ECLI:NL:RBMNE:2023:2686

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 juni 2023
Publicatiedatum
8 juni 2023
Zaaknummer
16/297801-21
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het dealen en opzettelijk aanwezig hebben van harddrugs

Op 6 juni 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2002, die beschuldigd werd van deelname aan een criminele organisatie en het opzettelijk handelen in harddrugs. De rechtbank heeft het vonnis gewezen na een inhoudelijke behandeling op 23 mei 2023, waarbij de officier van justitie, mr. H.J. Timmer, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. R. van Rhijn, hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging omvatte vier feiten, waaronder deelname aan een criminele organisatie en het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne en cannabis. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor deelname aan een criminele organisatie, maar achtte de verdachte wel schuldig aan het opzettelijk handelen in cocaïne en het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne en cannabis. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het medeplegen van de feiten, maar legde hem wel een gevangenisstraf op van 279 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 200 uren. Daarnaast werd een geldboete van € 4.000,- opgelegd. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn positieve ontwikkeling na schorsing van de voorlopige hechtenis.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/297801-21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 6 juni 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] , [woonplaats]
(hierna: verdachte).

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 3 maart 2022 (pro forma) en 23 mei 2023 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. H.J. Timmer en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. R. van Rhijn, als waarnemer voor mr. B.H.J. van Rhijn, advocaat te Doorn, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1
in de periode van 24 september 2021 tot en met 18 november 2021 te Woerden en/of Oudewater en/of Montfoort samen met [medeverdachte] heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die onder meer tot oogmerk had handel in harddrugs;
feit 2
in de periode van 1 januari 2021 tot en met 18 november 2021 te Woerden en/of Oudewater en/of Montfoort samen met een ander opzettelijk heeft gehandeld in cocaïne;
feit 3
op 18 november 2021 te Oudewater en/of Woerden opzettelijk 51,48 gram cocaïne en 99,5 gram cannabis aanwezig heeft gehad;
feit 4
in de periode van 1 december 2020 tot en met 18 november 2021 te Oudewater en/of Woerden en/of Montfoort meermalen beroepsmatig opzettelijk heeft gehandeld in softdrugs.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging. Dat betekent dat er geen formele belemmeringen zijn om deze strafzaak inhoudelijk te beoordelen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van feit 1, vanwege het ontbreken van bewijs voor een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband.
De onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten acht de officier van justitie wel wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft net als de officier van justitie vrijspraak bepleit van feit 1.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman vrijspraak bepleit, voor zover de ten laste gelegde periode langer is dan de periode waarover verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd. Ook voor het onderdeel medeplegen heeft de raadsman vrijspraak bepleit. Verdachte heeft alleen gehandeld, zonder betrokkenheid van medeverdachte [medeverdachte] .
Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van feit 4 heeft de raadsman eveneens vrijspraak bepleit. De aangetroffen cannabis was voor eigen gebruik. De verklaringen die een aantal afnemers als getuige bij de politie heeft afgelegd, zijn niet bruikbaar voor het bewijs. Bij de rechter-commissaris hebben deze afnemers immers anders verklaard.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Conclusie
Op basis van het dossier en hetgeen op de zitting is besproken acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan deelname aan een criminele organisatie zoals ten laste gelegd onder feit 1. Van dat feit zal de rechtbank verdachte integraal vrijspreken.
Gelet op de redengevende feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, acht de rechtbank wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 2 ten laste gelegde, voor zover de tenlastelegging - kort gezegd - inhoudt dat verdachte in cocaïne heeft gehandeld in de periode van 1 juni 2021 tot en met 18 november 2021. Van de overige ten laste gelegde periode, net als van het onderdeel medeplegen, zal de rechtbank verdachte vrijspreken.
Ook acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan - kort gezegd - het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne en cannabis zoals onder feit 3 ten laste gelegd en aan het meermalen handelen in cannabis zoals ten laste gelegd onder feit 4. Voor zover ten laste is gelegd dat verdachte dit laatste beroepsmatig heeft gedaan, zal de rechtbank hem eveneens vrijspreken.
De rechtbank zal hierna uiteenzetten hoe zij tot deze conclusie is gekomen.
Feit 2
Bewijsmiddelen
Verdachte heeft bekend dat hij in de periode van 1 juni 2021 tot en met 18 november 2021 in cocaïne heeft gehandeld. De raadsman heeft in zoverre geen vrijspraak bepleit. Onder deze omstandigheden volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen [1] , als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering:
- de bevindingen uit het onderzoek naar de onder verdachte in beslag genomen Iphone 7; [2]
- de bevindingen van het bezoek aan afnemer [afnemer] ; [3]
- de verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 23 mei 2023.
Bewijsoverweging
Niet is komen vast te staan dat verdachte bij het handelen in cocaïne nauw en bewust heeft samengewerkt met één of meer ander(en). Om die reden spreekt de rechtbank verdachte vrij van het onderdeel medeplegen.
Feit 3
Bewijsmiddelen
Verdachte heeft bekend dat hij op 18 november 2021 een hoeveelheid van 51,48 gram cocaïne en 99,5 gram cannabis aanwezig heeft gehad. De raadsman heeft van dit feit geen vrijspraak bepleit. Onder deze omstandigheden volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen [4] , als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering:
- de bevindingen van de doorzoeking ter inbeslagneming in de woning van medeverdachte [medeverdachte] ; [5]
- de bevindingen van de doorzoeking ter inbeslagneming in de woning van verdachte; [6]
- de bevindingen van onderzoek aan vermoedelijk verdovende middelen; [7]
- de resultaten van het onderzoek van het NFI; [8]
- de bevindingen van onderzoek aan vermoedelijk hennep, aangetroffen in de woning van medeverdachte [medeverdachte] ; [9]
- de bevindingen van onderzoek aan vermoedelijk hennep, aangetroffen in de woning van verdachte; [10]
- de verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 23 mei 2023.
Feit 4
Bewijsmiddelen
De rechtbank heeft voor de bewezenverklaring van feit 4 de volgende wettige bewijsmiddelen gebruikt:
Een verbalisant heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 14 december 2021 ging ik aan de deur op de [adres 2] in [woonplaats] en zag ik de voor mij ambtshalve bekende [getuige 1] . Ik zag aan hem dat hij nuchter was. Ik hoorde hem duidelijk praten en zag aan zijn ogen dat hij helder keek. Ik vertelde hem dat wij als politie iemand hadden aangehouden en dat hij als gebruiker naar voren kwam. Ik hoorde [getuige 1] onder andere verklaren:
  • Ik gebruik alleen wiet.
  • Ik weet dat jullie het over [bijnaam 1] hebben.
  • Ik heb zijn nummer al verwijderd, toen ik hoorde dat [bijnaam 1] was aangehouden.
  • Ik heb alleen een paar keer wiet bij hem gekocht.
Hierop vroeg ik aan [getuige 1] wie [bijnaam 1] was en of hij hem kon beschrijven. Hierop
hoorde ik [getuige 1] verklaren:
- Hij heet [verdachte] .
Vervolgens vroeg ik aan hem hoelang hij al bij [verdachte] kocht en wat dan. Hierop hoorde
ik hem verklaren:
  • Ik koop ongeveer een jaar bij hem.
  • Ik koop alleen wiet bij hem.
Ik toonde hem een foto. De foto is als bijlage bijgevoegd bij dit proces-verbaal van bevindingen. De persoon op de foto is [verdachte] , geboren [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats] . Bij het tonen van de foto hoorde ik [getuige 1] verklaren:
- " "Ja dat is [verdachte] ." [12]
Getuige [getuige 2] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Af en toe gebruik ik wiet.
Ik gebruik ongeveer een jaar.
V: Vertel eens wat meer over je dealer?
Ik weet dat hij [verdachte] heet. Dat doe ik meestal met bellen via het telefoonnummer
dat ik had. Ik heb gehoord dat hij aangehouden was. Toen heb ik het telefoonnummer
verwijderd van [verdachte] .
V: Wat voor drugs koop je bij deze dealer?
Wiet.
V: Hoe vaak koop je de drugs bij deze dealer?
Ongeveer 10 a 15 keer in totaal. Ongeveer sinds een jaar geleden. Ik heb mijn telefoon ongeveer een jaar. Sinds toen heb ik zijn nummer.
V: Op welke plaats krijg je de drugs van deze dealer?
A: Afgesproken plekken. [13]
0: Ik toon je een foto met daarop afgebeeld één persoon. Deze foto wordt als bijlage
bijgevoegd bij dit proces-verbaal van getuigenverhoor. Wat kun je hierover vertellen?
Ja dat is [verdachte] . [14]
Een verbalisant heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Ik heb onderzoek gedaan naar de inhoud van een onder verdachte inbeslaggenomen telefoon, een lphone 7. Tijdens het onderzoek heb ik onder andere onderzoek gedaan naar de chats in deze telefoon. Ik zag dat er in de periode van 17-11-2021 tot en met 18-11-2021 een WhatsApp-gesprek plaats vond tussen [verdachte] en een persoon die gebruik maakte van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Ik zag dat deze telefoon [bijnaam 2] genoemd werd. Ik zag dat er in dit gesprek het volgende werd gezegd:
17 november 2021 te 20:13 uur:
  • [bijnaam 2] : Tou active tonight?
  • [verdachte] : For what broter
  • [bijnaam 2] : I need 10g weed
  • [verdachte] : I have no weed every day (…), only coco now, when I have weed I tell u directly
17 november 2021 te 23:07 uur:
- [verdachte] : I have 10g weed, where are you bro
18 november 2021 te 10:52 uur:
- [bijnaam 2] : You still have?
18 november 2021 te 12:41 uur:
- [verdachte] : Yes bro, I have new haze for every time [15]
- [bijnaam 2] : Still 10 for 80€? [16]
Ik zag dat er in de periode van 28-10-2021 tot en met 18-11-2021 een WhatsApp-gesprek plaats vond tussen [verdachte] en een persoon die gebruik maakte van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] . Ik zag dat deze persoon [A] genoemd werd. Ik zag dat er onder andere het volgende werd gezegd:
18 november 2021 te 12:45 uur:
  • [verdachte] : Heb gister weer hele zak amnesia haze binnengekregen? Top wiet
  • (…)
  • [A] : Okii top zie je vanmiddag moet ook 5g groen.
Ambtshalve is bekend dat met 'groen' wiet wordt bedoeld. [17]
Verdachte heeft ter terechtzitting – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik had een aparte dealertelefoon. Dat is de IPhone 7 die in mijn woning is aangetroffen. Het klopt dat ik [bijnaam 1] werd genoemd. Als profielfoto voor mijn chatgesprekken gebruikte ik ook een afbeelding van het poppetje van het spel [bijnaam 1] .
Bewijsoverwegingen
De rechtbank acht de verklaringen van getuigen [getuige 1] en [getuige 2] betrouwbaar en daarom bruikbaar voor het bewijs. De verklaringen ondersteunen elkaar op belangrijke punten, onder andere met betrekking tot de aanhouding van verdachte. De rechtbank acht dit voor de betrouwbaarheid van belang, omdat de verklaringen relatief kort na de aanhouding van verdachte zijn afgelegd. Ook betrekt de rechtbank dat getuige [getuige 1] een ambtshalve bekende is van de verbalisant waarmee hij heeft gesproken en dat hij tijdens het verhoor nuchter en helder op deze verbalisant overkwam. Verder vinden deze getuigenverklaringen bevestiging in de verklaring van verdachte zelf dat hij [bijnaam 1] wordt genoemd. Ten slotte passen de verklaringen bij de chatgesprekken die op de telefoon van verdachte zijn aangetroffen, die niet anders kunnen worden uitgelegd dan dat verdachte in ieder geval kort voor zijn aanhouding in wiet handelde. Dat de getuigen bij de rechter-commissaris op hun verklaringen zijn teruggekomen, doet aan het voorgaande niet af. Deze gewijzigde houding van de getuigen kan passen bij de aard van de verdenking tegen verdachte.
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat verdachte vanaf december 2020 heeft gehandeld in wiet. Niet is gebleken dat hij dit zo geregeld en stelselmatig heeft gedaan dat sprake was van het handelen van softdrugs in de uitoefening van een beroep of bedrijf. Van dat onderdeel van de tenlastelegging zal de rechtbank verdachte daarom vrijspreken.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 2
in de periode van 1 juni 2021 tot en met 18 november 2021 te Woerden en/of Oudewater en/of Montfoort,
meermalen opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd,
een hoeveelheid van een materiaal bevattende
- cocaïne, zijnde cocaïne, telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst I;
feit 3
op 18 november 2021 te Oudewater en/of Woerden,
opzettelijk aanwezig heeft gehad
51,48 gram cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in
de bij de Opiumwet behorende lijst I;
en
op 18 november 2021 te Oudewater en/of Woerden,
opzettelijk aanwezig heeft gehad
99,5 gram cannabis, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
feit 4
in de periode van 1 december 2020 tot en met 18 november 2021 in het
arrondissement Midden-Nederland,
meermalen opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd,
telkens een of meerdere hoeveelheden van een gebruikelijk vast
mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan
geen andere substanties zijn toegevoegd, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst II.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 2
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 3
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod,
en
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 4
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf voor de duur van 99 dagen, met aftrek van het voorarrest;
- een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren;
- een taakstraf voor de duur van 240 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 120 dagen hechtenis;
- een geldboete van € 4.000,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 50 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht te volstaan met de oplegging van een straf die gelijk is aan het voorarrest. De raadsman heeft daartoe in de eerste plaats verwezen naar het betoog dat slechts een deel van de tenlastelegging kan worden bewezen. Daarnaast heeft de raadsman erop gewezen dat verdachte sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt, hetgeen laat zien dat er geen risico meer is op recidive. Ten slotte acht de raadsman de gevorderde geldboete niet passend.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Inleidende opmerkingen
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het handelen in cocaïne gedurende een periode van bijna zes maanden, aan het voorhanden hebben van een hoeveelheid cocaïne en cannabis en aan het handelen in cannabis gedurende bijna een jaar.
De verkoop van drugs is doorgaans lucratief voor dealers, maar het gebruik ervan is zeer schadelijk voor de volksgezondheid. Verdachte heeft door zijn handelen gekozen voor eigen financieel gewin op strafbare wijze, ten koste van de schadelijke gevolgen voor de gezondheid van de kopers. Daarnaast is het een feit van algemene bekendheid dat verslaafden vaak vermogensdelicten plegen om in hun gebruik te kunnen voorzien. Verdachte heeft hieraan door zijn handelen indirect bijgedragen. Voor de negatieve gevolgen van zijn handelen heeft verdachte kennelijk geen oog gehad.
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
In het uittreksel van de justitiële documentatie van verdachte van 19 april 2023 is te lezen dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen voor drugsgerelateerde feiten. Op basis van de veroordelingen die hij wel op zijn naam heeft staan, te weten enkele gewelds- en vermogensfeiten, is geen sprake van relevante recidive die de rechtbank zal meenemen bij de strafoplegging in deze zaak.
In een rapport dat de reclassering op 30 juni 2022 heeft uitgebracht over verdachte, wordt het recidiverisico op basis van zijn overige persoonlijke omstandigheden wel verhoogd ingeschat. Dat heeft te maken met zijn beperkte scholing, gebrek aan dagbesteding, zijn sociale netwerk en zijn weigering om openheid van zaken te geven. Na de schorsing van zijn voorlopige hechtenis met ingang van 25 februari 2022 heeft hij zich echter gemotiveerd opgesteld tegenover de reclassering. In een recente e-mail van de reclassering van 22 mei 2023 staat dat het contact met verdachte voorspoedig verloopt. Hij heeft zich gehouden aan de in het kader van de schorsing opgelegde voorwaarden, is goed bereikbaar en stelt zich meewerkend op. Tijdens de zitting heeft hij ook laten blijken dat hij aan zijn toekomst wil bouwen. Hij is bezig met het behalen van zijn rijbewijs voor vrachtwagenchauffeur. Hij heeft een werkgever waarvoor hij op dit moment als chauffeur in kleinere auto’s rijdt en waarvoor hij na het behalen van het benodigde rijbewijs als vrachtwagenchauffeur aan de slag kan.
De rechtbank neemt deze positieve ontwikkelingen mee bij de bepaling van de straf.
Straf
Om te bevorderen dat landelijk voor dezelfde feiten door rechtbanken ongeveer dezelfde straf wordt opgelegd, zijn landelijke oriëntatiepunten voor strafoplegging ontwikkeld door het LOVS. [18] Bij de raadpleging van de oriëntatiepunten vormt de bewezenverklaring van de rechtbank het uitgangspunt. Het zwaartepunt wordt gevormd door de bewezenverklaarde handel in cocaïne.
De oriëntatiepunten maken voor feiten als de onderhavige onderscheid in straffen op basis van de periode. Alleen al voor de handel in harddrugs gedurende een periode van drie tot zes maanden, met een frequentie van enige regelmaat, wordt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gehanteerd van acht maanden. Voor het handelen in harddrugs gedurende een periode van zes tot twaalf maanden, wordt door de oriëntatiepunten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf maanden gehanteerd. De officier van justitie acht een langere dealperiode dan de rechtbank te bewijzen, namelijk een periode van bijna elf maanden. Tegen deze achtergrond acht de rechtbank de eis van de officier van justitie mild. De rechtbank ziet, ondanks de beperktere bewezenverklaring, dan ook geen reden een veel lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie is gevorderd. Zij is van oordeel dat deze strafeis al ruimschoots tegemoetkomt aan de persoonlijke omstandigheden van verdachte en zal alleen de geëiste taakstraf matigen. De oplegging van een flinke geldboete acht de rechtbank op zijn plaats, juist vanwege het lucratieve karakter van dit soort feiten. Van deze geldboete moet een preventieve werking uitgaan.
Alles overziend acht de rechtbank de volgende straf passend en geboden:
  • een gevangenisstraf voor de duur van 279 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren;
  • een taakstraf voor de duur van 200 uren, bij niet verrichten te vervangen door 100 dagen hechtenis;
  • een geldboete van € 4.000,-, te vervangen door 50 dagen hechtenis.
Ten slotte zal de rechtbank overgaan tot opheffing van het geschorste bevel voorlopige hechtenis.

9.BESLAG

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de valse bankbiljetten met een ogenschijnlijke waarde van in totaal € 400,- (goednummer 2908674) verbeurd te verklaren.
Het inbeslaggenomen geldbedrag van € 4.500,- (goednummer) 2908661) kan wat betreft de officier van justitie worden teruggegeven aan verdachte, met inachtneming van de hiervoor geformuleerde eis om aan verdachte een geldboete op te leggen van € 4.000,-.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich niet verzet tegen verbeurdverklaring van het geldbedrag van € 400,- aan valse bankbiljetten.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal de in beslag genomen valse bankbiljetten met een ogenschijnlijke waarde van in totaal € 400,- (goednummer 2908674) onttrekken aan het verkeer.
Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal het inbeslaggenomen geldbedrag van € 4.500,- (goednummer 2908661) teruggeven aan verdachte.
De rechtbank constateert dat voor het overige geen beslissingen met betrekking tot het beslag nodig zijn, omdat verdachte van de eerder in beslaggenomen goederen afstand heeft gedaan, deze zijn teruggegeven, dan wel daarover op zitting afspraken zijn gemaakt.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De beslissing berust op de artikelen
  • 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24c, 36b, 36c en 57 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder de feiten 2, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 279 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van 180 dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt daarbij een proeftijd van twee jaren vast;
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 200 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 100 dagen hechtenis;
- veroordeelt verdachte tot een geldboete van € 4.000,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 50 dagen;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het volgende voorwerp:
 geldbedrag van € 4.500,- (goednummer 2908661);
- verklaart het volgende voorwerp onttrokken aan het verkeer:
 valse bankbiljetten van in totaal € 400,- (goednummer 2908674);
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.P. Schotman, voorzitter, mrs. E.H.M. Druijf en F.H. Schormans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.W.M. Raedts, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 juni 2023.
Mr. Druijf is niet in staat dit vonnis mee te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
feit 1
hij in of omstreeks de periode van 24 september 2021 tot en met 18 november 2021
te Woerden en/of Oudewater en/of Montfoort, althans in het arrondissement
Midden-Nederland,
in elk geval in Nederland,
heeft deelgenomen aan een organisatie,
bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten
(onder andere): verdachte, [medeverdachte] ,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als
bedoeld in artikel 10 derde, vierde, vijfde lid, 10a eerste lid, 11 derde, vijfde lid en/of
11a Opiumwet;
( art 11b lid 1 Opiumwet )
feit 2
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2021 tot en
met 18 november 2021 te Woerden en/of Oudewater en/of Montfoort, althans in
het arrondissement Midden-Nederland,
in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens)
opzettelijk
heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of
verstrekt en/of vervoerd,
een hoeveelheid van een materiaal bevattende
- cocaïne,
- zijnde cocaïne, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek
van Strafrecht )
feit 3
hij op of omstreeks 18 november 2021 te Oudewater en/of Woerden, althans in het
arrondissement Midden-Nederland,
in elk geval in Nederland,
opzettelijk
aanwezig heeft gehad
51,48 gram, althans een (grote) hoeveelheid cocaïne
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, amfetamine,
MDMA en/of MDA,
zijnde cocaïne, amfetamine, MDMA en/of MDA, (telkens) een middel als bedoeld in
de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid
van artikel 3a van die wet;
en/of
hij op of omstreeks 18 november 2021 te Oudewater en/of Woerden, althans in het
arrondissement Midden-Nederland,
in elk geval in Nederland,
opzettelijk
aanwezig heeft gehad
99,5 gram cannabis, althans
één of meerdere henneptoppen althans gedroogde hennep,
in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram, van een materiaal bevattende
een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van Pagina 3
Parketnummer 16-297801-21
Naam [verdachte]
hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), in elk geval een
middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen
krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 3 Opiumwet, art 11 lid 2 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet, art 3
ahf/ond C Opiumwet )
feit 4
hij op een of meerdere tijdstippen in de periode van 1 december 2020 tot en met 18
november 2021 te Oudewater en/of Woerden en/of Montfoort, althans in het
arrondissement Midden-Nederland
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) in de uitoefening van een beroep of bedrijf,
(telkens) opzettelijk heeft bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd
en/of verstrekt en/of vervoerd,
(telkens) een of meerdere (gebruikers)hoeveelheden van een gebruikelijk vast
mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan
geen andere substanties zijn toegevoegd en/of van hennep,
zijnde hasjiesj en/of hennep (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet.
( art 11 lid 2 Opiumwet, art 11 lid 3 Opiumwet, art 3 ahf/ond B Opiumwet )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers, zijn dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de door de politie, Eenheid Midden-Nederland, district West-Utrecht, basisteam De Copen, opgemaakte en doorgenummerde proces-verbaal met dossiernummer PL0900-2021365641 d.d. 3 februari 2022 (pagina’s 1 t/m 310 met bijlagen) en het aanvullend dossier met nummer PL0900-2021188217 d.d. 28 november 2022 (zonder paginanummering). Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] d.d. 9 december 2021, pag. 269, 270 en 271.
3.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] d.d. 27 januari 2022, pag. 309 en 310.
4.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers, zijn dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de door de politie, Eenheid Midden-Nederland, district West-Utrecht, basisteam De Copen, opgemaakte en doorgenummerde proces-verbaal met dossiernummer PL0900-2021365641 d.d. 3 februari 2022 (pagina’s 1 t/m 310 met bijlagen) en het aanvullend dossier met nummer PL0900-2021188217 d.d. 28 november 2022 (zonder paginanummering). Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
5.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van verbalisant [verbalisant 1] d.d. 18 november 2021, pag. 135 en 136.
6.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van verbalisant [verbalisant 1] d.d. 18 november 2021, pag. 145, 146 en de bijlage op pag. 148.
7.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] d.d. 30 november 2021, pag. 240, 241, 242, 248 en 249.
8.Geschriften als bedoeld in artikel 344, eerste lid en onder 5, Wetboek van Strafvordering, te weten rapporten van het NFI d.d. 25 november 2021, pag. 252, 259 en 260.
9.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] d.d. 19 november 2021, pag. 183 en 184.
10.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] d.d. 19 november 2021, pag. 187 en 188.
11.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] d.d. 21 december 2021, pag. 303
12.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] d.d. 21 december 2021, pag. 304, met bijlage op pag. 304A.
13.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 21 december 2021, pag. 306
14.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 21 december 2021, pag. 307
15.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] d.d. 13 december 2021, pag. 281
16.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] d.d. 13 december 2021, pag. 282
17.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] d.d. 13 december 2021, pag. 284
18.Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht