ECLI:NL:RBMNE:2023:2729

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 juni 2023
Publicatiedatum
10 juni 2023
Zaaknummer
UTR 22/2013
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen omgevingsvergunning voor bomenkap op woonperceel

In deze zaak gaat het om een beroep tegen een omgevingsvergunning die is verleend voor het kappen van bomen op een woonperceel in de gemeente Utrechtse Heuvelrug. De vergunninghouders hadden een aanvraag ingediend voor het kappen van twintig bomen, waarbij het college van burgemeester en wethouders op basis van adviezen van bomendeskundigen een vergunning verleende voor tien bomen en negen bomen afwees. Eisers, die tegenover het perceel wonen, maakten bezwaar tegen deze vergunning en stelden dat zij als belanghebbenden moesten worden aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat eisers terecht als belanghebbenden waren aangemerkt, gezien de mogelijke gevolgen van de kap voor hun woon- en leefklimaat.

Tijdens de zitting werd het beroep van eisers behandeld, waarbij het college en de vergunninghouders aanwezig waren. De rechtbank overwoog dat, hoewel de meeste bomen al gekapt waren, eisers procesbelang hadden bij een inhoudelijke beoordeling van hun beroep. De rechtbank toetste de beslissing van het college om de omgevingsvergunning in stand te laten en oordeelde dat het college in redelijkheid had kunnen besluiten om de vergunning te verlenen, rekening houdend met de adviezen van deskundigen en de geldende gemeentelijke verordening. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en liet het bestreden besluit in stand, zonder proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/2013
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 juni 2023 op het beroep in de zaak tussen
[eiser 1] en [eiser 2] , uit [woonplaats] (eisers)
(gemachtigde: mr. O.V. Wilkens)
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrechtse Heuvelrug(het college)
(gemachtigde: mr. W. van der Wel)
Als derde-partij hebben aan het geding deelgenomen
[derde-partij 1]en
[derde-partij 2]uit [woonplaats] (vergunninghouders).

Inleiding

1. Deze zaak gaat over het woonperceel van vergunninghouders aan de [adres 1] in [woonplaats] . Dit perceel maakte vroeger deel uit van het oude sterrenbos [locatie 1] . De bomen op het perceel zijn daar een overblijfsel van. Op het perceel rusten op grond van het bestemmingsplan [locatie 2] nu de bestemmingen ‘Wonen’ en ‘Tuin’.
2. Vergunninghouders hebben bij het college een omgevingsvergunning aangevraagd voor het kappen van twintig bomen op het perceel. Bij de aanvraag is onder meer een Quick scan flora en fauna ingediend van Laneco van 27 januari 2021. Het college heeft de situatie ter plaatse laten beoordelen door een bomendeskundige die op 13 januari 2021 advies heeft uitgebracht. In lijn met dit advies heeft het college de gevraagde omgevingsvergunning bij besluit van 2 maart 2021 (
het primaire besluit) voor tien bomen verleend, voor negen bomen afgewezen en één boom als vergunningvrij beoordeeld. Eisers wonen tegenover het perceel aan de [adres 2] , zijn het niet eens met de kap van de tien bomen, en hebben daarom bezwaar gemaakt tegen de omgevingsvergunning.
3. In de bezwaarfase is er een hoop gebeurd. Vergunninghouders hebben allerlei ander groen verwijderd en snoeiwerkzaamheden verricht. Omdat hierdoor het kronendek van de bomen flink was uitgedund, heeft het college de situatie ter plaatse opnieuw laten beoordelen door een andere bomendeskundige die op 12 augustus 2021 advies heeft uitgebracht. Vervolgens zijn bij storm ‘Eunice’ op 18 februari 2022 twee van de vergunde bomen (boom 3 en boom 108) ernstig beschadigd geraakt, waarna vergunninghouders die met een noodkap hebben geveld. Omdat ook hierdoor de feitelijke situatie op het perceel wijzigde is de Quick scan flora en fauna van Laneco op 24 februari 2022 geactualiseerd, en heeft het college opnieuw onderzoek laten doen door een bomendeskundige die op 23 maart 2022 advies heeft uitgebracht. In lijn met de adviezen van de twee bomendeskundigen in bezwaar en de geactualiseerde Quick scan, heeft het college de omgevingsvergunning met het besluit op bezwaar van 4 april 2022 (
het bestreden besluit) in stand gelaten voor negen bomen (waaronder boom 3 en boom 108), en voor één boom (boom 121) alsnog geweigerd.
4. Eisers hebben beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend. Vergunninghouders hebben ook gereageerd. Het beroep van eisers is op 9 maart 2023 bij de rechtbank op een zitting behandeld, tegelijkertijd met de beroepen met zaaknummers UTR 22/2115, UTR 22/1489 en UTR 22/2120 die ook zijn gericht tegen het bestreden besluit. Eiser [eiser 1] is verschenen, bijgestaan door de gemachtigde van eisers. Het college heeft zich op de zitting laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en [A] . Vergunninghouders zijn – met voorafgaand bericht – niet op de zitting verschenen.

Overwegingen

Belanghebbendheid
5. De rechtbank ziet zich eerst voor de vraag gesteld of eisers kunnen worden aangemerkt als belanghebbenden. Op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kunnen namelijk alleen belanghebbenden bezwaar en beroep instellen tegen een besluit. Hiervoor moet sprake zijn van gevolgen van enige betekenis van het kappen van de bomen, waarbij niet alleen het zicht op de bomen, maar ook de afstand tot de bomen en de gevolgen van de kap voor hun woon- en leefklimaat van belang is. [1] Het college heeft eisers met het bestreden besluit aangemerkt als belanghebbenden bij de omgevingsvergunning. Vergunninghouders betwisten dit. Volgens vergunninghouders kunnen eisers door de vorm van het perceel en al het tussenliggende groen namelijk géén van de te kappen bomen zien.
6. De rechtbank oordeelt dat het college eisers met het bestreden besluit terecht heeft aangemerkt als belanghebbenden bij de omgevingsvergunning. Eisers wonen tegenover het perceel van vergunninghouders. De rechtbank vindt het aannemelijk dat zij gelet op de (mogelijke) gevolgen van de kap voor de flora en fauna in de omgeving, en de korte afstand tussen het perceel van eisers en het perceel van vergunninghouders, gevolgen van enige betekenis ondervinden.
Procesbelang
7. Verder ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of eisers wel procesbelang hebben bij een inhoudelijke beoordeling van hun beroep. Alle bomen (behalve boom 4) zijn immers al gekapt, zodat eisers dat met hun beroep feitelijk niet meer kunnen voorkomen. De rechtbank overweegt echter dat het beroep van eisers er toe zou kúnnen leiden dat de verleende omgevingsvergunning geen stand houdt. In dat geval zouden de bomen in strijd met artikel 2, eerste lid, van de Bomenverordening Utrechtse Heuvelrug 2013 zijn gekapt. Eisers zouden het college dan kunnen verzoeken om de oorspronkelijke situatie zoveel als mogelijk te laten herstellen. Gelet hierop hebben eisers procesbelang bij een inhoudelijke beoordeling van hun beroep. [2]
Toetsingskader
8. Op grond van artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder g, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) geldt dat als in een gemeentelijke verordening is bepaald dat een vergunning nodig is voor het vellen van houtopstand, het verboden is deze activiteit uit te voeren zonder omgevingsvergunning. Artikel 2.18 van de Wabo bepaalt dat voor zover de aanvraag hierop betrekking heeft, de omgevingsvergunning slechts kan worden verleend of geweigerd op de gronden die zijn aangegeven in de betrokken verordening.
9.
De Bomenverordening Utrechtse Heuvelrug 2013 is zo’n gemeentelijke verordening. Op grond van artikel 2, eerste lid, van de bomenverordening is het verboden om zonder omgevingsvergunning van het college een houtopstand [3] te (doen) vellen. Ingevolge artikel 4, eerste lid, van de bomenverordening kan het college de omgevingsvergunning weigeren dan wel onder voorschriften verlenen. In het tweede lid is bepaald dat de omgevingsvergunning wordt geweigerd als de belangen van verlening niet opwegen tegen de belangen van behoud van de houtopstand op basis van de natuurwaarden, milieuwaarden, landschappelijke waarden, cultuurhistorische waarden, waarden van stads - en dorpsschoon, en/of waarden voor recreatie en leefbaarheid. Wat er onder deze waarden moet worden verstaan is nader uitgelegd in de toelichting op de bomenverordening.
10. Op grond van artikel 5, eerste lid, van de bomenverordening is het college tot slot bevoegd om aan de omgevingsvergunning het voorschrift te verbinden dat er binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig het college te geven aanwijzingen, moet worden herplant. De invulling van deze bevoegdheid is verder omschreven in het Herplantbeleid gemeente Utrechtse Heuvelrug 2010.
11. Gelet op het voorgaande is het wel of niet verlenen van een omgevingsvergunning voor het kappen van de bomen een discretionaire bevoegdheid van het college. Dat betekent dat de rechtbank het gebruik maken van die bevoegdheid terughoudend moet toetsen. Het college heeft beoordelingsruimte als het gaat om de genoemde waarden en het opleggen van een herplantplicht. Ook die beoordeling moet door de rechtbank dus terughoudend worden getoetst.
Het bestreden besluit
12. Met het bestreden besluit heeft het college de omgevingsvergunning voor het kappen van boom 3, 4, 10, 83, 95, 108, 109, 110 en 130 in stand gelaten, en voor het overige geweigerd. Ten tijde van het bestreden besluit waren boom 3 en 108 al met een noodkap geveld. Het college heeft op de zitting toegelicht dat dit is gebeurd met toestemming van de burgemeester en dat het bestreden besluit voor deze twee bomen moet worden gezien als een schriftelijke bevestiging daarvan. Verder heeft het college een herplantplicht aan de omgevingsvergunning verbonden voor één beuk (in plaats van boom 109 en 110) en drie inheemse boomsoorten (in plaats van boom 95, 108 en 130). Tot slot is aan de omgevingsvergunning het voorschrift verbonden dat boom 4 pas mag worden gekapt als vergunninghouders aanvullend onderzoek hebben laten doen conform het vleermuisprotocol, dat onderzoek door de gemeentelijke adviseur Flora en Fauna is goedgekeurd, en die adviseur daarna uitdrukkelijk schriftelijke toestemming heeft gegeven voor het kappen van boom 4. Het college heeft zich bij het bestreden besluit gebaseerd op de adviezen van de twee bomendeskundigen die in bezwaar onderzoek hebben gedaan.
13. Het is vaste rechtspraak dat het bestuursorgaan op het advies van een deskundige mag afgaan als dat advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is, en de getrokken conclusies daarop aansluiten. [4] Naar het oordeel van de rechtbank is dat hier het geval. De rechtbank stelt voorop dat de bomendeskundigen steeds zijn uitgegaan van de meest actuele stand van zaken op het perceel (ná de verrichtte snoeiwerkzaamheden, en vervolgens ná de storm). Zij zijn ter plaatste geweest en hebben de conditie, stabiliteit en breukvastheid, stamdiameter, grootte, levensverwachting en locatie van de bomen vastgesteld. Vervolgens hebben zij alle waarden gekwalificeerd, waarbij de bomen niet alleen individueel maar ook als zone zijn betrokken.
14. Het uitgangspunt in het herplantbeleid is dat er een herplantplicht wordt opgelegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning als de te kappen boom één of meer van de waarden
in bijzondere matevertegenwoordigt, en er
voldoende ruimteis om een nieuwe boom terug te plaatsen en tot volle wasdom te laten komen. Het college is bij het opleggen van de herplantplicht eveneens afgegaan op de adviezen van de bomendeskundigen. Uit de adviezen volgt dat het opengevallen kronendak met de herplant van één beuk (in plaats van boom 109 en 110) en drie inheemse boomsoorten (in plaats van boom 95, 108 en 130) op de door de bomendeskundigen aangewezen locaties, voldoende wordt gedicht. Voor boom 3, 4, 10 en 83 is geen herplantplicht opgelegd. Van deze vier bomen vertegenwoordigt alleen boom 83 een waarde in bijzondere mate: de boom heeft een bovengemiddelde natuurwaarde. Uit de adviezen blijkt echter dat het effect op het kronendak met het wegvallen van deze boom klein is en de bomen in de directe nabijheid juist meer ruimte krijgen om zich te ontwikkelen. Omdat de beuk en de drie inheemse bomen het kronendak volgens de bomendeskundigen al herstellen is er dan ook geen herplantplicht voor boom 83 opgelegd. De rechtbank kan dit volgen.
Proceskosten in bezwaar
15. Eisers voeren allereerst aan dat de omgevingsvergunning met het bestreden besluit deels is gewijzigd, zodat het college de kosten die eisers in bezwaar hebben gemaakt had moeten vergoeden. Dit heeft het college ten onrechte niet gedaan.
16. De rechtbank volgt eisers hierin niet. Er bestaat alleen aanspraak op proceskosten in bezwaar als het primaire besluit wordt herroepen op grond van een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. [5] De rechtbank stelt vast de omgevingsvergunning inderdaad deels is herroepen, maar alleen vanwege de gewijzigde feitelijke omstandigheden op het perceel (de snoeiwerkzaamheden en de gevolgen van de storm). Het college hoefde de proceskosten van eisers in bezwaar dan ook niet te vergoeden. De beroepsgrond slaagt niet.
Herplantplicht
17. Eisers voeren verder aan dat het college het behoud van de te herplanten bomen niet heeft gewaarborgd. Er is ten onrechte geen voorschrift aan de omgevingsvergunning verbonden over de wijze waarop een niet-geslaagde herplant moet worden vervangen, en binnen welke termijn.
18. De rechtbank volgt eisers hierin evenmin. De mogelijkheid om een dergelijk voorschrift aan de omgevingsvergunning te verbinden is neergelegd in artikel 5, tweede lid, van de bomenverordening. Dit is een bevoegdheid van het college. Dat betekent dat het aan het college is om daar wel of geen gebruik van te maken. Het college heeft op de zitting toegelicht dat er toezicht plaatsvindt op de naleving van de herplant tot die is gerealiseerd en aangeslagen, en dat dit na een periode van vijf jaar wordt gecontroleerd. Eisers hebben dit betwist en in dat kader gewezen op de herplant uit 2005 voor het perceel die niet zou zijn geslaagd, maar de rechtbank heeft op voorhand geen concrete aanknopingspunten om aan de werkwijze van het college te twijfelen. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
19. Gelet op al het voorgaande heeft het college de omgevingsvergunning naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid kunnen verlenen. Het beroep is ongegrond en de rechtbank laat het bestreden besluit in stand. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van mr. N.K. Boer – de Bruin, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 juni 2023.
(de griffier is verhinderd om
de uitspraak te ondertekenen)
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Deze uitspraak is verzonden op de stempeldatum die hierboven staat.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de ABRvS van 29 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1832.
2.Zie de uitspraak van de ABRvS van 10 mei 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1819.
3.met een stamdiameter van 30 cm op 1,30 m hoogte boven het maaiveld.
4.Zie de uitspraak van de ABRvS van 15 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1659.
5.Dat staat in artikel 7:15, tweede lid, van de Awb.