ECLI:NL:RBMNE:2023:273

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 januari 2023
Publicatiedatum
27 januari 2023
Zaaknummer
16/073895-20 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van bedreiging met een (vuur)wapen gericht op slachtoffers

Op 27 januari 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 4 juli 2018 in Urk samen met anderen slachtoffers heeft bedreigd met een (vuur)wapen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met medeverdachten, de slachtoffers heeft bedreigd door met een wapen op hen te richten en hen te bedreigen met de dood. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie dagen, gelijk aan de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de schending van de redelijke termijn en het feit dat de verdachte al een ISD-maatregel ondergaat. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, en dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten, maar het bewezen verklaarde feit is wettig en overtuigend bewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/073895-20 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 27 januari 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1978] te [geboorteplaats] (Marokko),
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
thans uit andere hoofde gedetineerd in [verblijfplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 januari 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.E. Lohuis en van hetgeen de raadsvrouw mr. J. Verstegen, advocaat te Amsterdam, namens verdachte naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
op 4 juli 2018 in Urk samen met (een) ander(en) [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
1. [slachtoffer 1] heeft namens [benadeelde] op 4 juli 2018 bij de politie aangifte gedaan en heeft, zoals blijkt uit het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van aangifte [2] – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Plaats delict: Urk.
Op 4 juli 2018 werd ik gebeld door een onbekend nummer welke ik niet kende. Deze persoon welke ik aan de lijn had vroeg als ik de Golf GTI nog te koop had staan. Deze persoon zei vervolgens dat hij tot 18:00 uur aan het werk was en als ik rond 20:00 uur kon zijn.
Ik zag dat deze man met nog 2 anderen aan kwamen lopen. Ik kan deze mannen als volgt omschrijven:
Man 1 welke telefonisch contact[de rechtbank begrijpt: opnam]
. In het vervolg van mijn aangifte noem ik deze man, man met pet op.
2e man:
In het vervolg van mijn aangifte noem ik deze man, man met heuptasje.
3e man:
In het vervolg van mijn aangifte noem ik deze man, man met dreg[de rechtbank begrijpt: dreads]
.
Alle 3 mannen pakte mij vast.
Ik zag toen dat de man met heuptasje met zijn rechterhand een zwarte handwapen uit zijn heuptasje pakte. Dit leek net een politiepistool. Ik dacht op dat moment ik ga dood. Ik zag duidelijk dat het om een echt wapen ging. Ik voelde mij heel bang en angstig. Ik begon snel te ademen en ik zat terug ter trillen. Ik zag dat deze man met heuptasje langzaam zijn wapen in zijn rechterhand vanuit zijn heuptasje op mij begon te richting[de rechtbank begrijpt: richten]
. Ik zag dat het wapen naar mijn buik richtte en de afstand was ongeveer 50 centimeter. Hij stond echt heel dicht bij en ik was echt bang dat ik dood ging. De man met pet zei vervolgens wij steken niet maar wij schieten echt dood. Jou en je vader schieten wij dood. Ik zag vervolgens dat de man met heuptasje het wapen weer terug stopte in zijn heuptasje hij zei vervolgens met het Suikerfeest zijn wij langs jullie huis gereden er was niemand thuis maar de 2 lichten stonden wel aan. Hiermee bedoelt deze man met heuptasje de licht in de keuken en in de hal. Dit klopt helemaal want ik heb deze 2 lichten aangelaten. Toen hij dit zei werd ik nog banger. Want ik dacht aan mijn broertjes en zusje van 12, 15 en 19 jaar. Ook werd ik heel bang omdat deze mannen nu wisten waar wij wonen en ik niet wist wat zij van plan waren. Ik hoorde vervolgens de man met heuptasje tegen mij zeggen wij weten alles waar je bent en wat je doet. Ook kunnen wij jou en je vader voor jullie huis dood schieten. De man met petje zei uit respect dat wij niet naar jou huis bent gedaan[de rechtbank begrijp: zijn gegaan]
omdat je kleinere broertjes en zusje hebt. Ik schrok echt. Ik dacht de kinderen moeten weg ik wil niet dat zij er iets mee te maken krijgen. Ik was echt bang dat mijn broertjes en zusje en mijn moeder iets aan werd gedaan.
Ik zag vervolgens dat de man met heuptasje wederom met zijn rechterhand het wapen weer pakte en richting mijn vader richtte. Ik zag dat hij met het wapen richting de borst van mijn vader richtte. Ik raakte in paniek. Ik rende vervolgens richting mijn vader echter dit lukte niet omdat de man met dregs mij tegen hield met zijn linkerarm. De man met pet op liep naar mijn vader toe en greep mijn vader vast bij zijn shirt. Mijn vader probeerde deze man weg te drukken en te slaan en ik zag dat zijn shirt begon te scheuren. Ook ging de voordeur door deze worsteling open. Toen wij allemaal naar buiten liepen zag ik dat de man met heuptasje zijn wapen weer terug stopte in zijn heuptasje. Wij stonden vervolgens bij het hek aan de voorzijde van de [straat] . De man met heuptasje welke het wapen had gericht zei praat goed met je vader en bel je advocaat en dat de beslaglegging op de Porsche opgeheven moest worden en dat wij 60.000 euro moesten betalen aan [A] en [B] . [B] is de vader van [A] en woont op hetzelfde adres als [A] .
Ik ben heel erg geschrokken. Als ik er nu weer hier aan denk dan begin ik sneller te ademhalen en wordt ik zenuwachtig. Ik ben bang dat deze mannen mij of mijn familie iets aan willen doen. Zolang wij niet het geld en de Porsche terug geven lopen wij gevaar. Ik durf nu niet naar mijn zaak toe te gaan en al helemaal niet naar thuis.
2. [slachtoffer 1] heeft volgens een
proces-verbaal van verhoor aangever met bijlage [3] van 19 september 2019 – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
V: Wie zei wat?
A: Die van Turkse afkomst zei dat hij van de Amsterdamse onderwereld afkwamen. Die Turk zei
ook we zijn niet van het neersteken maar van het schieten.
3. [slachtoffer 2] heeft volgens een
proces-verbaal van verhoor aangever [4] van 4 juli 2018 – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 4 juli 2018 ging mijn mobiele telefoon. Ik zag dat [slachtoffer 1] mij belde.
Ik hoorde dat [slachtoffer 1] zei dat ze met zijn drieën (3) waren en dat ze [A] ook kenden. Verder zei hij: "niet te vertrouwen".
Ik zag dat er 3 mannen op mij af kwamen lopen. Man een (1) stond op dat moment rechts naast mij. Hierop sprak de tweede (2) man mij aan. Ik zag dat op het moment dat ik achteruit wilde lopen de eerste man mijn richting op kwam lopen. Ik zag dat hij achter mij probeerde te komen. Ik wilde dat niet toelaten en balde mijn vuisten en ging in gevechtshouding staan. Op dat moment zag ik dat de tweede man ook mijn richting uit kwam lopen. Ik zag dat hij een pistool op mij richtte. Ik denk dat het een pistool was. Ik heb nog nooit een pistool zelf in mijn handen gehad. Ik zag dat het pistool zwart van kleur was. Ik schat dat het ongeveer dezelfde afmeting heeft als het pistool dat u draagt. Ik keek echt in de loop van dit pistool toen hij dit op mijn richtte. Ik zag dat deze tweede man een tasje schuin over zijn lichaam droeg. Ik zag dat dit een zwart tasje was. Ik weet niet of dat tasje van stof of leer was. Ik zag dat hij uit dit tasje een pistool pakte. Dat tasje had hij op zijn rechterheup. Ik zag dat hij het pistool in zijn rechterhand had en op mij wilde richten. Ik hoorde dat de man die het pistool pakte dat hij me dood zou maken en ik eraan zou gaan, dat ik een grote oplichter ben.Ik zag echter kans om de deur achter mij te openen en naar buiten te gaan. Ik hoorde en voelde dat de eerste man mij probeerde tegen te houden. Ik zag en voelde dat hij voor mij stond en met twee handen mijn T-shirt bij mijn hals vastgreep. Ik droeg een rood met grijs en zwart T-shirt met een ronde hals. Ik probeerde los te komen en rukte mij in tegenovergestelde richting terug. Ik zag en hoorde dat mijn T-shirt hierdoor ook scheurde. Uiteindelijk lukte het mij wel om verder naar achter te lopen en kwam ik uiteindelijk buiten. Ik zag dat de tweede man, de man met het pistool dit weer in zijn tasje opborg op het moment dat we buiten waren. De tweede man zei tegen mij: "Wij weten waar je woont, je bent een grote oplichter. Wij steken niet, wij schieten je dood. Je hebt [A] en zijn vader opgelicht. We zijn door [A] gestuurd en komen het voor hem oplossen"
Ik zag dat de drie (3) mannen vervolgens wegliepen. Ik ben toen achter hen aangerend. Ik zag dat zij om de hoek bij [naam] liepen en vervolgens wegrenden. Ik heb toen ook direct 1-1-2 gebeld. Ik zag dat zij voor de deur van [naam] in een witte Ford Fiesta stapten en met hoge snelheid wegreden. Ik zag dat zij hun auto keerden en weer richting de [straat] reden.
Op het moment dat we de [straat] opreden en wij dus dachten de witte Ford Fiesta voor ons reed, heb ik [slachtoffer 1] gemaand de auto aan de kant te zetten en dat ik verder zou rijden. Dat hebben wij dus gedaan en zijn onze weg vervolgd achter naar later bleek, witte Volkswagen Polo.
Wij reden op de [straat] tussen Tollebeek en Emmeloord toen wij zagen dat dit
niet de bewuste Ford Fiesta was. Op de [straat] zijn wij vervolgens door u in eerste instantie aangehouden.
4. [slachtoffer 2] heeft volgens een
proces-verbaal van verhoor aangever [5] van 18 september 2019 – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
V: Wanneer heeft u het T-shirt aangetrokken?
A: Nu ik er zo over nadenk mijn zoon had mij die dag in de middag rond 14:00 uur gebeld dat hij in de avond een afspraak zou hebben. Ik was toen op mijn kantoor. Dus ik denk dat ik dan in de middag schone kleding heb aangetrokken.
V: Welke handelingen heeft deze verdachte met het petje bij u verricht?
A: Die heeft mij beetgepakt bij het T-shirt in mijn zij, welke kant weet ik niet meer, die probeerde mij naar binnen te trekken het pand in. Daarna heeft deze man mij beetgepakt bij mijn kraag van het T-shirt. Hoe hij mij precies beetpakte weet ik niet meer, of dit met 1 of 2 handen was, ik was in paniek.
V: U heeft verklaard dat één van de verdachten u die dag beetgepakt heeft bij het T-shirt waardoor deze scheurde. Zijn er die dag nog andere personen geweest die uw T-shirt hebben aangeraakt?
A: Nee.
5. Verbalisant [verbalisant 1] heeft in een
proces-verbaal van bevindingen [6] van 5 juli 2018 – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Ik zag vervolgens op de [straat] de donker kleurig Porsche vanuit een
boerenerf komen en tegengestelde richting reed als ik. Ik zag dat er 2 manspersonen in het voertuig zaten. Ik zag vervolgens dat de bestuurder een ontbloot bovenlijf had.
Toen hoorde ik dat de bestuurder zei dat zij de slachtoffers waren. Ik hoorde dat hij zei: Jullie
moeten ons niet hebben. Wij reden achter een witte Ford welke jullie moeten hebben.
6. Verbalisant [verbalisant 2] heeft in een
kennisgeving van inbeslagneming [7] van 4 juli 2018 – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Inbeslagneming
Plaats: [adres] , [woonplaats]
Datum: 4 juli 2018
Omstandigheden: T-shirt in beslag genomen ter waarheidsvinding. Betreft het T-shirt van de aangever. Aangever is ten tijde van de overval door een van de verdachten vastgegrepen aan het T-shirt, ter hoogte van de borst. In beslag genomen voor sporenonderzoek FO.
Beslagene
Achternaam: [slachtoffer 2]
Voornaam: [slachtoffer 2]
Volgnummer 1
Goednummer: PL0900-2018191846-2222151
Object: Kleding (Shirt)
7. Verbalisant [verbalisant 3] heeft in een
proces-verbaal aanvraag DNA-onderzoek sporen en benoeming deskundige [8] van 9 oktober 2018 – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Sporendrager
Goednummer: PL0900-2018191846-2222151
SIN: AAJL3841NL
Object: Kleding (Shirt)
8. Een
rapport met bijlage [9] nr. 2018.10.18.141 van het Gerechtelijk Laboratorium van het Ministerie van Justitie te Rijswijk, op 24 januari 2019 door ing. M.J.W. Pouwels opgemaakt op de algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, inhoudende de verklaring van voornoemde deskundige - zakelijk weergegeven -:
Tabel 1 DNA-profielen van personen
SIN
Naam
Geboortedatum
RABP9972NL
[slachtoffer 2]
[1972]
REQ104
[verdachte] zie toelichting
[1978]
Toelichting:
Dit DNA-profiel is vergeleken vanwege een match in de DNA-databank (zie ‘DNA-databank’)
Tabel 2 Resultaten, interpretatie en controle vergelijkend DNA-onderzoek
SIN (omschrijving)
Beschrijving DNA-profiel
DNA kan afkomstig zijn van
AAJL3841NL#01
(buitenzijde T-shirt,
linker bovenarm)
DNA-mengprofiel van
minimaal drie personen
[slachtoffer 2] en minimaal twee onbekende
personen (zie toelichting 1)
AAJL3841NL#02
(buitenzijde T-shirt,
linkerschouder)
DNA-mengprofiel van
minimaal drie personen
[slachtoffer 2] en minimaal twee onbekende
personen (zie toelichting 1)
AAJL3841NL#03
(buitenzijde T-shirt,
rechterschouder)
DNA-mengprofiel van
minimaal drie personen
[slachtoffer 2] , [verdachte] en minimaal één
onbekende persoon (zie toelichting 1 en 'Bewijskracht
van het vergelijkend DNA-onderzoek')
AAJL3841NL#04
(buitenzijde T-shirt,
rondom beschadiging)
DNA-mengprofiel van
minimaal drie personen
[slachtoffer 2] en minimaal twee onbekende
personen (zie toelichtingen 1 en 2)
AAJL3841NL#05
(buitenzijde T-shirt,
linkerzijde rug)
DNA-mengprofiel van
minimaal drie personen
[slachtoffer 2] en minimaal twee onbekende
personen (zie toelichting 1)
AAJL3841NL#06
(buitenzijde T-shirt,
rechterzijde rug)
DNA-mengprofiel van
minimaal drie personen
[slachtoffer 2] en minimaal twee onbekende
personen (zie toelichtingen 1 en 2)
AAJ L3841NL#07
(binnenzijde T-shirt,
rondom beschadiging)
DNA-mengprofiel van
minimaal twee personen
[slachtoffer 2] en minimaal één onbekende
persoon (zie toelichting 1)
Toelichting:
1. Er is aangenomen dat er DNA van het slachtoffer [slachtoffer 2] zelf in de bemonstering aanwezig is. Deze aanname is gedaan omdat:
• het DNA-profiel van het slachtoffer matcht met dit DNA-mengprofiel;
• het een bemonstering van kleding van het slachtoffer betreft. Bemonsteringen van kleding
bevatten doorgaans DNA van de drager van de kleding zelf.
2. Dit DNA-mengprofiel is vooralsnog onvoldoende informatief om te kunnen beoordelen of [verdachte] donor kan zijn van een deel van het DNA in deze bemonstering.
Bewijskracht van het vergelijkend DNA-onderzoek
Onder deze aannames zijn de resultaten van het DNA-onderzoek beschouwd onder het
volgende hypothesepaar:
Hypothese 1: De bemonstering AAJL3841NL#03 bevat DNA van [slachtoffer 2] , [verdachte] en één willekeurige onbekende persoon.
Hypothese 2: De bemonstering AAJL3841NL#03 bevat DNA van [slachtoffer 2] en twee willekeurige onbekende personen.
Het verkregen DNA-mengprofiel AAJL3841NL#03 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is.
Bewijsoverweging
Het T-shirt
Door de raadsvrouw is bepleit dat het forensisch onderzoek onzorgvuldig is geweest, omdat niet zonder meer blijkt dat het in beslag genomen en onderzochte T-shirt aan aangever
[slachtoffer 2] toebehoort. De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt het volgende. Zowel [slachtoffer 2] als aangever [slachtoffer 1] hebben verklaard dat het T-shirt van [slachtoffer 2] tijdens het incident scheurde, omdat hij los probeerde te komen toen hij door verdachte bij zijn hals werd vastgegrepen.
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat toen hij en [slachtoffer 1] de verdachten met de auto achtervolgden, eerst [slachtoffer 1] en daarna [slachtoffer 2] de auto bestuurde. Op het moment dat zij de [straat] opreden, heeft [slachtoffer 2] [slachtoffer 1] namelijk gemaand de auto aan de kant te zetten zodat hij de auto verder kon besturen. Verbalisanten hebben de auto waarin de aangevers reden vervolgens op de [straat] laten stoppen en hen aangehouden. Verbalisant [verbalisant 1] heeft gerelateerd dat de bestuurder een ontbloot bovenlijf had. Anders dan de raadsvrouw aanvoert begrijpt de rechtbank, gelet op wat hiervoor is overwogen, hieruit dat de verbalisant met “bestuurder” [slachtoffer 2] bedoelt, nu hij op dat moment de auto bestuurde.
[slachtoffer 2] had bij zijn (onterechte) aanhouding dus een ontbloot bovenlijf. Ook uit de kennisgeving van inbeslagneming van het T-shirt blijkt dat [slachtoffer 2] de beslagene is en dat hij ten tijde van de overval door één van de verdachten aan zijn T-shirt, ter hoogte van zijn borst, is vastgegrepen. Tot slot volgt uit het DNA-onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) dat op meerdere plekken op het T-shirt DNA van [slachtoffer 2] is aangetroffen. Het NFI heeft aangenomen dat het T-shirt aan
[slachtoffer 2] toebehoort, omdat bemonsteringen van kleding doorgaans DNA bevatten van de drager van de kleding zelf. Gelet op het vorenstaande concludeert de rechtbank dat het in beslag genomen en onderzochte T-shirt aan [slachtoffer 2] toebehoort.
Betrokkenheid verdachte
Uit het DNA-onderzoek volgt dat aan de buitenzijde van het T-shirt, rechterschouder, DNA van verdachte is aangetroffen. Dit bewijs tegen verdachte is van zodanige aard dat dit ‘schreeuwt’ om een verklaring. Die verklaring is door verdachte niet gegeven. Verdachte heeft hierover gezwegen. De raadsvrouw heeft ter zitting bepleit dat niet kan worden uitgesloten dat het DNA van verdachte door secundaire overdracht op het T-shirt van aangever terecht kan zijn gekomen. De rechtbank overweegt dat secundaire overdracht van DNA
kanoptreden. Of het aannemelijk is dat dit is gebeurd, hangt af van de omstandigheden in een specifieke zaak. Door verdachte zelf is echter niet een concreet scenario gegeven op welke wijze zijn DNA via secundaire overdracht op het T-shirt terecht kan zijn gekomen. Daarvoor zijn ook overigens in het dossier geen aanknopingspunten te vinden.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte dus geen aannemelijk geworden en hem ontlastende verklaring heeft gegeven voor de aanwezigheid van zijn DNA op het T-shirt van aangever.
Dat verdachte niet bij onderhavige zaak betrokken kan zijn geweest omdat hij op 4 juli 2018 gedetineerd zat, zoals door verdachte op 3 december 2019 bij de politie is verklaard, is niet juist. Uit de detentiegegevens van verdachte blijkt immers dat hij sinds 9 april 2018 niet meer in detentie zat. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte als medepleger betrokken is geweest bij het tenlastegelegde.
Uit wat de beide aangevers hebben verklaard over hoe een en ander is gegaan, blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en zijn mededaders.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat verdachte, op grond van bovengenoemde feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht op
4 juli 2018. De rechtbank acht het ten laste gelegde feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 4 juli 2018 te Urk, tezamen en in vereniging met anderen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door
- het richten van een (vuur)wapen in de richting van de buik van die [slachtoffer 1] en daarbij te zeggen “ wij steken niet, maar wij schieten echt dood. Jou en je vader schieten wij dood”, “ wij weten alles waar je bent, wat je doet ook kunnen we jou en je vader voor jullie huis doodschieten” en “wij komen uit de Amsterdamse onderwereld” en
- het richten van een (vuur)wapen op [slachtoffer 2] en
- die [slachtoffer 2] vast te pakken en daarbij te zeggen dat die [slachtoffer 2] doodgemaakt zou worden, eraan zou gaan en te zeggen “ wij weten waar je woont, je bent een grote oplichter. Wij steken niet, wij schieten je dood”.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van drie dagen, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de volgende omstandigheden. Er is sprake van overschrijding van de redelijke termijn; sinds de pleegdatum is viereneenhalf jaar verstreken. Daarnaast is verdachte door de rechtbank Amsterdam op 15 juli 2020 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke ISD-maatregel voor de duur van twee jaren. Deze maatregel wordt op dit moment nog geëxecuteerd. Verder is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) van toepassing. Tot slot is de strafzaak tegen medeverdachte Hellings geseponeerd. Gelet op het vorenstaande heeft de raadsvrouw bepleit om verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van een straf.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de aan verdachte op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van één en ander ter terechtzitting is gebleken. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan bedreiging. Daarbij heeft hij de slachtoffers (vader en zoon) in hun eigen autobedrijf met een (vuur)wapen bedreigd met de dood. Verdachte en zijn mededaders hebben de slachtoffers bedreigd door met een wapen op hun lichamen te richten en één van de slachtoffers vast te pakken. Dit is een ernstig feit dat een grote impact op de slachtoffers heeft gehad. Dat het handelen van verdachte gevoelens van angst bij de slachtoffers heeft veroorzaakt, blijkt uit de aangiftes. Door daarbij ook nog de indruk te wekken dat zij wisten waar aangevers en hun familieleden woonachtig waren, hebben zij bij de beide aangevers daarnaast ook nog angst veroorzaakt dat hun familie iets zou worden aangedaan. Verdachte heeft dus een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke vrijheid en het gevoel van veiligheid van de slachtoffers.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 5 december 2022 betreffende verdachte, waaruit – onder meer – blijkt dat verdachte eerder en veelvuldig is veroordeeld voor strafbare feiten, waaronder voor bedreiging en wapenbezit.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 10 maart 2021. De reclassering adviseert om bij een bewezenverklaring aan verdachte een forse voorwaardelijke vrijheidsstraf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. Volgens de reclassering biedt dit onder de huidige strafrechtelijke omstandigheden de meeste potentie voor verdachte om te kunnen profiteren van interventies die hem in het kader van zijn huidige ISD-maatregel worden geboden. Daarbij heeft de reclassering meegewogen dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf, de ingezette behandeling en begeleiding tijdens of aansluitend aan de ISD-maatregel kan onder- of afbreken.
De op te leggen straf
De rechtbank heeft bij het bepalen van de soort en zwaarte van de op te leggen straf acht geslagen op de oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. De oriëntatiepunten voor bedreiging door het tonen van een vuurwapen gaan uit van de oplegging van een gevangenisstraf van vier maanden.
De rechtbank heeft geconstateerd dat er op de dag dat er vonnis in de zaak wordt gewezen, sprake is van een schending van de redelijke termijn met ongeveer één jaar en twee maanden. De rechtbank zal daar bij het bepalen van de strafmaat rekening mee houden.
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van het bewezen verklaarde feit, mede vanuit een oogpunt van normbevestiging en generale preventie, in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt. De rechtbank gaat daarom ook voorbij aan het verzoek van de raadsvrouw om geen straf of maatregel aan verdachte op te leggen.
De rechtbank ziet in het licht van de speciale preventie, de forse schending van de redelijke termijn, het tijdsverloop, het feit dat aan verdachte in een eerdere strafzaak een ISD-maatregel is opgelegd (en deze nog wordt geëxecuteerd) en de toepasselijkheid van artikel 63 Sr wel reden om slechts een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van drie dagen met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht, passend en geboden.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 47, 63 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde feit bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. van Esch, voorzitter, mrs. J.W.B. Snijders Blok en L.L. Veendrick, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.Z. Turan, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 januari 2023.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 4 juli 2018 te Urk, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling, door
- het richten van een (vuur)wapen in de richting van de buik van die [slachtoffer 1] en/of daarbij te zeggen “ wij steken niet, maar wij schieten echt dood. Jou en je vader schieten wij dood”, en/of “ wij weten alles waar je bent, wat je doet ook kunnen we jou en je vader voor jullie huis doodschieten”, “ wij komen uit de Amsterdamse onderwereld”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- het richten van een (vuur)wapen op [slachtoffer 2] en/of
- die [slachtoffer 2] vast te pakken en/of (daarbij) te zeggen dat die [slachtoffer 2] doodgemaakt zou worden en/of eraan zou gaan en/of te zeggen “ wij weten waar je woont, je bent een grote oplichter. Wij steken niet, wij schieten je dood”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van 19 februari 2020, genummerd MD2R018100 (onderzoek Franklin), opgemaakt door politie Midden-Nederland, genummerd 1 tot en met 302. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 73-78.
3.Pagina’s 265-279.
4.Pagina’s 79-83.
5.Pagina’s 260-264.
6.Pagina’s 84 en 85.
7.Pagina’s 98 en 99.
8.Proces-verbaal aanvraag DNA-onderzoek sporen en benoeming DNA-deskundige van 9 oktober 2018, pagina’s 2 en 3 van het aanvullend proces-verbaal.
9.Pagina’s 251-259.