ECLI:NL:RBMNE:2023:2665

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 juni 2023
Publicatiedatum
6 juni 2023
Zaaknummer
16-034858-22
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op vordering tot tenuitvoerlegging van voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden

Op 6 juni 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, uitspraak gedaan in de zaak met parketnummer 16-034858-22. De rechtbank heeft een beslissing genomen op de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf aan de veroordeelde, geboren in 1968 en momenteel gedetineerd. De veroordeelde was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 16 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden die onder andere inhielden dat zij zich diende te laten opnemen in een forensisch psychiatrische instelling en geen drugs of alcohol mocht gebruiken. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie deels toegewezen en de behandeling van de vordering voor het overige aangehouden tot een latere zitting.

Tijdens de zitting op 8 mei 2023 is de voortgang van de behandeling van de veroordeelde besproken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde per 9 mei 2023 kan worden opgenomen in een zorginstelling en dat zij bereid is haar behandeling voort te zetten. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie voor het overige afgewezen, zodat de veroordeelde kan voldoen aan de bijzondere voorwaarden van de eerdere veroordeling. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de bijzondere voorwaarden te wijzigen en heeft deze in stand gelaten. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en oudste rechter niet in staat waren de beslissing te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-034858-22(TUL BIJZ)
Beslissing op grond van artikel 6:6:21, eerste lid, onder a, van het Wetboek van Strafvordering van de meervoudige kamer voor strafzaken van 8 mei 2023
op de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf in de zaak tegen:
[veroordeelde],
geboren op [geboortedatum] 1968 te [geboorteplaats] ,
op dit moment gedetineerd te [verblijfplaats]
hierna: veroordeelde.

1.De stukken

De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier bevindende stukken, waaronder:
- het onherroepelijk geworden vonnis van de meervoudige kamer in deze rechtbank van 26 augustus 2022 in de zaak tegen veroordeelde met voormeld parketnummer, waarbij veroordeelde is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 16 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Aan deze voorwaardelijke straf heeft de rechtbank - voor zover hier van belang - de bijzondere voorwaarden verbonden dat veroordeelde:
* zich laat opnemen in forensisch psychiatrische afdeling [instelling 1] te [plaats 1] of een soortgelijke zorginstelling (een FPA of FVK), te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt, maar maximaal 12 maanden. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
* geen drugs gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod. De controle gebeurt
met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd. Bij overtreding van het drugsverbod beslist de reclassering over een
passende sanctie;
* verdachte gebruikt geen alcohol en werkt mee aan urineonderzoek, alcoholband en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering
bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd. Bij
overtreding beslist de reclassering over een passende sanctie;
- de mededeling als bedoeld in artikel 366a, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering die op 8 september 2022 per post aan veroordeelde is toegezonden;
- het advies van GGZ Reclassering Inforsa van 1 maart 2023 tot tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijk opgelegde straf;
- de beslissing van de rechter-commissaris van 2 maart 2023 tot voorlopige tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf;
- de op 9 maart 2023 ter griffie ingekomen vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijk opgelegde straf;
- de beslissing van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 28 maart 2023 tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering tenuitvoerlegging en aanhouding van de behandeling van de vordering voor het overige tot de zitting van 8 mei 2023;
- het emailbericht van 26 april 2023 van reclasseringswerker E.M. van der Pluijm;
- het emailbericht van 4 mei 2023 van een medewerker van het OM waarin wordt vermeld dat de bevestiging is ontvangen dat mevrouw [veroordeelde] vanaf 9 mei 2023 terecht kan bij [instelling 2] ;
- de overige stukken die zich in het dossier bevinden.

2.Het onderzoek ter terechtzittingEerdere zitting

Het onderzoek is gehouden ter openbare terechtzitting van 28 maart 2023. De rechtbank heeft bij beslissing van 28 maart 2023, voor zover hier van belang, de vordering deels toegewezen
voor de duur van 10 weken, met aftrek van de duur van de vrijheidsbeneming die veroordeelde reeds heeft ondergaan uit hoofde van artikel 6.6.20 Sv, te weten vanaf 28 februari 2023;
Tevens is de behandeling van de vordering voor het overige aangehouden tot de terechtzitting van 8 mei 2023 om 9.00 uur.
Het onderzoek is voortgezet ter openbare terechtzitting van 8 mei 2023. Daarbij zijn gehoord:
- de officier van justitie mr. F.E. Leeman;
- de veroordeelde bijgestaan door haar raadsman, mr. F.M.R. Ilahibaks, advocaat te Utrecht;
- E.M. van der Pluijm, reclasseringswerker.

3.De rapportage en de toelichting daarop

Voor de inhoud van het adviesrapport van 1 maart 2023 wordt verwezen naar de beslissing van de rechtbank van 28 maart 2023.
De reclasseringswerker heeft, in aanvulling op het eerdere advies, per e-mail van 26 april 2023, het volgende aangegeven:
Veroordeelde heeft op 26 april 2023 een intake gehad met een [instelling 2] . Het was een prettig en hoopvol gesprek.
Voorafgaand aan het intake gesprek heeft de regiebehandelaar van de [instelling 1]
- waar veroordeelde eerder werd behandeld - met betrekking tot de behandeling van veroordeelde aangegeven dat van belang is dat een goede basis wordt gelegd met de therapieën (Schematherapie en verslavingsbehandeling), zodat er een grote kans is dat veroordeelde dit in ambulante vorm zal afronden. Het is niet de bedoeling dat de therapieën in de kliniek worden afgerond want met name de schematherapie kan jaren duren.
Veroordeelde is gemotiveerd voor de therapieën, maar ziet op tegen een klinische behandeling vanwege het gesloten karakter. Het spreekt haar aan dat er mogelijkheden zijn voor vrijwilligerswerk. De opnamecoördinator wil geen termijnen verbinden aan de behandeling omdat het om de inhoud van de behandeling gaat.
Op 4 mei 2023 heeft de [instelling 2] bevestigd dat veroordeelde daar vanaf 9 mei 2023 terecht kan.
De reclasseringswerker heeft ter zitting aangegeven dat veroordeelde wordt aangemeld voor begeleid wonen zodat zij haar behandeling die zij per 9 mei 2023 in klinische vorm zal aanvangen, aansluitend in ambulante vorm zal kunnen voortzetten.

4.De standpunten

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter zitting gevorderd om de vordering tot tenuitvoerlegging voor het overige af te wijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ter terechtzitting aangevoerd dat de vordering voor het overige dient te worden afgewezen.

5.Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank overweegt, in aanvulling op haar beslissing van 28 maart 2023, dat veroordeelde per 9 mei 2023 kan worden opgenomen in [instelling 2] . Veroordeelde heeft ter zitting aangegeven dat zij bereid is in [plaats 2] haar behandeling voort te zetten, hoewel zij ook heeft aangegeven dat het moeilijk voor haar is dat ze in de kliniek geen ‘eigen plek’ zal hebben en zij er rekening mee houdt dat van haar te veel sociaal wenselijk gedrag zal worden gevergd.
De rechtbank heeft in haar vonnis van 26 augustus 2022 bepaald dat veroordeelde haar medewerking dient te verlenen aan een klinische behandeling en daarbij bepaald dat deze behandeling zolang duurt als de reclassering nodig vindt, maar maximaal 12 maanden. De rechtbank vindt het thans van belang dat veroordeelde die behandeling, die door de tenuitvoerlegging gedurende een periode onderbroken is geweest, per 9 mei 2023 voortzet in de kliniek in [plaats 2] .
De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat de vordering, die op 28 maart 2023 deels (voor 10 weken vanaf 28 februari 2023) is toegewezen, voor het overige dient te worden afgewezen zodat veroordeelde per 9 mei 2023 weer zal kunnen voldoen aan de onder 1 weergegeven bijzondere voorwaarden van de veroordeling van 26 augustus 2022.
De rechtbank ziet geen aanleiding tot wijziging van de bijzondere voorwaarden van de veroordeling van 26 augustus 2022 en laat deze in stand.

6.De beslissing

De rechtbank:
- wijst, met inachtneming van de beslissing van 28 maart 2023, de vordering voor het overige af.
Deze beslissing is genomen door mr. O. Böhmer, voorzitter, mrs. A. Werner en L.M.M. Heppe, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.E. van Wiggen – van der Hoek, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 mei 2023.
De voorzitter en oudste rechter zijn buiten staat deze beslissing te ondertekenen.