ECLI:NL:RBMNE:2023:2671

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 mei 2023
Publicatiedatum
7 juni 2023
Zaaknummer
C/16/548449 en C/16/556420
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling en verlenging ondertoezichtstelling in een complexe ouderrelatie

In deze zaak heeft de kinderrechter op 19 mei 2023 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de wijziging van de zorgregeling voor de minderjarige [minderjarige]. De vader van [minderjarige] betwistte de noodzaak van de ondertoezichtstelling en de voorgestelde wijziging van de zorgregeling, terwijl de moeder en de gecertificeerde instelling (GI) deze wijziging steunden. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er nog steeds sprake is van een ontwikkelingsbedreiging voor [minderjarige], die onder toezicht is gesteld sinds januari 2022. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 21 januari 2024, omdat de ouders niet in staat zijn om de ontwikkelingsbedreiging zelf weg te nemen. De kinderrechter heeft ook de zorgregeling gewijzigd, zodat [minderjarige] eens in de twee weken bij de vader verblijft, alsmede de helft van de vakanties. Dit besluit is genomen op basis van zorgen die zijn geuit door de speltherapeut en de GI over de thuissituatie van [minderjarige] bij de vader. De vader heeft geweigerd mee te werken aan onderzoeken en hulpverlening, wat de situatie heeft bemoeilijkt. De bijzondere curator, die was benoemd om de belangen van [minderjarige] te behartigen, is ontslagen van zijn functie, omdat zijn rol niet langer nodig was. De kinderrechter heeft de schriftelijke aanwijzing van de GI bekrachtigd en het verzoek van de vader om deze te laten vervallen afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummers:
  • C/16/548449 / JE RK 22-1981 (verlenging ondertoezichtstelling en benoeming bijzondere curator)
  • C/16/556420 / JE RK 23-195 (wijziging zorgregeling)
Datum uitspraak: 19 mei 2023
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en wijziging van de zorgregeling
in de zaak van

de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland,

locatie Utrecht, hierna te noemen: de GI,
betreffende

[minderjarige] , geboren op [2014] te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. H. Hooijer,

[de vader] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

de heer [de bijzondere curator] ,

hierna te noemen: de bijzondere curator,
gevestigd te [vestigingsplaats] .

Het procesverloop

Het verloop van de procedure met kenmerk C/16/548449 / JE RK 22-1981 blijkt uit de beschikking van de kinderrechter van 12 januari 2023. De kinderrechter heeft daarna de volgende stukken ontvangen:
  • het verslag van de bijzondere curator van 20 april 2023;
  • de e-mail met bijlagen (verzoekschrift en bijlage A, C en F)van de vader van 12 mei 2023;
  • de e-mail met bijlagen van de ambulant gezinsbegeleider van Atlas Jeugdhulp van 14 mei 2023;
  • de e-mail met bijlage G van de vader van 15 mei 2023.
In de zaak met kenmerk C/16/556420 / JE RK 23-195 heeft de kinderrechter ontvangen:
  • het verzoek van de GI tot het wijzigen van de verdeling van de zorg- en opvoedtaken, met bijlagen, van 4 mei 2023;
  • de e-mail met bijlage B van de vader van 12 mei 2023.
Op 16 mei 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
  • de vader;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • mevrouw [A] en mevrouw [B] namens de GI;
- de bijzondere curator.
De vader heeft op de zitting een aanvullend stuk overgelegd.
Op 19 mei 2023 konden de GI en de belanghebbenden naar de griffie van de rechtbank bellen voor de uitspraak.

Waar gaat de procedure over?

Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
[minderjarige] staat ingeschreven op het adres van de moeder. Bij beschikking van 20 juni 2019 is een co-ouderschapsregeling vastgesteld. Daarnaast is bij beschikking van 16 maart 2022 een vakantie- en feestdagenregeling vastgesteld.
Op 21 januari 2022 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI tot 21 januari 2023. Bij beschikking van 12 januari 2023 heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 21 mei 2023 en de beslissing op het verzoek van de GI voor het overige aangehouden.
Bijzondere curator
De kinderrechter heeft op 12 januari 2023 ook een bijzondere curator benoemd over [minderjarige] en de bijzondere curator verzocht om de kinderrechter, de ouders, de GI en de Raad schriftelijk verslag te doen van de bevindingen. De kinderrechter heeft op 20 april 2023 het verslag van de bijzondere curator ontvangen. Volgens de bijzondere curator is [minderjarige] een meisje van 9 jaar oud dat zich ogenschijnlijk adequaat en normaal ontwikkelt. Zij heeft echter twee ouders die niet op een normale werkbare manier met elkaar kunnen omgaan. De bijzondere curator adviseert de ouders om opnieuw hulp in te schakelen voor de onderlinge ouderrelatie waarbij wellicht kan worden ingezoomd op het parallel ouderschap. De ouders zullen zich uiterst moeten inspannen om op een manier met elkaar te communiceren die werkbaar is voor de beide ouders en dus in het belang van [minderjarige] zal zijn. De bijzondere curator adviseert daarnaast om het contact tussen de speltherapeut en [minderjarige] door te laten lopen, nu dit steunend lijkt te zijn voor [minderjarige] , en onderstreept het belang dat de vader een adequaat werkcontact met de speltherapeut onderhoudt.
De bijzondere curator adviseert niet om de huidige zorgregeling te wijzigen. [minderjarige] heeft weliswaar aangegeven haar moeder meer te missen dan haar vader, maar kon goed uitleggen dat haar wens was om de zorgregeling te laten zoals die is, nu die al geruime tijd bestaat en zowel de ouders als zij daaraan gewend zijn. [minderjarige] schroomde bij haar verhaal niet om kritisch te zijn naar haar ouders. Een andere zorgregeling neemt de zorgen over de situatie ook niet weg en verandert daar niet iets in, aldus de bijzondere curator. Tekenend, en schrijnend, was de wens die [minderjarige] uitsprak, om aan haar moeder haar kamer bij vader thuis, en aan vader haar kamer bij moeder thuis te laten zien. De bijzondere curator gaf tijdens de zitting nog aan dat hij met de moeder, maar ook met de vader een prima werkrelatie heeft onderhouden tijdens zijn onderzoek.

De verzoeken

Verlenging ondertoezichtstelling
De kinderrechter moet nog een beslissing nemen op het verzoek van de GI om de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen tot 21 januari 2024.
De GI heeft tijdens de zitting verklaard ernaar te streven de ondertoezichtstelling hierna niet verder te doen verlengen, nu als eerder gezegd het maximale is behaald. Het aangehouden deel waarop nog moet worden beslist zal worden gebruikt om ouders te ondersteunen in en voor te bereiden op de situatie waarin er geen GI meer betrokken zal zijn.
Wijziging zorgregeling
Daarnaast verzoekt de GI de kinderrechter om de zorgregeling te wijzigen in die zin dat [minderjarige] eens in de twee weken een weekend (van vrijdag na school tot maandagochtend naar school) alsmede de helft van de vakanties bij de vader verblijft, en zij de rest van de tijd bij de moeder verblijft.
De GI acht het co-ouderschap niet langer verantwoord en in het belang van [minderjarige] . De ouders kunnen namelijk onvoldoende met elkaar communiceren en de verwachting is niet dat dit op korte termijn zal verbeteren. Daarnaast speelt er een grote zorg over het feit dat [minderjarige] bij de speltherapie laat zien dat zij ergens last van heeft, dat te maken heeft met de manier waarop macht jegens haar wordt gebruikt, en het vertrouwen van mensen. Het lukt niet om daarmee verder te komen, nu er onvoldoende zicht is op de thuissituatie van de vader, en er onvoldoende zicht is of er bij de vader thuis voldoende gewerkt wordt aan de doelen, zoals opgesteld door de Raad voor de Kinderbescherming. De GI heeft toegelicht dat in de afgelopen periode ambulante hulp van Atlas Jeugdhulp is ingezet met als doel zicht te krijgen op de opvoedsituatie bij de ouders en op de interactie tussen [minderjarige] en de ouders. Daarnaast is speltherapie van Vogel & Vis ingezet. De GI ziet dat de vader niet betrokken wil worden bij de hulpverlening en geen samenwerking kan aangaan met alle betrokken instanties, zoals Veilig Thuis, de Raad voor de Kinderbescherming, Vogel & Vis, Atlas Jeugdhulp en SAVE. De GI ziet dat de moeder wel in staat is om de samenwerking met de hulpverlening aan te gaan en adviezen overneemt. Verder is voor de ouders parallel ouderschap van Forest Consult ingezet, maar dit heeft niet geholpen. Er is geen verandering in de communicatie tussen de ouders zichtbaar. De communicatie tussen de ouders is minimaal en vindt alleen plaats via de mail. Volgens de GI is het maximale hierin bereikt, tenzij de vader individuele hulp gaat accepteren om te onderzoeken hoe hij de samenwerking met anderen wel op een constructieve wijze kan aangaan. Nogmaals parallel ouderschap inzetten, zoals de bijzondere curator adviseert, heeft volgens de GI geen zin. Als enige oplossing ziet de GI om die reden het wijzigen van de zorgregeling, zodat het zwaartepunt van [minderjarige] ’s leven bij de moeder komt te liggen, die wel meewerkt met de hulpverlening en in contact is.

Het standpunt van de ouders

Moeder
De moeder is het eens met het verzoek van de GI om de ondertoezichtstelling te verlengen. De moeder ervaart steun aan de gezinsvoogd. Daarnaast is de moeder het eens met het verzoek van de GI om de zorgregeling te wijzigen. De moeder verwacht dat de door de GI verzochte zorgregeling voor meer rust zorgt bij [minderjarige] . Bovendien is al veel hulpverlening ingezet om de situatie voor [minderjarige] te verbeteren, maar heeft dit niet het gewenste effect gehad. De moeder denkt dat een wijziging van de zorgregeling misschien wel een oplossing biedt. Zij geeft daarbij aan dat ze dat ook heel verdrietig vindt, omdat ze ziet dat de vader leuke dingen onderneemt met [minderjarige] en dat zij het vader gunt om de helft van de tijd met [minderjarige] door te brengen. Om die reden heeft zij zelf niet al eerder een verzoek tot wijziging van de zorgregeling gedaan. Alles is echter geprobeerd om de situatie te verbeteren, maar niets heeft geholpen. De koek is op, aldus de moeder.
Vader
De vader is het niet eens met een verlenging van de ondertoezichtstelling. Hij vraagt de kinderrechter primair om de ondertoezichtstelling te beëindigen. Tijdens de zitting is besproken dat de vader met dit verzoek heeft beoogd om verweer te voeren tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling. De vader ziet geen noodzaak in het langer laten voortduren van de ondertoezichtstelling. Volgens de vader blijkt nergens uit dat bij [minderjarige] sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging.
Subsidiair vraagt de vader om de schriftelijke aanwijzing vervallen te verklaren en de GI te verplichten tot inzet van deskundige hulp vanuit de gezondheidszorg en niet vanuit de hulpverlening.
De vader is het ook niet eens met het verzoek van de GI om de zorgregeling te wijzigen. De vader stelt – kort samengevat – dat het verzoekschrift van de GI vol staat met verdraaiingen, eigen invullingen, aannames en onwaarheden. Dat leidt ertoe dat er na twee jaar betrokken hulpverlening en onderzoek nog steeds niks duidelijk is. Er wordt ten onrechte gezegd dat hij niet meewerkt aan hulpverlening. Twee keer heeft hij, met reden, hulpverlening tegengehouden, maar verder werkt hij mee. Volgens de vader is er ook geen enkele reden om [minderjarige] minder vaak bij de vader te laten verblijven dan nu het geval is. Het gaat goed met [minderjarige] in de thuissituatie bij de vader. Er is, naast de moeder, door niemand anders (die echt met [minderjarige] omgaat) zorgen geuit over [minderjarige] wanneer ze bij de vader verblijft. De school heeft nooit zorgen geuit over de opvoedsituatie van [minderjarige] , en ook uit het verslag van de bijzondere curator en Vogel & Vis blijkt niet dat hierover zorgen bestaan. De vader heeft de keuze gemaakt om te stoppen met strijden tegen de moeder. Hij denkt dat de oplossing ligt in duidelijke, hardere afspraken. De vader wil daarom dat het verzoek van de GI wordt afgewezen.

De beoordeling

De beslissing
De kinderrechter zal:
  • de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengen tot 21 januari 2024;
  • de zorgregeling per 2 juni 2023 wijzigen in die zin dat [minderjarige] vanaf deze datum bij de vader verblijft: eens in de twee weken van vrijdag uit school tot maandag naar school, alsmede de helft van de vakanties en feestdagen, conform de beschikking van 16 maart 2022;
  • de werkzaamheden van de bijzondere curator in deze procedure zes weken na de datum van deze beschikking als geëindigd beschouwen;
  • het anders of meer verzochte afwijzen.
De kinderrechter legt hierna uit waarom zij deze beslissingen neemt.
Verlenging van de ondertoezichtstelling
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat nog steeds wordt voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. [minderjarige] wordt nog steeds in haar ontwikkeling bedreigd en het lukt de ouders niet om de ontwikkelingsbedreiging zelf weg te nemen. Een verlenging van de ondertoezichtstelling is daarom noodzakelijk (artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek, hierna: BW). De wens die [minderjarige] bij de bijzondere curator heeft uitgesproken over het laten zien van haar kamers in beide huizen aan de andere ouder, geeft in de kern weer waarin de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] is gelegen. Zij groeit op in twee werelden die totaal van elkaar gescheiden zijn. Allebei haar ouders houden heel erg veel van haar, maar gaan zelf inmiddels bijna gebukt onder de zeer complexe verstandhouding en situatie waarin zij zitten. [minderjarige] moet zich daarin staande zien te houden. Het is bijzonder knap dat haar dat vrij goed lijkt te lukken, maar het is ook bijzonder zorgelijk omdat dit veel van haar vraagt. Uit de verslagen van de speltherapeut blijkt verder dat de speltherapeut vindt dat nodig is om te onderzoeken of er bij [minderjarige] actuele emotionele onveiligheid is, gelet op wat zij bij de speltherapeut laat zien. Het is tot op heden niet gelukt om dat onderzoek te doen plaatsvinden, omdat de vader daaraan niet meewerkt, ook niet nadat de kinderrechter een schriftelijke aanwijzing daarover heeft bekrachtigd. Anders dan de vader is de kinderrechter dan ook van oordeel dat er voldoende signalen zijn op grond waarvan een ontwikkelingsbedreiging kan worden vastgesteld. Aan het wettelijk criterium voor een ondertoezichtstelling wordt dan ook nog steeds voldaan.
Wijziging zorgregeling
Op grond van artikel 1:265g, lid 1, BW kan de kinderrechter op verzoek van de GI voor de duur van de ondertoezichtstelling een omgangsregeling vaststellen voor zover dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk is. Op grond van het bepaalde in artikel 1:265g, lid 3, BW geldt deze regeling zodra de ondertoezichtstelling is geëindigd als een regeling als bedoeld in artikel 1:377a, tweede lid, BW.
De kinderrechter ziet in deze zaak twee visies die lijnrecht tegenover elkaar staan. Aan de ene kant staan de moeder en de GI, die zich grote zorgen maken over [minderjarige] . Zij vinden dat de vader belemmert om te onderzoeken wat er precies speelt bij [minderjarige] , en wat zij nodig heeft om het leven voor haar makkelijker te maken. Aan de andere kant staat de vader, die al jaren het gevoel heeft dat hij vecht tegen de bierkaai. Hij vindt dat er objectief geen zorgen zijn over [minderjarige] , en dat de GI en hulpverlenende instanties alles wat de moeder zegt voor waar aannemen. Met [minderjarige] gaat het goed, zowel op school als thuis. Een wijziging van de zorgregeling is niet in haar belang, aldus de vader.
De kinderrechter ziet twee ouders die allebei uitgeput zijn van alles wat er heeft gespeeld de afgelopen jaren, en nog steeds speelt. Het is aan de kinderrechter om te midden van alle emoties, stellingen, belevingen en perspectieven, zo goed mogelijk te beoordelen wat feitelijk kan worden vastgesteld over wat er speelt tussen de ouders en bij [minderjarige] , en wat daarbij in het belang van [minderjarige] noodzakelijk is. Om die reden vindt de kinderrechter het belangrijk om te beschrijven wat zij over de afgelopen periode feitelijk kan vaststellen, en welke gevolgen daaraan moeten worden verbonden.
De kinderrechter stelt vast dat na een jeugdbeschermingstafel in december 2020 de Raad heeft besloten vooralsnog geen beschermingsonderzoek te zullen doen, omdat ouders tot afspraken kwamen. Eén van die afspraken was dat [minderjarige] speltherapie zou gaan volgen. Na de eerste sessie bij Vogel & Vis heeft de vader de speltherapeut gesommeerd per direct de therapie te staken, omdat hij uit wat [minderjarige] had verteld reden had om aan te nemen dat de speltherapeut zich door de moeder liet gebruiken. Nu daarmee één van de afspraken van de jeugdbeschermingstafel niet werd nagekomen, startte de Raad alsnog een beschermingsonderzoek. Bij het beschermingsonderzoek, dat op 27 december 2021 gereed was, zit een uitvoerig overzicht van e-mailcontacten met de vader tijdens het onderzoek. Die mails gaan over de implicaties van het feit dat de vader niet in gesprek heeft willen gaan met de Raad en ook geen toestemming heeft gegeven om met [minderjarige] te spreken. Uit de antwoorden die de vader schriftelijk heeft gegeven blijkt dat hij zich zorgen maakt over de schade die jeugdzorg opzettelijk bewust direct en indirect berokkent bij [minderjarige] . Jeugdzorg is volgens de vader bewust en opzettelijk bezig om [minderjarige] te traumatiseren door haar bewust op basis van verzinsels te beschadigen. De Raad heeft er in het onderzoek voor gekozen om niet met [minderjarige] in gesprek te gaan zonder expliciete toestemming van de vader daartoe, om haar niet te belasten.
De Raad heeft naast het verzoek om [minderjarige] onder toezicht te stellen ook een verzoek gedaan om de vader gedeeltelijk te schorsen in de uitoefening van het gezag voor zover het betreft het geven van toestemming voor noodzakelijk geachte hulpverlening, te weten speltherapie. Dat verzoek heeft de Raad op 11 februari 2022, tijdens de zitting waarop dat werd behandeld ingetrokken, omdat de vader alsnog toestemming had gegeven voor de speltherapie. Sindsdien heeft [minderjarige] één keer per week speltherapie. De vader is daar niet bij aangesloten. De speltherapeut geeft aan dat zij veel mails heeft ontvangen die zij als dreigend heeft ervaren. De kinderrechter constateert dat de vader in de eerder genoemde mail, waarin hij de speltherapeut na de eerste ontmoeting met [minderjarige] sommeerde de speltherapie per direct te staken, door de Raad wordt geciteerd in zijn rapport. Daarin valt te lezen dat de vader de speltherapeut mailt per direct aangifte te zullen doen dan wel de benodigde toezichthoudende instantie en de publiciteit te zullen inschakelen vanwege nalatig handelen.
De vader heeft op 1 november 2022 parallel ouderschap succesvol afgesloten. Er is vanuit Forest Consult geen zorg ten aanzien van het vaderschap voor [minderjarige] .
Op 5 juli 2022 heeft de GI een evaluatieverslag van Vogel & Vis ontvangen. Daarin wordt geadviseerd dat er meer zicht moet komen op de thuissituatie en de opvoedsituatie bij de ouders, om beter in kaart te brengen wat er in [minderjarige] ’s actuele leven speelt. Om die reden wil de GI Atlas Jeugdhulp inzetten. Op 12 oktober 2022 mailt de vader aan de GI dat hij het niet eens is met doelloze inzet van hulpverlening, en dat de ambulante hulpverlening zijn woning niet binnen komt. Hij meldt daarbij ook dat hij financieel niet in staat is om onbetaald verlof op te nemen om tijd te spenderen aan deze hulpverlening.
De GI geeft vervolgens op 14 november 2022 een schriftelijke aanwijzing aan de vader waarin de GI hem, kort gezegd, opdraagt mee te werken met de hulpverlening van Youké of Atlas Jeugdhulp. De GI verzoekt vervolgens op 29 november 2022 om die schriftelijke aanwijzing te bekrachtigen. De GI geeft in het verzoek aan te overwegen een verzoek wijziging zorg- en opvoedtaken in te dienen, als de vader ook na bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing de aanwijzing niet op zalvolgen. De kinderrechter heeft op 12 januari 2023 het verzoek van de GI toegewezen. Ook heeft de kinderrechter in die beschikking de door de GI verzochte verlenging van de ondertoezichtstelling toegewezen voor de duur van vier maanden, met aanhouding van het overige deel. Ten slotte heeft de kinderrechter ambtshalve een bijzondere curator benoemd voor [minderjarige] , omdat de vader had verklaard ook na een eventuele bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing niet mee te zullen werken. Gelet op de gevolgen die de GI daaraan mogelijk wilde geven was een patstelling ontstaan en vond de kinderrechter het nodig dat iemand de stem van [minderjarige] vertegenwoordigde in de procedure.
Atlas Jeugdhulp heeft vervolgens wel de thuissituatie van [minderjarige] onderzocht, maar zonder medewerking van de vader en ook zonder [minderjarige] te hebben gesproken. De vader gaf daarvoor geen toestemming, omdat hij dat teveel vond nu ook de bijzondere curator betrokken was. Atlas beveelt onder andere aan om niet langer in te zetten op hulp gericht op ouderschap na scheiding, en ook niet op onderzoek naar de thuissituatie van [minderjarige] . De positieve aspecten daarvan wegen niet op tegen de belasting daarvan voor de ouders en [minderjarige] , die het gevolg is van de complexe situatie. Atlas beveelt aan om in plaats daarvan strikte voorwaarden te formuleren aan de manier waarop de ouders hun gezamenlijk ouderschap vormgeven, en dat er maatregelen worden getroffen als ouders zich daaraan niet houden.
De kinderrechter constateert dat de zorgelijke signalen over [minderjarige] afkomstig zijn van de moeder, de speltherapeut, Atlas Jeugdhulp, de GI en de Raad. Alle genoemde betrokkenen zeggen dat meer onderzoek nodig is om te beoordelen of de signalen kloppen, of niet. Op ieder van die bronnen is wel iets af te dingen. De moeder heeft haar eigen beleving en is in die zin niet objectief. De speltherapeut, Atlas Jeugdhulp, de GI en de Raad hebben geen of nauwelijks contact met de vader omdat die dat weigert. Atlas Jeugdhulp en de Raad hebben ook [minderjarige] niet mogen spreken. Daarbij geldt dat zij hun zorgen ook vooral baseren op wat zij van de speltherapeut en de moeder hebben vernomen.
De kinderrechter constateert dat daarmee een vicieuze cirkel is ontstaan. De vader vindt dat er meer feiten moeten worden vastgesteld om, maar weigert mee te werken aan onderzoeken en hulpverlening die nodig zijn om dat te kunnen doen. Tijdens de zitting gaf de vader aan dat hij niet meewerkt aan Atlas Jeugdhulp omdat hij daarvoor geen vrij kan krijgen van zijn werk. Nog daargelaten dat de vader niks heeft overgelegd waaruit dat blijkt, constateert de kinderrechter dat zijn bezwaar tegen deze hulpverlening eerder niet primair praktisch maar toch vooral principieel was. Dat de vader kritisch is als het gaat om instanties en hulpverlening die zich mengen in zijn leven en dat van zijn dochter, kan de kinderrechter op zichzelf begrijpen. Dat moet ook kunnen. Echter, het verzet dat de vader vanaf het begin heeft getoond tegen iedere hulpverlener en instantie gaat naar het oordeel van de kinderrechter verder dan ‘gezond kritisch’ zijn. Zowel bij de Raad, als bij de speltherapeut, de GI en Atlas Jeugdhulp heeft hij zich in ferme bewoordingen verzet tegen iedere vorm van medewerking. De bijzondere curator heeft dat als enige anders ervaren.
Het dilemma waar de kinderrechter daarmee voor geplaatst is, is het volgende. Zij moet in wezen kiezen uit twee kwaden. Ofwel de zorgregeling niet wijzigen omdat er te weinig informatie is waaruit blijkt dat een wijziging van de zorgregeling in het belang van [minderjarige] noodzakelijk is, en daarbij de signalen die er wel zijn ter zijde schuiven. Ofwel de zorgregeling wel wijzigen, op grond van een beperkt aantal bronnen waaruit blijkt dat dat in haar belang noodzakelijk is. De kinderrechter vindt van de twee kwaden de tweede optie de minst slechte, en in het belang van [minderjarige] noodzakelijk. Doorslaggevend daarbij zijn de zorgen die de speltherapeut uit. [minderjarige] gaat al geruime tijd naar haar toe. De kinderrechter heeft geen enkele aanleiding om aan de neutraliteit, objectiviteit of professionaliteit van de speltherapeut te twijfelen. De speltherapeut beschrijft op 5 juli 2022: “ [minderjarige] heeft gespeeld over een machtsmisbruikende relatie, waarin het voor mij onduidelijk is of dit trauma is wat over het verleden gaat of dat dit actueel speelt. Dit is overgegaan in een spel waarin [minderjarige] op zoek is naar innerlijke veiligheid. Het gaat over dat ze dit niet kan halen in het dagelijkse leven, omdat ze niet weet wie ze moet vertrouwen. Ze mist de connectie met de ander.” [minderjarige] geeft over de hypotheses geen duidelijkheid in haar spel. De vraag dringt op of er actuele onveiligheid is, aldus de speltherapeut. Om die reden is er volgens haar zicht op de thuissituatie nodig bij beide ouders. Dat zicht is er als gezegd bij de vader thuis niet gekomen. Waar de vader – terecht – hamert op het belang van feitenvaststelling, laat hij datgene dat daarvoor nodig is niet toe. Voor het vaststellen van meer feiten zijn de mogelijkheden dan ook helaas uitgeput. Gegeven deze situatie waarin meer zicht op de thuissituatie bij de vader niet valt te verwachten, vindt de kinderrechter dat de zorgen van de speltherapeut een wijziging van de zorgregeling noodzakelijk maken in het belang van [minderjarige] . Daarmee wijkt de kinderrechter af van het advies van de bijzondere curator. De bijzondere curator heeft goed werk gedaan, maar is, zoals hij zelf aangaf tijdens de zitting, uiteraard maar kort bij [minderjarige] en bij het gezin betrokken geweest. Dat maakt dat de kinderrechter meer waarde hecht aan de signalen van de speltherapeut.
Bijzondere curator
De kinderrechter stelt vast dat de bijzondere curator niet langer een taak heeft in deze zaak. De kinderrechter zal daarom de bijzondere curator ontslaan van zijn functie als bijzondere curator over [minderjarige] . Omdat de kinderrechter ervan uitgaat dat de bijzondere curator de beslissing van de kinderrechter nog met [minderjarige] zal bespreken, beschouwt zij de werkzaamheden van de bijzondere curator zes weken na de datum van deze beschikking als beëindigd.
Vervallen verklaren schriftelijke aanwijzing
De kinderrechter zal het verzoek van de vader om de schriftelijke aanwijzing vervallen te verklaren, met aanvullend op dit verzoek om de GI te verplichten tot inzet van deskundige hulp vanuit de gezondheidszorg en niet vanuit de hulpverlening, afwijzen. De kinderrechter heeft bij beschikking van 12 januari 2023 de schriftelijke aanwijzing van de GI van 14 november 2022 immers al bekrachtigd. De kinderrechter ziet in de door de vader naar voren gebrachte feiten en omstandigheden geen reden om aan deze beslissing te herzien. Bovendien heeft de vader het verzoek niet tijdig ingediend. Een verzoek tot vervallenverklaring van een schriftelijke aanwijzing dient op grond van artikel 1:264 lid 3 BW te worden ingediend binnen twee weken na de dag waarop de aanwijzing is verzonden.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 21 januari 2024;
wijzigt de zorgregeling per 2 juni 2023, in die zin dat [minderjarige] vanaf die datum bij de vader verblijft: eens in de twee weken van vrijdag uit school tot maandag naar school, alsmede de helft van de vakanties en feestdagen, conform de beschikking van 16 maart 2022;
beschouwt de werkzaamheden van de bijzondere curator in deze procedure zes weken na de datum van deze beschikking als beëindigd;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het anders of meer verzochte.
Dit is een beslissing van de kinderrechter, mr. T. Dopheide, in samenwerking met de griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 mei 2023.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 6 juni 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.