Uitspraak
1.De procedure
Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen verzoeker en mr. Charbon.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze wrakingszaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Midden-Nederland op 6 juni 2023 het verzoek tot wraking van mr. F.H. Charbon ongegrond verklaard. Verzoeker had verschillende gronden aangevoerd voor zijn wrakingsverzoek, waaronder het niet toestaan van een gemachtigde tijdens de mondelinge behandeling, het niet mogen voordragen van een pleitnota, onvoldoende optreden van de rechter tegen de wederpartij, en vermeende onvoldoende dossierkennis van de rechter. De wrakingskamer overwoog dat de beslissing om de mondelinge behandeling voort te zetten zonder gemachtigde een procesbeslissing is en dat een negatieve ervaring met deze beslissing geen grond voor wraking oplevert. Ook het niet mogen voordragen van een pleitnota werd als een procesbeslissing beschouwd, waarbij verzoeker voldoende gelegenheid had om zijn standpunten naar voren te brengen. De wrakingskamer concludeerde dat de rechter niet vooringenomen was en dat er geen objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid bestond. De wrakingskamer verklaarde het verzoek tot wraking ongegrond en droeg de griffier op om deze beslissing aan alle betrokken partijen te sturen. De procedure van verzoeker met zaaknummer 10170237 AC EXPL 22-2556 moet worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.