook mijn richting uit kwam lopen. Ik zag dat hij een pistool op mij richtte. Ik denk dat het een pistool was. Ik heb nog nooit een pistool zelf in mijn handen gehad. Ik zag dat het pistool zwart van kleur was. Ik schat dat het ongeveer dezelfde afmeting heeft als het pistool dat u draagt. Ik keek echt in de loop van dit pistool toen hij dit op mijn richtte. Ik zag dat deze tweede man een tasje schuin over zijn lichaam droeg. Ik zag dat dit een zwart tasje was. Ik weet niet of dat tasje van stof of leer was. Ik zag dat hij uit dit tasje een pistool pakte. Dat tasje had hij op zijn rechterheup. Ik zag dat hij het pistool in zijn rechterhand had en op mij wilde richten. Ik hoorde dat de man die het pistool pakte dat hij me dood zou maken en ik eraan zou gaan, dat ik een grote oplichter ben.Ik zag echter kans om de deur achter mij te openen en naar buiten te gaan. Ik hoorde en voelde dat de eerste man mij probeerde tegen te houden. Ik zag en voelde dat hij voor mij stond en met twee handen mijn T-shirt bij mijn hals vastgreep. Ik droeg een rood met grijs en zwart T-shirt met een ronde hals. Ik probeerde los te komen en rukte mij in tegenovergestelde richting terug. Ik zag en hoorde dat mijn T-shirt hierdoor ook scheurde. Uiteindelijk lukte het mij wel om verder naar achter te lopen en kwam ik uiteindelijk buiten. Ik zag dat de tweede man, de man met het pistool dit weer in zijn tasje opborg op het moment dat we buiten waren. De tweede man zei tegen mij: "Wij weten waar je woont, je bent een grote oplichter. Wij steken niet, wij schieten je dood. Je hebt [A] en zijn vader opgelicht. We zijn door [A] gestuurd en komen het voor hem oplossen"
Ik zag dat de drie (3) mannen vervolgens wegliepen. Ik ben toen achter hen aangerend. Ik zag dat zij om de hoek bij [naam] liepen en vervolgens wegrenden. Ik heb toen ook direct 1-1-2 gebeld. Ik zag dat zij voor de deur van [naam] in een witte Ford Fiesta stapten en met hoge snelheid wegreden. Ik zag dat zij hun auto keerden en weer richting de [straat] reden.
Op het moment dat we de [straat] opreden en wij dus dachten de witte Ford Fiesta voor ons reed, heb ik [slachtoffer 1] gemaand de auto aan de kant te zetten en dat ik verder zou rijden. Dat hebben wij dus gedaan en zijn onze weg vervolgd achter naar later bleek, witte Volkswagen Polo.
Wij reden op de [straat] tussen Tollebeek en Emmeloord toen wij zagen dat dit
niet de bewuste Ford Fiesta was. Op de [straat] zijn wij vervolgens door u in eerste instantie aangehouden.
4. [slachtoffer 2] heeft volgens een
proces-verbaal van verhoor aangevervan 18 september 2019 – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
V: Wanneer heeft u het T-shirt aangetrokken?
A: Nu ik er zo over nadenk mijn zoon had mij die dag in de middag rond 14:00 uur gebeld dat hij in de avond een afspraak zou hebben. Ik was toen op mijn kantoor. Dus ik denk dat ik dan in de middag schone kleding heb aangetrokken.
V: Welke handelingen heeft deze verdachte met het petje bij u verricht?
A: Die heeft mij beetgepakt bij het T-shirt in mijn zij, welke kant weet ik niet meer, die probeerde mij naar binnen te trekken het pand in. Daarna heeft deze man mij beetgepakt bij mijn kraag van het T-shirt. Hoe hij mij precies beetpakte weet ik niet meer, of dit met 1 of 2 handen was, ik was in paniek.
V: U heeft verklaard dat één van de verdachten u die dag beetgepakt heeft bij het T-shirt waardoor deze scheurde. Zijn er die dag nog andere personen geweest die uw T-shirt hebben aangeraakt?
A: Nee.
5. Verbalisant [verbalisant 1] heeft in een
proces-verbaal van bevindingenvan 5 juli 2018 – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Ik zag vervolgens op de [straat] de donker kleurig Porsche vanuit een
boerenerf komen en tegengestelde richting reed als ik. Ik zag dat er 2 manspersonen in het voertuig zaten. Ik zag vervolgens dat de bestuurder een ontbloot bovenlijf had.
Toen hoorde ik dat de bestuurder zei dat zij de slachtoffers waren. Ik hoorde dat hij zei: Jullie
moeten ons niet hebben. Wij reden achter een witte Ford welke jullie moeten hebben.
6. Verbalisant [verbalisant 2] heeft in een
kennisgeving van inbeslagnemingvan 4 juli 2018 – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Inbeslagneming
Plaats: [adres] , [woonplaats]
Datum: 4 juli 2018
Omstandigheden: T-shirt in beslag genomen ter waarheidsvinding. Betreft het T-shirt van de aangever. Aangever is ten tijde van de overval door een van de verdachten vastgegrepen aan het T-shirt, ter hoogte van de borst. In beslag genomen voor sporenonderzoek FO.
Beslagene
Achternaam: [slachtoffer 2]
Voornaam: [slachtoffer 2]
Volgnummer 1
Goednummer: PL0900-2018191846-2222151
Object: Kleding (Shirt)
7. Verbalisant [verbalisant 3] heeft in een
proces-verbaal aanvraag DNA-onderzoek sporen en benoeming deskundigevan 9 oktober 2018 – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Sporendrager
Goednummer: PL0900-2018191846-2222151
SIN: AAJL3841NL
Object: Kleding (Shirt)
8. Een
rapport met bijlagenr. 2018.10.18.141 van het Gerechtelijk Laboratorium van het Ministerie van Justitie te Rijswijk, op 24 januari 2019 door ing. M.J.W. Pouwels opgemaakt op de algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, inhoudende de verklaring van voornoemde deskundige - zakelijk weergegeven -:
Tabel 1 DNA-profielen van personen
SIN
Naam
Geboortedatum
RABP9972NL
[slachtoffer 2]
[1972]
REQ104
[verdachte] zie toelichting
[1978]
Toelichting:
Dit DNA-profiel is vergeleken vanwege een match in de DNA-databank (zie ‘DNA-databank’)
Tabel 2 Resultaten, interpretatie en controle vergelijkend DNA-onderzoek
SIN (omschrijving)
Beschrijving DNA-profiel
DNA kan afkomstig zijn van
AAJL3841NL#01
(buitenzijde T-shirt,
linker bovenarm)
DNA-mengprofiel van
minimaal drie personen
[slachtoffer 2] en minimaal twee onbekende
personen (zie toelichting 1)
AAJL3841NL#02
(buitenzijde T-shirt,
linkerschouder)
DNA-mengprofiel van
minimaal drie personen
[slachtoffer 2] en minimaal twee onbekende
personen (zie toelichting 1)
AAJL3841NL#03
(buitenzijde T-shirt,
rechterschouder)
DNA-mengprofiel van
minimaal drie personen
[slachtoffer 2] , [verdachte] en minimaal één
onbekende persoon (zie toelichting 1 en 'Bewijskracht
van het vergelijkend DNA-onderzoek')
AAJL3841NL#04
(buitenzijde T-shirt,
rondom beschadiging)
DNA-mengprofiel van
minimaal drie personen
[slachtoffer 2] en minimaal twee onbekende
personen (zie toelichtingen 1 en 2)
AAJL3841NL#05
(buitenzijde T-shirt,
linkerzijde rug)
DNA-mengprofiel van
minimaal drie personen
[slachtoffer 2] en minimaal twee onbekende
personen (zie toelichting 1)
AAJL3841NL#06
(buitenzijde T-shirt,
rechterzijde rug)
DNA-mengprofiel van
minimaal drie personen
[slachtoffer 2] en minimaal twee onbekende
personen (zie toelichtingen 1 en 2)
AAJ L3841NL#07
(binnenzijde T-shirt,
rondom beschadiging)
DNA-mengprofiel van
minimaal twee personen
[slachtoffer 2] en minimaal één onbekende
persoon (zie toelichting 1)
Toelichting:
1. Er is aangenomen dat er DNA van het slachtoffer [slachtoffer 2] zelf in de bemonstering aanwezig is. Deze aanname is gedaan omdat:
• het DNA-profiel van het slachtoffer matcht met dit DNA-mengprofiel;
• het een bemonstering van kleding van het slachtoffer betreft. Bemonsteringen van kleding
bevatten doorgaans DNA van de drager van de kleding zelf.
2. Dit DNA-mengprofiel is vooralsnog onvoldoende informatief om te kunnen beoordelen of [verdachte] donor kan zijn van een deel van het DNA in deze bemonstering.
Bewijskracht van het vergelijkend DNA-onderzoek
Onder deze aannames zijn de resultaten van het DNA-onderzoek beschouwd onder het
volgende hypothesepaar:
Hypothese 1: De bemonstering AAJL3841NL#03 bevat DNA van [slachtoffer 2] , [verdachte] en één willekeurige onbekende persoon.
Hypothese 2: De bemonstering AAJL3841NL#03 bevat DNA van [slachtoffer 2] en twee willekeurige onbekende personen.
Het verkregen DNA-mengprofiel AAJL3841NL#03 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is.
Bewijsoverweging
Het T-shirt
Door de raadsvrouw is bepleit dat het forensisch onderzoek onzorgvuldig is geweest, omdat niet zonder meer blijkt dat het in beslag genomen en onderzochte T-shirt aan aangever
[slachtoffer 2] toebehoort. De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt het volgende. Zowel [slachtoffer 2] als aangever [slachtoffer 1] hebben verklaard dat het T-shirt van [slachtoffer 2] tijdens het incident scheurde, omdat hij los probeerde te komen toen hij door verdachte bij zijn hals werd vastgegrepen.
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat toen hij en [slachtoffer 1] de verdachten met de auto achtervolgden, eerst [slachtoffer 1] en daarna [slachtoffer 2] de auto bestuurde. Op het moment dat zij de [straat] opreden, heeft [slachtoffer 2] [slachtoffer 1] namelijk gemaand de auto aan de kant te zetten zodat hij de auto verder kon besturen. Verbalisanten hebben de auto waarin de aangevers reden vervolgens op de [straat] laten stoppen en hen aangehouden. Verbalisant [verbalisant 1] heeft gerelateerd dat de bestuurder een ontbloot bovenlijf had. Anders dan de raadsvrouw aanvoert begrijpt de rechtbank, gelet op wat hiervoor is overwogen, hieruit dat de verbalisant met “bestuurder” [slachtoffer 2] bedoelt, nu hij op dat moment de auto bestuurde.
[slachtoffer 2] had bij zijn (onterechte) aanhouding dus een ontbloot bovenlijf. Ook uit de kennisgeving van inbeslagneming van het T-shirt blijkt dat [slachtoffer 2] de beslagene is en dat hij ten tijde van de overval door één van de verdachten aan zijn T-shirt, ter hoogte van zijn borst, is vastgegrepen. Tot slot volgt uit het DNA-onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) dat op meerdere plekken op het T-shirt DNA van [slachtoffer 2] is aangetroffen. Het NFI heeft aangenomen dat het T-shirt aan
[slachtoffer 2] toebehoort, omdat bemonsteringen van kleding doorgaans DNA bevatten van de drager van de kleding zelf. Gelet op het vorenstaande concludeert de rechtbank dat het in beslag genomen en onderzochte T-shirt aan [slachtoffer 2] toebehoort.
Betrokkenheid verdachte
Uit het DNA-onderzoek volgt dat aan de buitenzijde van het T-shirt, rechterschouder, DNA van verdachte is aangetroffen. Dit bewijs tegen verdachte is van zodanige aard dat dit ‘schreeuwt’ om een verklaring. Die verklaring is door verdachte niet gegeven. Verdachte heeft hierover gezwegen. De raadsvrouw heeft ter zitting bepleit dat niet kan worden uitgesloten dat het DNA van verdachte door secundaire overdracht op het T-shirt van aangever terecht kan zijn gekomen. De rechtbank overweegt dat secundaire overdracht van DNA
kanoptreden. Of het aannemelijk is dat dit is gebeurd, hangt af van de omstandigheden in een specifieke zaak. Door verdachte zelf is echter niet een concreet scenario gegeven op welke wijze zijn DNA via secundaire overdracht op het T-shirt terecht kan zijn gekomen. Daarvoor zijn ook overigens in het dossier geen aanknopingspunten te vinden.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte dus geen aannemelijk geworden en hem ontlastende verklaring heeft gegeven voor de aanwezigheid van zijn DNA op het T-shirt van aangever.
Dat verdachte niet bij onderhavige zaak betrokken kan zijn geweest omdat hij op 4 juli 2018 gedetineerd zat, zoals door verdachte op 3 december 2019 bij de politie is verklaard, is niet juist. Uit de detentiegegevens van verdachte blijkt immers dat hij sinds 9 april 2018 niet meer in detentie zat. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte als medepleger betrokken is geweest bij het tenlastegelegde.
Uit wat de beide aangevers hebben verklaard over hoe een en ander is gegaan, blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en zijn mededaders.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat verdachte, op grond van bovengenoemde feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht op
4 juli 2018. De rechtbank acht het ten laste gelegde feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.