4.3Het oordeel van de rechtbank
Op basis van het dossier en hetgeen op de zitting is besproken acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan deelname aan een criminele organisatie zoals ten laste gelegd onder feit 1. Van dat feit zal de rechtbank verdachte integraal vrijspreken.
Gelet op de redengevende feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, acht de rechtbank wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 2 ten laste gelegde, voor zover de tenlastelegging - kort gezegd - inhoudt dat verdachte in cocaïne heeft gehandeld in de periode van 1 juni 2021 tot en met 18 november 2021. Van de overige ten laste gelegde periode, net als van het onderdeel medeplegen, zal de rechtbank verdachte vrijspreken.
Ook acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan - kort gezegd - het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne en cannabis zoals onder feit 3 ten laste gelegd en aan het meermalen handelen in cannabis zoals ten laste gelegd onder feit 4. Voor zover ten laste is gelegd dat verdachte dit laatste beroepsmatig heeft gedaan, zal de rechtbank hem eveneens vrijspreken.
De rechtbank zal hierna uiteenzetten hoe zij tot deze conclusie is gekomen.
Verdachte heeft bekend dat hij in de periode van 1 juni 2021 tot en met 18 november 2021 in cocaïne heeft gehandeld. De raadsman heeft in zoverre geen vrijspraak bepleit. Onder deze omstandigheden volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering:
- de bevindingen uit het onderzoek naar de onder verdachte in beslag genomen Iphone 7;
- de bevindingen van het bezoek aan afnemer [afnemer] ;
- de verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 23 mei 2023.
Niet is komen vast te staan dat verdachte bij het handelen in cocaïne nauw en bewust heeft samengewerkt met één of meer ander(en). Om die reden spreekt de rechtbank verdachte vrij van het onderdeel medeplegen.
Verdachte heeft bekend dat hij op 18 november 2021 een hoeveelheid van 51,48 gram cocaïne en 99,5 gram cannabis aanwezig heeft gehad. De raadsman heeft van dit feit geen vrijspraak bepleit. Onder deze omstandigheden volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering:
- de bevindingen van de doorzoeking ter inbeslagneming in de woning van medeverdachte [medeverdachte] ;
- de bevindingen van de doorzoeking ter inbeslagneming in de woning van verdachte;
- de bevindingen van onderzoek aan vermoedelijk verdovende middelen;
- de resultaten van het onderzoek van het NFI;
- de bevindingen van onderzoek aan vermoedelijk hennep, aangetroffen in de woning van medeverdachte [medeverdachte] ;
- de bevindingen van onderzoek aan vermoedelijk hennep, aangetroffen in de woning van verdachte;
- de verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 23 mei 2023.
De rechtbank heeft voor de bewezenverklaring van feit 4 de volgende wettige bewijsmiddelen gebruikt:
Een verbalisant heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 14 december 2021 ging ik aan de deur op de [adres 2] in [woonplaats] en zag ik de voor mij ambtshalve bekende [getuige 1] . Ik zag aan hem dat hij nuchter was. Ik hoorde hem duidelijk praten en zag aan zijn ogen dat hij helder keek. Ik vertelde hem dat wij als politie iemand hadden aangehouden en dat hij als gebruiker naar voren kwam. Ik hoorde [getuige 1] onder andere verklaren:
- Ik gebruik alleen wiet.
- Ik weet dat jullie het over [bijnaam 1] hebben.
- Ik heb zijn nummer al verwijderd, toen ik hoorde dat [bijnaam 1] was aangehouden.
- Ik heb alleen een paar keer wiet bij hem gekocht.
Hierop vroeg ik aan [getuige 1] wie [bijnaam 1] was en of hij hem kon beschrijven. Hierop
hoorde ik [getuige 1] verklaren:
- Hij heet [verdachte] .
Vervolgens vroeg ik aan hem hoelang hij al bij [verdachte] kocht en wat dan. Hierop hoorde
ik hem verklaren:
- Ik koop ongeveer een jaar bij hem.
- Ik koop alleen wiet bij hem.
Ik toonde hem een foto. De foto is als bijlage bijgevoegd bij dit proces-verbaal van bevindingen. De persoon op de foto is [verdachte] , geboren [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats] . Bij het tonen van de foto hoorde ik [getuige 1] verklaren:
- " "Ja dat is [verdachte] ."
Getuige [getuige 2] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Af en toe gebruik ik wiet.
Ik gebruik ongeveer een jaar.
V: Vertel eens wat meer over je dealer?
Ik weet dat hij [verdachte] heet. Dat doe ik meestal met bellen via het telefoonnummer
dat ik had. Ik heb gehoord dat hij aangehouden was. Toen heb ik het telefoonnummer
verwijderd van [verdachte] .
V: Wat voor drugs koop je bij deze dealer?
Wiet.
V: Hoe vaak koop je de drugs bij deze dealer?
Ongeveer 10 a 15 keer in totaal. Ongeveer sinds een jaar geleden. Ik heb mijn telefoon ongeveer een jaar. Sinds toen heb ik zijn nummer.
V: Op welke plaats krijg je de drugs van deze dealer?
A: Afgesproken plekken.
0: Ik toon je een foto met daarop afgebeeld één persoon. Deze foto wordt als bijlage
bijgevoegd bij dit proces-verbaal van getuigenverhoor. Wat kun je hierover vertellen?
Ja dat is [verdachte] .
Een verbalisant heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Ik heb onderzoek gedaan naar de inhoud van een onder verdachte inbeslaggenomen telefoon, een lphone 7. Tijdens het onderzoek heb ik onder andere onderzoek gedaan naar de chats in deze telefoon. Ik zag dat er in de periode van 17-11-2021 tot en met 18-11-2021 een WhatsApp-gesprek plaats vond tussen [verdachte] en een persoon die gebruik maakte van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Ik zag dat deze telefoon [bijnaam 2] genoemd werd. Ik zag dat er in dit gesprek het volgende werd gezegd:
17 november 2021 te 20:13 uur:
- [bijnaam 2] : Tou active tonight?
- [verdachte] : For what broter
- [bijnaam 2] : I need 10g weed
- [verdachte] : I have no weed every day (…), only coco now, when I have weed I tell u directly
17 november 2021 te 23:07 uur:
- [verdachte] : I have 10g weed, where are you bro
18 november 2021 te 10:52 uur:
- [bijnaam 2] : You still have?
18 november 2021 te 12:41 uur:
- [verdachte] : Yes bro, I have new haze for every time
- [bijnaam 2] : Still 10 for 80€?
Ik zag dat er in de periode van 28-10-2021 tot en met 18-11-2021 een WhatsApp-gesprek plaats vond tussen [verdachte] en een persoon die gebruik maakte van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] . Ik zag dat deze persoon [A] genoemd werd. Ik zag dat er onder andere het volgende werd gezegd:
18 november 2021 te 12:45 uur:
- [verdachte] : Heb gister weer hele zak amnesia haze binnengekregen? Top wiet
- (…)
- [A] : Okii top zie je vanmiddag moet ook 5g groen.
Ambtshalve is bekend dat met 'groen' wiet wordt bedoeld.
Verdachte heeft ter terechtzitting – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik had een aparte dealertelefoon. Dat is de IPhone 7 die in mijn woning is aangetroffen. Het klopt dat ik [bijnaam 1] werd genoemd. Als profielfoto voor mijn chatgesprekken gebruikte ik ook een afbeelding van het poppetje van het spel [bijnaam 1] .
De rechtbank acht de verklaringen van getuigen [getuige 1] en [getuige 2] betrouwbaar en daarom bruikbaar voor het bewijs. De verklaringen ondersteunen elkaar op belangrijke punten, onder andere met betrekking tot de aanhouding van verdachte. De rechtbank acht dit voor de betrouwbaarheid van belang, omdat de verklaringen relatief kort na de aanhouding van verdachte zijn afgelegd. Ook betrekt de rechtbank dat getuige [getuige 1] een ambtshalve bekende is van de verbalisant waarmee hij heeft gesproken en dat hij tijdens het verhoor nuchter en helder op deze verbalisant overkwam. Verder vinden deze getuigenverklaringen bevestiging in de verklaring van verdachte zelf dat hij [bijnaam 1] wordt genoemd. Ten slotte passen de verklaringen bij de chatgesprekken die op de telefoon van verdachte zijn aangetroffen, die niet anders kunnen worden uitgelegd dan dat verdachte in ieder geval kort voor zijn aanhouding in wiet handelde. Dat de getuigen bij de rechter-commissaris op hun verklaringen zijn teruggekomen, doet aan het voorgaande niet af. Deze gewijzigde houding van de getuigen kan passen bij de aard van de verdenking tegen verdachte.
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat verdachte vanaf december 2020 heeft gehandeld in wiet. Niet is gebleken dat hij dit zo geregeld en stelselmatig heeft gedaan dat sprake was van het handelen van softdrugs in de uitoefening van een beroep of bedrijf. Van dat onderdeel van de tenlastelegging zal de rechtbank verdachte daarom vrijspreken.