ECLI:NL:RBMNE:2023:2683

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 juni 2023
Publicatiedatum
8 juni 2023
Zaaknummer
556236 HA RK / 23-83
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond verklaard wrakingsverzoek en oplegging van wrakingsverbod in faillissementszaak

In deze wrakingszaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 6 juni 2023 het verzoek tot wraking van de rechter mr. G. Konings ongegrond verklaard. Het verzoekster, een B.V., had het wrakingsverzoek ingediend op basis van een onderbuikgevoel en de indruk dat de zaak niet de goede kant op ging. De wrakingskamer oordeelde dat deze gevoelens geen concrete omstandigheden zijn die de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd maken. De rechter had tijdens de mondelinge behandeling regie gevoerd en kritische vragen gesteld, wat niet kan worden geïnterpreteerd als vooringenomenheid.

De wrakingskamer benadrukte dat de indruk van een procespartij van belang is, maar dat de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd moet zijn. Dit was in dit geval niet het geval. Bovendien had verzoekster eerder, op 21 februari 2023, al een wrakingsverzoek ingediend dat ongegrond was verklaard. De wrakingskamer besloot daarom dat een volgend wrakingsverzoek van verzoekster in deze procedure niet in behandeling zal worden genomen, om misbruik van het wrakingsmiddel te voorkomen.

De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak. De procedure in de hoofdzaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing door het wrakingsverzoek.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Locatie: Utrecht
Zaaknummer/rekestnummer: 556236 HA RK / 23-83
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van
6 juni 2023
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:
[verzoekster] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
(verder: verzoekster),
vertegenwoordigd door de heer [A] en de heer [B] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 2 mei 2023, met de daaraan gehechte zittingsaantekeningen met daarin het wrakingsverzoek;
- de schriftelijke reactie van mr. G. Konings van 9 mei 2023.
1.2.
Het wrakingsverzoek is op 23 mei 2023 met gesloten deuren behandeld door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken (verder: de wrakingskamer).
Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen: de heer [A] (verder: [A] ) en de heer [B] (verder: [B] ), en mr. G. Konings.
1.3.
De uitspraak is bepaald op vandaag.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek tot wraking is gericht tegen mr. G. Konings als behandelend rechter (verder: de rechter), in de zaak met het zaaknummer C/16/551750 / FT RK 23/95 (verder: de hoofdzaak). Dit betreft de behandeling van een aanvraag voor de faillietverklaring van verzoekster door een schuldeiser van verzoekster.
2.2.
Uit de aantekeningen van de mondelinge behandeling van 2 mei 2023 volgt dat [A] namens verzoekster een wrakingsverzoek heeft ingediend omdat hij geen goed gevoel had bij de zaak. Tijdens de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek door de wrakingskamer heeft [A] namens verzoekster toegelicht dat hij een bepaald onderbuikgevoel had bij de zaak en bij bepaalde vragen die tijdens de mondelinge behandeling door de rechter werden gesteld. [A] had het gevoel dat het de verkeerde kant op ging. [B] heeft dit bevestigd.
2.3.
De rechter heeft niet berust in de wraking. In zijn schriftelijke reactie stelt hij zich op het standpunt dat uit het door hem stellen van bepaalde (inhoudelijke) vragen tijdens de mondelinge behandeling geen (schijn van) vooringenomenheid kan worden afgeleid.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 36 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
3.2.
De wrakingskamer onderzoekt in een wrakingsprocedure of de onpartijdigheid van de rechter schade lijdt. Een rechter wordt geacht onpartijdig te zijn tot het tegendeel vaststaat. Van dat laatste kan sprake zijn indien uit zijn overtuiging of gedrag persoonlijke vooringenomenheid tegenover een procespartij blijkt. Daarnaast kan een procespartij de indruk krijgen dat de rechter vooringenomen is. Het gezichtspunt van de procespartij is hier van belang, maar speelt geen doorslaggevende rol. Beslissend is of de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Komt vooringenomenheid of een gerechtvaardigd vermoeden daarvan vast te staan, dan lijdt de rechterlijke onpartijdigheid schade. De wrakingskamer zal het wrakingsverzoek aan de hand van de hiervoor genoemde maatstaven beoordelen.
3.3.
Namens verzoekster is aangegeven dat er tijdens de mondelinge behandeling bij [A] sprake was van een bepaald onderbuikgevoel en het gevoel dat het niet de goede kant op ging. Zoals hiervoor onder 3.2. is aangegeven, is de indruk die zich bij een procespartij heeft gevormd van belang maar moet de vrees voor partijdigheid wel objectief gerechtvaardigd zijn. Daarvan is hier geen sprake. Het is de taak van de rechter om tijdens de mondelinge behandeling regie te voeren en, naar eigen inzicht, (kritische) vragen te stellen. Dat heeft de rechter in de hoofdzaak ook gedaan en daaruit volgt geen vooringenomenheid van de rechter. Een bepaald onderbuikgevoel en het gevoel dat het voor verzoekster niet de goede kant op zou gaan, zijn geen concrete omstandigheden die maken dat de vrees voor partijdigheid bij de rechter objectief gerechtvaardigd is. De wrakingsgrond slaagt niet.
3.4.
Tijdens de zitting van de wrakingskamer heeft [A] nog verschillende keren gewezen op het feit dat er sprake zou zijn van misbruik van recht door de faillissementsaanvraag van de zijde van de eisende partij in de hoofdzaak. Dat er mogelijk sprake zou zijn van misbruik van recht door de wederpartij levert op zichzelf evenmin een grond voor wraking van de rechter op, nu dit niet ziet op enig handelen van de rechter. Voor het overige is niet gebleken van omstandigheden die tot een ander oordeel leiden.
3.5.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zal de wrakingskamer het verzoek tot wraking ongegrond verklaren.
3.6.
Verzoekster heeft op een eerdere zitting in de hoofdzaak (zitting van 21 februari 2023) een wrakingsverzoek ingediend, dat bij beslissing van de wrakingskamer van 14 maart 2023 ongegrond is verklaard. De wrakingskamer ziet gelet hierop aanleiding toepassing te geven aan artikel 39, vierde lid, Rv. Een volgend wrakingsverzoek van verzoekster, betrekking hebbend op de procedure met zaaknummer C/16/551750 / FT RK 23/95, zal niet in behandeling worden genomen. De reden hiervoor is dat verzoekster in korte tijd meerdere wrakingsverzoeken heeft ingediend in deze procedure en de voortgang van de procedure hierdoor ernstig wordt belemmerd. Voorkomen moet worden dat verzoekster door hernieuwde wrakingsverzoeken misbruik maakt van het wrakingsmiddel.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking ongegrond;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing te sturen aan verzoekster, de rechter waartegen het wrakingsverzoek is gericht, andere betrokken partijen, en aan de betrokken teamvoorzitter van de afdeling Toezicht, waarin de rechter werkzaam is, en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedure van verzoekster met zaaknummer C/16/551750 / FT RK 23/95 moet worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek;
4.4.
bepaalt dat een volgend verzoek om wraking in de zaak met het zaaknummer C/16/551750 / FT RK 23/95 niet in behandeling zal worden genomen.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.G. Nicholson, voorzitter, en mr. L.C. Michon en
mr. N.M. Spelt als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. L.C.J. van der Heijden, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 6 juni 2023.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.