ECLI:NL:RBMNE:2023:2620

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 juni 2023
Publicatiedatum
5 juni 2023
Zaaknummer
16.210462.22
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van medeplegen van een poging tot afpersing met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

Op 6 juni 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland in Lelystad uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van een poging tot afpersing. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 19 augustus 2022 samen met een medeverdachte heeft geprobeerd om door geweld en bedreiging met geweld een slachtoffer te dwingen tot de afgifte van geld. De verdachte heeft het slachtoffer bedreigd met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en heeft hem geduwd. De rechtbank heeft het bewijs dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastelegging als wettig en overtuigend bewezen verklaard. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een contactverbod met het slachtoffer. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoonlijke situatie van de verdachte, waaronder eerdere veroordelingen en psychosociale problematiek. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een hogere straf had geëist, afgewezen en een lagere straf opgelegd, mede omdat er een geslaagd mediationtraject heeft plaatsgevonden tussen de verdachte en het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.210462.22 (P)

Vonnis van de meervoudige kamer van 6 juni 2023

in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1980 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [woonplaats] .

ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 mei 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. F.E. Leeman en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. W. van Vliet, advocaat te Amsterdam-Duivendrecht, naar voren hebben gebracht.

TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 19 augustus 2022 te [plaats] , samen met een ander, heeft geprobeerd om door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot afgifte van geld dat aan [slachtoffer] toebehoorde.

VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

WAARDERING VAN HET BEWIJS

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft geen verweer gevoerd met betrekking tot het bewijs van het ten laste gelegde.

Het oordeel van de rechtbank

Bewijsmiddelen [1]
Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat hij op 19 augustus 2022 om 13.38 uur van [verdachte] (hierna: [verdachte] ) een sms ontving waarin stond dat hij nog een verrassing voor hem heeft en dat hij dat helemaal niet leuk gaat vinden. Die dag kwam [verdachte] om 16.00 uur de zaak (de rechtbank begrijpt: [bedrijf] te [vestigingsplaats] , waarvan aangever eigenaar is) binnen. Hij riep: ‘Waar is [slachtoffer] ’, waar hij aangever mee bedoelde. [verdachte] liep terug en riep er iemand bij. Op dat moment zag aangever [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) binnenkomen. [verdachte] deed de schuifdeuren dicht zodra [medeverdachte] binnen was en deed de deuren door middel van de haak op slot. Aangever zag dat [verdachte] ineens een wapen uit zijn broeksband trok en dit aan [medeverdachte] gaf. [medeverdachte] hield het wapen in zijn hand, met zijn armen achter zijn rug. [verdachte] zei tegen aangever dat hij mee moest naar buiten omdat er binnen camera’s hingen. [verdachte] schreeuwde: ‘Ik maak je af, ik heb niets te verliezen, jij hebt alles te verliezen, ik moet jou hebben, je bent een slechte moslim, ik maak je af’. [verdachte] , [medeverdachte] en aangever liepen naar buiten. [verdachte] kreeg toen het wapen weer terug van [medeverdachte] . [verdachte] stapte in een auto en bleef schreeuwen tegen aangever. Hij zei: ‘Ik maak je af, ik moet geld hebben, daag mij niet uit, ik pak jou, ik kom morgen terug om 10.00 uur’. [verdachte] zei dat het wapen geladen was en dat hij geen grappen maakte. [verdachte] kwam nog één keer de auto uit. Hij maakte zich groot, stapte op aangever af en gaf hem een duw. [2]
Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij als medewerker in het autobedrijf aanwezig was en dat hij omstreeks 16.00 uur hoorde roepen dat [verdachte] er was. Hij zag twee mannen de showroom binnenkomen. Hij zag dat [verdachte] doelgericht op aangever afliep. De andere man liep met [verdachte] mee. Er ontstond een flinke woordenwisseling. Hij hoorde [verdachte] tegen aangever schreeuwen dat hij nog geld van hem kreeg. Hij zag dat [verdachte] wegliep naar de voordeur van het pand en deze van binnenuit op slot deed. Hij liep naar de werkplaats en hoorde [verdachte] tegen aangever schreeuwen dat hij niets te verliezen had. Hij liep op een gegeven moment weer terug de showroom in en zag toen dat [verdachte] een vuurwapen in zijn hand had. [getuige] heeft vroeger op een schietvereniging gezeten en herkent vuurwapens. Vanuit de werkplaats hoorde hij nog luid geschreeuw uit de showroom komen. Kort hierna hoorde hij dat het geschreeuw zich naar buiten verplaatste. [3]
Uit het proces-verbaal dat de camerabeelden beschrijft die door aangever zijn aangeleverd, volgt dat [verdachte] de zaak binnenkwam en contact zocht met iemand buiten beeld. Vervolgens kwam [medeverdachte] in beeld, die een glimlach op zijn gezicht kreeg bij het passeren van [verdachte] . [verdachte] is twintig seconden buiten geweest en kwam weer terug de zaak in lopen. [verdachte] en aangever gingen met elkaar in gesprek. Aangever draaide zich om en wilde weglopen. [verdachte] draaide zich om naar [medeverdachte] en haalde een op een vuurwapen gelijkend voorwerp uit zijn broeksband. Hij gaf dit vuurwapen aan [medeverdachte] . [medeverdachte] pakte dit wapen aan met de hand waaraan hij een handschoen droeg en hield het wapen achter zijn rug. [medeverdachte] liep constant mee met [verdachte] en aangever en ging op korte afstand van hen staan. [4]
In het proces-verbaal dat een beschrijving geeft van de camerabeelden van buiten het bedrijf is door verbalisant geverbaliseerd dat [verdachte] een persoon die bij de ingang van [bedrijf] staat een duw geeft tegen diens bovenlijf. [5]
[verdachte] heeft ter terechtzitting verklaard dat hij samen met [medeverdachte] naar het bedrijf van aangever is gegaan om de beloning te krijgen die hij nog tegoed had. [6] Bij de rechter-commissaris heeft [verdachte] verklaard dat hij een woordenwisseling had met aangever, waarbij er geschreeuw ontstond onder elkaar. [7]
[medeverdachte] heeft bij de politie verklaard dat [verdachte] hem vroeg om hem naar zijn oude baas te brengen, die een autobedrijf heeft in [vestigingsplaats] . Daar hoorde hij [verdachte] tegen aangever roepen: ‘Ik maak jou dood, je moet mij betalen’. Hij zag dat [verdachte] een wapen trok, hij haalde dit bij zijn heup vandaan. [verdachte] riep tegen [medeverdachte] dat hij het wapen moest vasthouden. [medeverdachte] pakte het wapen aan. Kort daarna pakte [verdachte] het weer terug. Buiten gaf [verdachte] aangever een duw. [8]
Op grond van de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank het aan verdachte ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.

BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op tijdstippen op 19 augustus 2022 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van geld dat aan die [slachtoffer] toebehoorde
- omstreeks 13.38 uur die [slachtoffer] een sms-bericht heeft gestuurd met daarin dat hij nog een verrassing voor die [slachtoffer] heeft en dat die [slachtoffer] dat helemaal niet leuk gaat vinden en
- omstreeks 16.00 uur het bedrijfspand van die [slachtoffer] is binnengegaan en vervolgens de schuifdeuren achter zich dicht en op de haak heeft gedaan en
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp uit zijn broeksband heeft getrokken en heeft vastgehouden en
- tegen die [slachtoffer] meerdere malen, heeft geschreeuwd/gezegd: “Ik maak je af, ik heb niets te verliezen, jij hebt alles te verliezen, ik moet jou hebben, je bent een slechte moslim, ik maak je af” en “ik maak je af, ik moet geld hebben, daag mij niet uit, ik pak jou, ik kom morgen terug om 10.00 uur” en dat het wapen geladen was en dat hij geen grappen maakte,
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en
- die [slachtoffer] heeft geduwd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

OPLEGGING VAN STRAF

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van achttien maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met daarbij de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft bepleit om aan verdachte een straf op te leggen waarbij hij niet opnieuw vast komt te zitten. Dit kan in combinatie met een voorwaardelijke straf en een taakstraf.

Het oordeel van de rechtbank

Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich, samen met een ander, schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing van zijn voormalige werkgever. Volgens verdachte staat het bewezenverklaarde in verband met een persoonlijk conflict dat tussen hen beiden speelde, waarbij verdachte nog geld tegoed zou hebben van het slachtoffer. Verdachte is samen met zijn medeverdachte naar het autobedrijf van het slachtoffer gegaan en heeft daar richting het slachtoffer verbale bedreigingen geuit en gezegd dat hij geld wilde. Op enig moment heeft verdachte een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tevoorschijn gehaald en dat, zichtbaar voor de personen die in de autogarage aanwezig waren, aan de medeverdachte overhandigd. Later heeft hij het slachtoffer buiten het bedrijf nog een duw gegeven.
Verdachte heeft met zijn handelen laten zien dat hij geen respect heeft voor de (lichamelijke) integriteit en de gevoelens van anderen, en evenmin voor andermans eigendommen. Hij heeft voor zowel het slachtoffer als voor de medewerkers van het autobedrijf, die ongewild getuige zijn geweest van het gebeuren, een angstige en intimiderende situatie gecreëerd. De rechtbank neemt verdachte dit kwalijk.
Bij de weging van de ernst neemt de rechtbank in aanmerking dat het optreden van verdachte en medeverdachte weliswaar bedreigend en intimiderend is geweest, maar dat zij ook vrij snel weer, zonder geld en uit eigen beweging, zijn vertrokken.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 3 mei 2023 betreffende verdachte. Daaruit blijkt dat verdachte eerder – maar niet recent – is veroordeeld, waaronder voor een overtreding van de Wet wapens en munitie.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van een reclasseringsadvies van 9 november 2022. De reclassering ziet een zorgelijk beeld ten aanzien van het psychosociaal functioneren van verdachte, wat risicoverhogend kan zijn. Er lijkt sprake te zijn van psychische problematiek en van schuldenproblematiek, onzekerheid over zijn woonsituatie en verdachte lijkt niet terug te kunnen vallen op een sociaal of familiair netwerk. Hij heeft geen dagbesteding en er zijn vermoedens van middelenmisbruik. Hoewel de reclassering geen relatie kan leggen met de verdenking, zijn deze factoren voldoende voor het inzetten van een verplicht reclasseringscontact en een behandeling. Het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld tot hoog. De reclassering adviseert aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden: 1) meldplicht bij de reclassering; 2) ambulante behandeling; 3) meewerken aan middelencontrole; 4) contactverbod met aangever en 5) locatieverbod, namelijk voor een straal van 500 meter van het bedrijf van aangever.
De straf
De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf in het voordeel van verdachte meegewogen dat er tussen verdachte en aangever inmiddels een geslaagd mediationtraject heeft plaatsgevonden, waarbij tussen hen ook afspraken zijn gemaakt.
Alles afwegende acht de rechtbank en gevangenisstraf van negen maanden, met aftrek van het voorarrest, zij passend en geboden. Een gedeelte daarvan, namelijk vier maanden, zal voorwaardelijk worden opgelegd, met een proeftijd van twee jaren. Daarmee beoogt de rechtbank verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te begaan. Bovendien vindt de rechtbank het belangrijk dat verdachte de hulp en begeleiding krijgt zoals deze door de reclassering zijn geadviseerd. Daarom zal de rechtbank aan dit voorwaardelijk deel de door de reclassering geadviseerde voorwaarden verbinden. Uit het voorgaande volgt dat verdachte niet terug de gevangenis in moet.
De rechtbank legt daarmee een lagere straf op dan door de officier van justitie is geëist. De rechtbank heeft bij oplegging van deze straf aansluiting gezocht bij straffen die in soortgelijke zaken met soortgelijke omstandigheden zijn opgelegd.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank zal, gelet op de vrijheidsbenemende straf die aan verdachte wordt opgelegd, het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

BESLAG

Teruggave aan verdachte

De rechtbank zal teruggave gelasten aan verdachte van het in beslag genomen voorwerp, te weten € 486,50.

TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;

Strafbaarheid

- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;

Oplegging straf

- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 9 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
4 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 1978, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zich niet zal bevinden binnen een straat van 500 meter van het bedrijf van [slachtoffer] , gevestigd aan de [adres 2] te [vestigingsplaats] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zich zal melden bij Tactus Verslavingszorg op het adres [adres 3] te [vestigingsplaats] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zich onder behandeling zal stellen van Tactus of een soortgelijke zorginstelling, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zal meewerken aan controle van het gebruik van drugs om inzicht te krijgen in het middelengebruik en dit, indien nodig, te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het volgende voorwerp: € 486,50 (omschrijving: PL0900-2022242654-3034989);
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.A. Groeneveld, voorzitter, mr. H. den Haan en mr. V.C. Kool, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.M. van Zwet, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 juni 2023.
Mrs. Groeneveld en Den Haan zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Bijlage: de tenlastelegging

Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op één of meerdere tijdstippen op of omstreeks 19 augustus 2022 te [plaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n)
- ( omstreeks 13.38 uur) die [slachtoffer] een sms-bericht heeft gestuurd met daarin dat hij nog een verrassing voor die [slachtoffer] heeft en dat die [slachtoffer] dat helemaal niet leuk gaat vinden en/of
- ( omstreeks 16.00 uur) het bedrijfspand van die [slachtoffer] is binnengegaan en/of (vervolgens) de schuifdeur(en) achter zich dicht en/of op de haak heeft gedaan en/of
- een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) uit zijn broeksband heeft getrokken en/of heeft gericht op die [slachtoffer] en/of heeft vastgehouden en/of
- tegen die [slachtoffer] meerdere malen, althans eenmaal, heeft geschreeuwd/gezegd; “Ik maak je af, ik heb niets te verliezen, jij hebt alles te verliezen, ik moet jou hebben, je bent een slechte moslim, ik maak je af” en/of “ik maak je af, ik moet geld hebben, daag mij niet uit, ik pak jou, ik kom morgen terug om 10.00 uur) en/of dat het wapen geladen was en dat hij geen grappen maakte, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer] heeft geduwd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 23 september 2022, genummerd MD2R022117, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 158. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 49 t/m 51.
3.Pagina’s 95 t/m 96.
4.Pagina’s 87 t/m 89.
5.Pagina 110.
6.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 23 mei 2023.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte door de RC d.d. 22 augustus 2022.
8.Pagina’s 14, 15 en 16.