Uitspraak
1.De procedure
Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen: de heer [A] (verder: [A] ) en de heer [B] (verder: [B] ), en mr. G. Konings.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze wrakingszaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 6 juni 2023 het verzoek tot wraking van de rechter mr. G. Konings ongegrond verklaard. Het verzoekster, een B.V., had het wrakingsverzoek ingediend op basis van een onderbuikgevoel en de indruk dat de zaak niet de goede kant op ging. De wrakingskamer oordeelde dat deze gevoelens geen concrete omstandigheden zijn die de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd maken. De rechter had tijdens de mondelinge behandeling regie gevoerd en kritische vragen gesteld, wat niet kan worden geïnterpreteerd als vooringenomenheid.
De wrakingskamer benadrukte dat de indruk van een procespartij van belang is, maar dat de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd moet zijn. Dit was in dit geval niet het geval. Bovendien had verzoekster eerder, op 21 februari 2023, al een wrakingsverzoek ingediend dat ongegrond was verklaard. De wrakingskamer besloot daarom dat een volgend wrakingsverzoek van verzoekster in deze procedure niet in behandeling zal worden genomen, om misbruik van het wrakingsmiddel te voorkomen.
De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak. De procedure in de hoofdzaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing door het wrakingsverzoek.