4.3Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de redengevende feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder het primair ten laste gelegde feit, in die zin dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan diefstal van een kluis door middel van braak.
De rechtbank zal hierna uitleggen hoe zij tot deze conclusie is gekomen.
De rechtbank heeft de volgende wettige bewijsmiddelen gebruikt.
Aangeefster [aangeefster] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 20 januari 2020 omstreeks 02:40 uur werd ik gebeld door [A] . Enkele momenten nadat zij had gebeld hoorde ik een bonk. Ik keek vanaf het balkon van het terrein van verpleeghuis [naam verpleegcentrum] te Doorn op en zag een persoon wegrennen. Ik zag dat hij bij de parkeerplaats van de [straat 1] in een kleine zwarte auto stapte naast de bestuurder.Ik zag dat de auto meteen hierna vol gas wegreed in de richting van Leersum.
Op de begane grond zag ik dat men het raam geforceerd had. De hendel van het raam was opengebroken.
Ik miste een kluis uit de receptieruimte.
Enkele meters van het raam waar men ingebroken heeft, in de struiken, heb ik de dichte kluis gevonden. Het gras is nat.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
De camerabeelden van het [naam verpleegcentrum] in Doorn werden door mij bekeken. De opnamen zijn gemaakt op 20 januari 2020.
02:42:59 uur: Ik zag dat een persoon vanaf het [naam verpleegcentrum] rennend de [straat 2] oversteken. Ik zie dat die persoon de [straat 1] oprent.
02:43:52 uur Ik zag dat een auto vanaf de [straat 1] rechtsaf de [straat 2] oprijdt en wegrijdt.
Verbalisant [verbalisant 2] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 20 januari 2020 omstreeks 02:45 uur kreeg ik de opdracht te gaan in de richting van Leersum. Ik reed vanuit Veenendaal in de richting van Elst (Ut), om daarna via die route
richting Leersum te gaan. In Elst, rijdend over de Rijksstraatweg in de richting van Amerongen, zag ik een personenauto mij tegemoet rijden. Ik zag meteen dat dit voertuig met hoge snelheid reed. Ik keerde mijn voertuig om te kunnen volgen. Ik zag dat het voertuig met een snelheid van ongeveer 110 kilometer per uur door de bebouwde kom van Elst reed, waar op dat stuk maximaal 30 kilometer per uur gereden mag worden. Ik zag dat deze snelheid tot ongeveer de Ingeseveerweg gereden werd, waarna de snelheid iets omlaag ging, maar nog steeds veel harder dan maximaal was toegestaan. Ik zag dat het voertuig ongeveer 90 kilometer per uur reed, waar 50 kilometer per uur toegestaan was.
Ik zag dat de auto waar ik achter reed een zwarte Volkswagen Polo was met kenteken [kenteken] .
Ik ging over tot staande houding van het voertuig. Ik zag dat de bestuurder gevolg gaf aan het stopteken, op de Veenendaalsestraatweg , ter hoogte van de kruising Zwijnsbergen , te Elst. Het was op dat moment omstreeks 02:55 uur.
Ik zag dat de bestuurder mij een rijbewijs toonde en dat het ging om:
[verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1997 te [geboorteplaats] .
Ik zag dat er nog twee personen in de auto zaten, één voorin de bestuurder (later bleek dat verdachte [medeverdachte 1] te zijn) en één achter de bestuurder (dat bleek later [medeverdachte 2] te zijn).
In de auto zag ik op de achterbank een (of meerdere) zwarte jas(sen) liggen. Bij de
bijrijder zag ik tussen zijn benen een zwarte sjaal liggen.
Ik zag dat [medeverdachte 1] natte plekken op zijn broek, ter hoogte van zijn knieën. Ik zag dat
[medeverdachte 2] . ook natte plekken had, ter hoogte van zijn knieën. Ik zag dat
[verdachte] moddervlekken in zijn broek had, ter hoogte van zijn linkerknie.
Verbalisant [verbalisant 3] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 20 januari 2020 heb ik foto’s gemaakt van inbeslaggenomen kleding van verdachten [verdachte] en [medeverdachte 2] :
- The North Face jas, aangetroffen in de auto;
- Schoenen van [medeverdachte 2] , in beslag genomen onder nummer PL0900-2020021070-2566543;
- NY pet, aangetroffen in de auto;
- The North Face jas, aangetroffen in de auto;
- The North Face sjaal, aangetroffen in de auto;
- Joggingbroek.
Verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] hebben – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 20 januari 2020 waren wij belast met het onderzoek naar de Volkswagen Polo met kenteken [kenteken] .
Als bijlagen zijn foto’s gevoegd van in de auto aangetroffen goederen, te weten:
- een paar handschoenen, aangetroffen in de kofferbak;
- een paar handschoenen, aangetroffen in de kofferbak, zwart van kleur met daarop het logo van The North Face;
- een paar handschoenen, aangetroffen in de lade voorin onder de bijrijdersstoel.
Verbalisant [verbalisant 5] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Door mij is de mogelijk gereden route van de verdachte inzichtelijk gemaakt.
Het " [naam verpleegcentrum] " [adres 2] te [plaats] ligt nagenoeg aan de provincieweg […]
(Utrecht-Arnhem).
Vanaf het [naam verpleegcentrum] tot aan de plaats van staande- / aanhouding op de kruising
Veenendaalsestraatweg / Zwijnsbergen te Elst, is het 13,4 kilometer.
Met normale snelheid zou deze afstand volgens Google maps 18 minuten duren.
Verbalisant [verbalisant 6] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Ik heb de camerabeelden van de plaats delict uitgekeken. Ik zag dat boven in beeld ‘receptie stond’.
Ik zag dat op de beelden in de periode 20 januari 2020 te 02:33:45 uur en 20 januari 2022 te 02:40:49 uur drie personen gezamenlijk bezig waren.
Ik zag dat de personen als volgt gekleed waren:
Verdachte 1
Deze verdachte droeg een donkere jas, met zo wel links voor als achter op de rechter
schouder een licht gekleurd logo.
Deze logo's en locaties van de logo's komen overeen met de, in de auto van de
verdachten, aangetroffen en inbeslaggenomen jas met capuchon en wollen shawl, merk
The North Face.
Deze verdachte droeg een donkere bivakmuts of muts.
Deze verdachte droeg een donkerkleurige broek.
Deze verdachte droeg zwarte of donkere schoenen, met de zijkanten linksonder
lichtkleurig.
Verdachte 2
Verdachte 2 is gekleed in een donkere jas, met capuchon eveneens met zowel links voor
als achter op de rechterschouder een lichtkleurig logo.
Deze jas komt overeen met de eveneens aangetroffen jas van het merk The North
Face.
Verdachte 2 droeg een donkere broek met aan beide buitenzijden van de broek, een
brede bies, lichter dan de rest van de broek.
Op deze broek is aan de linker voorkant, bovenzijde, een logo zichtbaar.
Het logo en de bies aan de zijkanten komen overeen met de, in de auto van de
verdachten, aangetroffen en inbeslaggenomen broek van het merk Nike.
Deze verdachte droeg onder de jas lichtkleurige kleding.
Deze verdachte droeg volledig donkere schoenen.
Verdachte 2 droeg donkere handschoenen met bovenop een logo. In de auto van de
verdachten zijn zwarte handschoenen van het merk The North Face aangetroffen en
inbeslaggenomen.
Verdachte 3
Verdachte 3 droeg een zwarte jas, met capuchon, zonder logo.
Deze verdachte droeg onder de capuchon een donkere pet met daarop op de klep een
logo.
Dit logo kan overeenkomen met het logo op de in de auto aangetroffen en
inbeslaggenomen pet.
Verdachte 3 droeg een donkere broek, zonder zichtbaar logo.
Verdachte 3 droeg lichte handschoenen.
Verdachte 3 droeg donkere schoenen met aan de zijkanten onder lichtkleur.
Tijdlijn camerabeelden
Ik heb het volgende op de camerabeelden kunnen waarnemen:
02:34:00 uur Verdachten zijn alle drie in beeld.
02:34:57 uur Verdachte 3 en verdachte 1 zijn bezig met het verplaatsen van een
voorwerp, gelijkend op een kluis.
02:35:37 uur Verdachte 1 is bezig met een op een koevoet gelijkend voorwerp bij de op
een kluis gelijkend voorwerp.
02:36:02 uur Verdachten zijn alle drie bezig met de op een kluis gelijkend voorwerp.
Het logo op de pet van verdachte 3 is zichtbaar.
02:39:58 uur Verdachte 2 is bezig met het op een kluis gelijkend voorwerp te
verplaatsen.
02:40:20 uur Verdachten 1 en 3 tillen het op een kluis gelijkend voorwerp naar rechts
en verdwijnen uit beeld.
02:40:40 uur Verdachte 2 pakt een op een koevoet gelijkend voorwerp en een zwart
kleurige tas van de vloer en loopt daarmee naar rechts uit beeld.
Verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 8] hebben – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 20 januari 2020 kwamen wij voor een forensisch onderzoek aan op de [adres 2] te [plaats] .
Wij werden meegenomen naar een kamer helemaal rechts achterin het gebouw op de begane grond. In deze kamer zag ik, verbalisant [verbalisant 7] , dat één van de ramen open stond. Ik hoorde de facilitair manager zeggen dat dit het raam was waardoor de daders vermoedelijk naar binnen waren gekomen. Ik, verbalisant [verbalisant 7] , zag dat het een uitzetraam betrof, voorzien van een enkel uitzetijzer. Ik, verbalisant [verbalisant 7] , zag dat het uitzetijzer was afgebroken en dat er in de sluitnaad van het houten kozijn meerdere rechthoekige indrukken van een mogelijk werktuig zichtbaar waren.
Bij de receptie wees de facilitair manager ons twee plekken aan waar een verankerde kluis had gestaan. Ik, verbalisant [verbalisant 7] , zag dat er op de eerste plek vijf gaten in de muur zaten waar de kluis mogelijk met schroeven verankerd had gezeten. Ik, verbalisant [verbalisant 7] , zag dat er geen delen van schroeven waren achtergebleven, dus mogelijk is de kluis met schroeven en al losgetrokken van de muur. Op de tweede plek zag ik, verbalisant [verbalisant 7] , één gat in de grond. Op de vloer van zeil zag ik, verbalisant [verbalisant 7] , rondom het gat verschillende krassen in het zeil, mogelijk veroorzaakt door het los wrikken van de kluis met een werktuig, zoals een breekijzer.
Eén van de twee kluizen hebben wij teruggevonden in de gang. De tweede kluis hebben wij teruggevonden buiten in de struiken, vlak voor het inklimraam.
Ongeveer 10m voor het inklimraam loopt een verhard pad. Ik, verbalisant [verbalisant 7] , zag
dat de grond tussen het verharde pad en het inklimraam deels was omgewoeld en dat er
veel verschillende schoenindrukken in dit stuk grond aanwezig waren.
Ik, verbalisant [verbalisant 7] , zag dat de richting van het ene spoor naar het raam toe was en de richting van het andere spoor van het raam af (AAN06753NL).
Verbalisanten [verbalisant 9] en [verbalisant 10] hebben – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 21 januari 2020 ontving ik, [verbalisant 10] , van verbalisant [verbalisant 3] :
(…)
[C] een paar schoenen van het merk Nike voorzien van SIN AAMZ3730NL,
inbeslaggenomen onder goednummer PL0900-2020021070-2566543, onder [medeverdachte 2]
;
(…).
Tevens ontving ik van afdeling Sporenbeheer, Team Forensische Opsporing te Fluizen:
(…);
[2] Een gipsafvorming van een schoenindrukspoor, voorzien van SIN AAN06753NL;
(…).
Op grond van het vergelijkende schoensporenonderzoek concluderen wij, dat het schoenindrukspoor [2] waarschijnlijk is veroorzaakt met de rechterschoen [C].
De rechtbank stelt vast dat één van de daders van de inbraak in het verpleeghuis [naam verpleegcentrum] als bijrijder is gestapt in een auto die om 02:43:52 uur is weggereden vanaf een parkeerplaats nabij de plaats delict in de richting van Leersum. Het betrof een kleine zwarte auto. Om 02:55 uur signaleerden verbalisanten in Elst een auto die eveneens klein en zwart was. De auto kwam uit de richting van Leersum.
Bij een normale snelheid zou 18 minuten nodig zijn om met de auto van de plaats delict naar de desbetreffende locatie in Elst te rijden. Verbalisanten hebben echter gerelateerd dat de bestuurder van de gesignaleerde auto reed met snelheden tot 110 kilometer per uur, daar waar snelheden van 30 tot 50 kilometer per uur waren toegestaan. Uit de getuigenverklaring van [aangeefster] blijkt ook dat de vermoedelijke daders vol gas zijn weggereden van het terrein van het [naam verpleegcentrum] , zodat aannemelijk is dat zij langere tijd boven de toegestane maximumsnelheid hebben gereden en dus de betreffende afstand in een kortere tijdspanne hebben kunnen afleggen.
De rechtbank ziet in het voorgaande een eerste belangrijke aanwijzing dat de aangehouden verdachten afkomstig waren van de plaats delict.
In de auto van verdachten zijn diverse kledingstukken aangetroffen, die passen bij de kledingstukken van de daders die zijn waargenomen op de camerabeelden op de plaats delict. Ook de door de verdachten gedragen schoenen passen bij de schoenen die de daders blijkens de beelden droegen.
De rechtbank is het met de raadsman eens dat het grotendeels gaat om kledingstukken en schoenen die, op zichzelf genomen, onvoldoende onderscheidend zijn om aan verdachten te kunnen koppelen. Opvallend is echter dat het niet gaat om vergelijkbare kleding van één persoon, maar dat alle aangetroffen kledingstukken in de auto én de kleding die verdachten bij aanhouding droegen, passen bij de kledingstukken die de drie daders blijkens de camerabeelden aan hadden tijdens de inbraak. Bovendien zijn er geen schoenen of kledingstukken bij verdachten aangetroffen die anders zijn dan de schoenen of kledingstukken die op de camerabeelden te zien zijn. Onderscheidend is voorts dat op de camerabeelden één dader is te zien met een donkere broek met aan beide buitenzijden van de broek, een brede bies, lichter dan de rest van de broek. Deze broek heeft naar het oordeel van de rechtbank wél een specifiek uiterlijk en een broek met deze onderscheidende kenmerken is eveneens aangetroffen in de auto van de verdachten.
Ook wijst de rechtbank erop dat er natte plekken op de knieën van alle drie de verdachten zijn aangetroffen evenals moddervlekken. De verdachten hebben hiervoor geen aannemelijke verklaring gegeven. Deze plekken passen in het scenario dat de verdachten de weggenomen kluis na de inbraak hebben neergelegd onder de struiken in het natte gras of tevergeefs hebben geprobeerd de kluis vandaar mee naar de auto te nemen. Voorstelbaar is dat zij daarbij met de knieën het natte gras hebben geraakt.
Ten slotte is een schoenspoor aangetroffen, dat waarschijnlijk is veroorzaakt door de schoen van medeverdachte [medeverdachte 2] . Het betreft een delictgerelateerd spoor, aangezien het is aangetroffen op de grond buiten het geforceerde raam
De bewijswaarde van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen afzonderlijk is niet geheel sluitend. De bewijsmiddelen gezamenlijk en in onderlinge samenhang bezien kunnen echter niet tot een andere conclusie leiden dan dat verdachte, samen met medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] , de inbraak in het [naam verpleegcentrum] te Doorn heeft gepleegd.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een voltooide diefstal met braak. Verdachten hebben één van de twee losgemaakte kluizen buiten het pand gebracht, wat betekent dat zij de feitelijke heerschappij over die kluis hebben gehad.
De uiterlijke verschijningsvorm van het handelen van verdachten, zoals onder meer te zien op de camerabeelden, duidt erop dat zij bij die voltooide diefstal nauw en bewust hebben samengewerkt. Zij hebben het delict in de kern gezamenlijk uitgevoerd door alle drie bezig te zijn met de kluis, waarna eerst één van hen de kluis verplaatst, vervolgens twee van hen de kluis optillen en de derde het gebruikte gereedschap meeneemt. Na het plegen van de diefstal zijn zij ook gezamenlijk gevlucht. Dit kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan gekwalificeerd worden als medeplegen.