ECLI:NL:RBMNE:2023:2619

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 juni 2023
Publicatiedatum
5 juni 2023
Zaaknummer
16.210470.22 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van medeplegen van een poging tot afpersing met gevangenisstraf en voorwaarden

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 6 juni 2023 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die wordt beschuldigd van medeplegen van een poging tot afpersing. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 19 augustus 2022 samen met een medeverdachte, [A], heeft geprobeerd om [slachtoffer] onder bedreiging van geweld te dwingen tot de afgifte van geld. De rechtbank heeft het bewijs beoordeeld, waaronder verklaringen van de aangever en getuigen, en heeft geconcludeerd dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en [A]. De verdachte heeft een op een vuurwapen gelijkend voorwerp overhandigd gekregen van [A] en heeft dit voorwerp enige tijd bij zich gehouden tijdens de bedreigende situatie. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de poging tot afpersing in vereniging en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. De rechtbank heeft de teruggave van in beslag genomen geld gelast en het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.210470.22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 6 juni 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1988] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 mei 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. F.E. Leeman en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. W.J. Morra, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 19 augustus 2022 te [plaats] , samen met een ander, heeft geprobeerd om door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot afgifte van geld dat aan [slachtoffer] toebehoorde.
Subsidiair is dit ten laste gelegd als medeplichtigheid aan een poging tot afpersing door [A] .

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde. Daartoe is aangevoerd dat verdachte onvoldoende aandeel had in de uitvoering om als medepleger te worden aangemerkt en geen opzet had op het ten laste gelegde of op de behulpzaamheid daarbij.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat hij op 19 augustus 2022 om 13.38 uur van [A (voornaam)] (hierna: [A] ) een sms ontving waarin stond dat hij nog een verrassing voor hem heeft en dat hij dat helemaal niet leuk gaat vinden. Die dag kwam [A] om 16.00 uur de zaak (de rechtbank begrijpt: [onderneming] te [plaats] , waarvan aangever eigenaar is) binnen. Hij riep: ‘Waar is [.] ?’, waar hij aangever mee bedoelde. [A] liep terug en riep er iemand bij. Op dat moment zag aangever [verdachte (voornaam)] (hierna: [verdachte] ) binnenkomen. [A] deed de schuifdeuren dicht zodra [verdachte] binnen was en deed de deuren door middel van de haak op slot. Aangever zag dat [A] ineens een wapen uit zijn broeksband trok en dit aan [verdachte] gaf. [verdachte] hield het wapen in zijn hand, met zijn armen achter zijn rug. [A] zei tegen aangever dat hij mee moest naar buiten omdat er binnen camera’s hingen. [A] schreeuwde: ‘Ik maak je af, ik heb niets te verliezen, jij hebt alles te verliezen, ik moet jou hebben, je bent een slechte moslim, ik maak je af’. [A] , [verdachte] en aangever liepen naar buiten. [A] kreeg toen het wapen weer terug van [verdachte] . [A] stapte in een auto en bleef schreeuwen tegen aangever. Hij zei: ‘Ik maak je af, ik moet geld hebben, daag mij niet uit, ik pak jou, ik kom morgen terug om 10.00 uur’. [A] zei dat het wapen geladen was en dat hij geen grappen maakte. [A] kwam nog één keer de auto uit. Hij maakte zich groot, stapte op aangever af en gaf hem een duw. [2]
Getuige [B] heeft verklaard dat hij als medewerker in het autobedrijf aanwezig was en dat hij omstreeks 16.00 uur hoorde roepen dat [A] er was. Hij zag twee mannen de showroom binnenkomen. Hij zag dat [A] doelgericht op aangever afliep. De andere man liep met [A] mee. Er ontstond een flinke woordenwisseling. Hij hoorde [A] tegen aangever schreeuwen dat hij nog geld van hem kreeg. Hij zag dat [A] wegliep naar de voordeur van het pand en deze van binnenuit op slot deed. Hij liep naar de werkplaats en hoorde [A] tegen aangever schreeuwen dat hij niets te verliezen had. Hij liep op een gegeven moment weer terug de showroom in en zag toen dat [A] een vuurwapen in zijn hand had. [B] heeft vroeger op een schietvereniging gezeten en herkent vuurwapens. Vanuit de werkplaats hoorde hij nog luid geschreeuw uit de showroom komen. Kort hierna hoorde hij dat het geschreeuw zich naar buiten verplaatste. [3]
Uit het proces-verbaal dat de camerabeelden beschrijft die door aangever zijn aangeleverd, volgt dat [A] de zaak binnenkwam en contact zocht met iemand buiten beeld. Vervolgens kwam [verdachte] in beeld, die een glimlach op zijn gezicht kreeg bij het passeren van [A] . [A] is twintig seconden buiten geweest en kwam weer terug de zaak in lopen. [A] en aangever gingen met elkaar in gesprek. Aangever draaide zich om en wilde weglopen. [A] draaide zich om naar [verdachte] en haalde een op een vuurwapen gelijkend voorwerp uit zijn broeksband. Hij gaf dit vuurwapen aan [verdachte] . [verdachte] pakte dit wapen aan met de hand waaraan hij een handschoen droeg en hield het wapen achter zijn rug. [verdachte] liep constant mee met [A] en aangever en ging op korte afstand van hen staan. [4]
In het proces-verbaal dat een beschrijving geeft van de camerabeelden van buiten het bedrijf is door verbalisant geverbaliseerd dat [A] een persoon die bij de ingang van [onderneming] staat een duw geeft tegen diens bovenlijf. [5]
[verdachte] heeft ter terechtzitting verklaard dat [A] hem vroeg om hem naar het bedrijf van aangever te brengen om geld op te halen. [A] en aangever kregen ruzie met elkaar en op een zeker moment gaf [A] een pistool aan [verdachte] . De aangever heeft dit wapen gezien. Later gaf [verdachte] het wapen weer terug aan [A] . [6] Bij de politie verklaarde [verdachte] dat hij [A] tegen aangever hoorde roepen: ‘Ik maak jou dood, je moet mij betalen’.
Buiten gaf [A] aangever een duw. [7]
Bewijsoverweging
Op grond van de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank de aan verdachte primair ten laste gelegde poging tot afpersing in vereniging wettig en overtuigend bewezen. Daartoe overweegt zij het volgende.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen bewezen kan worden verklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde het volgende af. Verdachte is samen met [A] naar het autobedrijf van aangever gereden, wetende dat [A] bij aangever geld wilde gaan ophalen. In het autobedrijf kregen [A] en aangever vrijwel direct ruzie, waarbij door [A] tegen aangever verbaal bedreigingen zijn geuit. Op enig moment heeft [A] aan verdachte een op een vuurwapen gelijkend voorwerp overhandigd, wat door aangever is gezien, en verdachte heeft dit voorwerp enige tijd bij zich gehouden. Terwijl de ruzie nog gaande en de situatie dus niet veilig was, heeft verdachte dit voorwerp weer aan [A] teruggegeven. Verdachte heeft steeds op korte afstand van [A] en aangever gestaan, hij is er ook steeds bijgebleven en heeft zich niet gedistantieerd. Anders dan door de raadsman is betoogd was er ook voldoende ruimte voor verdachte om zich te distantiëren, gelet op de afstand tussen verdachten en de balie zoals te zien op de camerabeelden.
Verdachte heeft verklaard dat hij verrast werd door de ruzie en dat hij erbij bleef staan om ervoor te zorgen dat er niets ergers zou gebeuren. De rechtbank oordeelt echter dat deze intentie zich niet laat rijmen met het feit dat verdachte het op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan [A] heeft overgegeven terwijl de ruzie nog gaande was. De rechtbank oordeelt voorts dat verdachte met zijn aanwezigheid heeft bijgedragen aan een voor aangever bedreigende situatie. Dit in combinatie met het aanpakken, bij zich houden en tijdens de ruzie weer teruggeven van het op een vuurwapen gelijkend voorwerp, levert een voldoende nauwe en bewuste samenwerking op tussen verdachte en zijn medeverdachte die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Hiervoor hoeft niet vast te staan dat er tevoren precieze afspraken zijn gemaakt. Een al dan niet stilzwijgende samenwerking op het moment zelf volstaat.
Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op tijdstippen op 19 augustus 2022 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van geld dat aan die [slachtoffer] toebehoorde
- omstreeks 13.38 uur die [slachtoffer] een sms-bericht heeft gestuurd met daarin dat hij nog een verrassing voor die [slachtoffer] heeft en dat die [slachtoffer] dat helemaal niet leuk gaat vinden en
- omstreeks 16.00 uur het bedrijfspand van die [slachtoffer] is binnengegaan en vervolgens de schuifdeuren achter zich dicht en op de haak heeft gedaan en
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp uit zijn broeksband heeft getrokken en heeft vastgehouden en
- tegen die [slachtoffer] meerdere malen, heeft geschreeuwd/gezegd: “Ik maak je af, ik heb niets te verliezen, jij hebt alles te verliezen, ik moet jou hebben, je bent een slechte moslim, ik maak je af” en “ik maak je af, ik moet geld hebben, daag mij niet uit, ik pak jou, ik kom morgen terug om 10.00 uur” en dat het wapen geladen was en dat hij geen grappen maakte,
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en
- die [slachtoffer] heeft geduwd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
Primair:
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
- een taakstraf van 120 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 60 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich, samen met een ander, schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing van de voormalige werkgever van zijn medeverdachte. Volgens de medeverdachte staat het bewezenverklaarde in verband met een persoonlijk conflict dat tussen hen beiden speelde, waarbij de medeverdachte nog geld tegoed zou hebben van het slachtoffer. Verdachte is samen met medeverdachte naar het autobedrijf van het slachtoffer gegaan en door de medeverdachte zijn daar richting het slachtoffer verbale bedreigingen geuit en is gezegd dat hij geld wilde. Op enig moment heeft de medeverdachte een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tevoorschijn gehaald en dat, zichtbaar voor de personen die in de autogarage aanwezig waren, aan verdachte overhandigd. Verdachte heeft dat voorwerp bij zich gehouden en het, terwijl de ruzie nog gaande was, weer aan de medeverdachte teruggegeven. Later heeft het slachtoffer buiten het bedrijf nog een duw gekregen.
Verdachte heeft met zijn handelen laten zien dat hij geen respect heeft voor de (lichamelijke) integriteit en de gevoelens van anderen, en evenmin voor andermans eigendommen. Hij heeft voor zowel het slachtoffer als voor de medewerkers van het autobedrijf, die ongewild getuige zijn geweest van het gebeuren, een angstige en intimiderende situatie gecreëerd. De rechtbank neemt verdachte dit kwalijk.
Bij de weging van de ernst neemt de rechtbank in aanmerking dat het optreden van verdachte en medeverdachte weliswaar bedreigend en intimiderend is geweest, maar dat zij ook vrij snel weer, zonder geld en uit eigen beweging, zijn vertrokken.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 24 april 2023 betreffende verdachte. Daaruit volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van een reclasseringsadvies van 9 november 2022. Verdachte heeft geen zinvolle dagbesteding en moet rondkomen van een bijstandsuitkering. Vanuit de gemeente krijgt hij hulp bij het zoeken naar werk. Door de ontkenning van verdachte kan de reclassering geen uitspraken doen over mogelijke delict gerelateerde factoren en kan het risico op recidive niet worden ingeschat. Geadviseerd wordt om een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden. Interventies of toezicht vindt de reclassering niet geïndiceerd.
De straf
Alles afwegende vindt de rechtbank een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden. Een gedeelte daarvan, namelijk drie maanden, zal voorwaardelijk worden opgelegd, met een proeftijd van twee jaren. Dit betekent dat verdachte niet opnieuw vast komt te zitten. Met de voorwaardelijke straf beoogt de rechtbank verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te begaan. De rechtbank vindt het, mede gelet op het gewicht van zijn bijdrage aan de poging tot afpersing, niet nodig om daarnaast aan verdachte nog een taakstraf op te leggen.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank zal, gelet op de vrijheidsbenemende straf die aan verdachte wordt opgelegd, het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

9.BESLAG

Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal teruggave gelasten aan verdachte van het in beslag genomen voorwerp, te weten € 857,00. De rechtbank wijst erop dat er eveneens conservatoir beslag op dit geld rust.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het primair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;

Strafbaarheid

- verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;

Oplegging straf

- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 6 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
3 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;

Beslag

- gelast de teruggave aan verdachte van het volgende voorwerp: € 857,00 (omschrijving: PL0900-2022242654-G3033993);
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.A. Groeneveld, voorzitter, mr. H. den Haan en mr. V.C. Kool, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.M. van Zwet, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 juni 2023.
Mrs. Groeneveld en Den Haan zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op één of meerdere tijdstippen op of omstreeks 19 augustus 2022 te [plaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n)
- ( omstreeks 13.38 uur) die [slachtoffer] een sms-bericht heeft gestuurd met daarin dat
hij nog een verrassing voor die [slachtoffer] heeft en dat die [slachtoffer] dat helemaal niet leuk gaat vinden en/of
- ( omstreeks 16.00 uur) het bedrijfspand van die [slachtoffer] is binnengegaan en/of (vervolgens) de schuifdeur(en) achter zich dicht en/of op de haak heeft gedaan en/of
- een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) uit zijn broeksband heeft getrokken en/of heeft gericht op die [slachtoffer] en/of heeft vastgehouden en/of
- tegen die [slachtoffer] meerdere malen, althans eenmaal, heeft geschreeuwd/gezegd; “Ik maak je af, ik heb niets te verliezen, jij hebt alles te verliezen, ik moet jou hebben, je bent een slechte moslim, ik maak je af” en/of “ik maak je af, ik moet geld hebben, daag mij niet uit, ik pak jou, ik kom morgen terug om 10.00 uur) en/of dat het wapen geladen was en dat hij geen grappen maakte, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer] heeft geduwd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[A] op één of meerdere tijdstippen op of omstreeks 19 augustus 2022 te [plaats] ter uitvoering van het door hem, [A] , voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte toebehoorde
- ( omstreeks 13.38 uur) die [slachtoffer] een sms-bericht heeft gestuurd met daarin dat hij nog een verrassing voor die [slachtoffer] heeft en dat die [slachtoffer] dat helemaal niet leuk gaat vinden en/of
- ( omstreeks 16.00 uur) het bedrijfspand van die [slachtoffer] is binnengegaan en/of
(vervolgens) de schuifdeur(en) achter zich dicht en/of op de haak heeft gedaan en/of
- een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) uit zijn broeksband heeft getrokken en/of heeft gericht op die [slachtoffer] en/of heeft vastgehouden en/of
- tegen die [slachtoffer] meerdere malen, althans eenmaal, heeft geschreeuwd/gezegd; “Ik maak je af, ik heb niets te verliezen, jij hebt alles te verliezen, ik moet jou hebben, je bent een slechte moslim, ik maak je af” en/of “ik maak je af, ik moet geld hebben, daag mij niet uit, ik pak jou, ik kom morgen terug om 10.00 uur) en/of dat het wapen geladen was en dat hij geen grappen maakte, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer] heeft geduwd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 19 augustus 2022 te [plaats] , opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door
- met zijn voertuig [A] te vervoeren naar dat bedrijfspand en/of
- met die [A] dat bedrijfspand binnen te gaan en/of
- ( nadat door die [A] de schuifdeur(en) achter hem/hen dicht en/of op de haak was/waren gedaan) een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) aan te nemen van die [A] en/of na enige tijd weer aan die [A] terug te geven en/of
- die [A] te vervoeren vanaf het bedrijfspand.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 23 september 2022, genummerd MD2R022117, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 158. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 49 t/m 51.
3.Pagina’s 95 t/m 96.
4.Pagina’s 87 t/m 89.
5.Pagina 110.
6.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 23 mei 2023.
7.Pagina’s 15 en 16.