In deze zaak heeft verzoeker op 5 mei 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door verweerder, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), op zijn aanvraag van 26 juli 2022. Deze aanvraag betrof een besluit over de melding van verslechtering van zijn gezondheid. Het beroep is geregistreerd onder zaaknummer UTR 23/1842. Op 10 mei 2023 heeft verzoeker ook een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend, geregistreerd onder zaaknummer UTR 23/1880. Op 17 mei 2023 heeft verweerder alsnog een besluit genomen, waarbij aan verzoeker met terugwerkende kracht vanaf 18 mei 2022 een uitkering op basis van de Inkomensvoorziening voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA) is toegekend. Hierop heeft verzoeker zijn beroep en verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken en verzocht om restitutie van het door hem betaalde griffierecht in de beroepszaak. Verweerder heeft de rechtbank op 22 mei 2023 verzocht om een uitspraak te doen over de vergoeding van het griffierecht en eventuele proceskosten.
De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig was. Aangezien verweerder alsnog een besluit heeft genomen, is verzoeker tegemoetgekomen in zijn verzoek en heeft hij zijn beroep ingetrokken. De rechtbank heeft overwogen dat, omdat verzoeker geen advocaat of andere professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld, er geen kosten voor rechtsbijstand zijn die voor vergoeding in aanmerking komen. Wel is verweerder op grond van de wet verplicht om het griffierecht van € 50,- aan verzoeker te vergoeden. De rechtbank heeft dan ook besloten dat verweerder dit griffierecht aan verzoeker moet terugbetalen.