ECLI:NL:RBMNE:2023:2601

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 juni 2023
Publicatiedatum
2 juni 2023
Zaaknummer
557518 / HA RK 23-105
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verschoning
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrondverklaring van een verzoek tot verschoning in een civiele procedure

Op 2 juni 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, in de persoon van de verschoningskamer, een verzoek tot verschoning van mr. M.A.A. ter Meer-Siebers, kinderrechter, ongegrond verklaard. Het verzoek tot verschoning was ingediend in het kader van een aanstaande behandeling van een bodemzaak, waarvoor de verzoekster recent een beslissing had genomen op een verzoek om voorlopige voorzieningen. De verzoekster gaf aan dat zij zich kon voorstellen dat een van de partijen vreest voor vooringenomenheid, maar de verschoningskamer oordeelde dat de enkele subjectieve vrees van een partij niet voldoende is voor een verschoning. De verschoningskamer benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert. De verschoningskamer concludeerde dat de verzoekster niet aannemelijk had gemaakt dat er een schijn van partijdigheid bestond en verklaarde het verzoek tot verschoning ongegrond. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
VERSCHONINGSKAMER
Locatie: Utrecht
Zaaknummer/rekestnummer: 557518 / HA RK 23-105
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van verschoningszaken van 2 juni 2023
op het verzoek in de zin van artikel 40 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:
mr. M.A.A. ter Meer-Siebers,
kinderrechter,
(verder te noemen: verzoekster).

1.De procedure

1.1.
De meervoudige kamer voor de behandeling van verschoningszaken (verder: verschoningskamer) heeft op 30 mei 2023 het verzoek tot verschoning van verzoekster ontvangen in de zaak met zaaknummer C/16/552047 / FL RK 23/140.
1.2.
Er heeft geen mondelinge behandeling van het verzoek tot verschoning plaatsgevonden.
1.3.
De uitspraak is bepaald op vandaag.

2.Het verschoningsverzoek

2.1.
Verzoekster heeft aan haar verschoningsverzoek ten grondslag gelegd dat op 13 juni 2023 de behandeling van een bodemzaak bij haar gepland staat, in welke zaak verzoekster op 19 april 2023 op een verzoek voorlopige voorzieningen heeft beslist. Nu verzoekster zo recent nog heeft geoordeeld over het verzoek voorlopige voorzieningen, kan verzoekster het zich voorstellen dat de cliënt van mr. Van Riet vreest voor vooringenomenheid. Het lijkt haar daarom beter om zich te verschonen, zodat een andere rechter de bodemzaak op 13 juni 2023 kan behandelen.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 40 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen, kan verzoeken zich te mogen verschonen op grond van feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 36 Rv. Artikel 36 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
Verschoning is een middel ter verzekering van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter. Voorop dient te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de vrees dat daarvan sprake is objectief gerechtvaardigd is.
3.3.
Van de schijn van partijdigheid kan, geheel los van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in dat specifieke geval aan onpartijdigheid ontbreekt. Alsdan dient de rechter zich van een beslissing van de hoofdzaak te onthouden. Rechtzoekenden moeten immers vertrouwen kunnen stellen in het rechterlijk apparaat. Daarom valt onder omstandigheden ook rekening te houden met de uiterlijke schijn van partijdigheid of vooringenomenheid.
3.4.
Naar het oordeel van de verschoningskamer kunnen de door verzoekster aangevoerde redenen voor haar verzoek niet worden aangemerkt als een uitzonderlijke omstandigheid als bedoeld in overweging 3.2. Weliswaar blijkt uit het verzoek van verzoekster dat zij recent heeft beslist op een verzoek voorlopige voorzieningen en dat over de daar voorliggende kwestie binnenkort de behandeling van de bodemzaak gepland staat bij verzoekster. Verzoekster stelt echter ook in haar verzoek dat zij de bodemzaak op zijn eigen merites zou beoordelen. De verschoningskamer ziet geen reden om eraan te twijfelen dat verzoekster dat ook zal doen. Verder heeft verzoekster aangegeven dat zij zich kan voorstellen dat één van de partijen vreest voor vooringenomenheid. De enkele subjectieve vrees van een partij voor vooringenomenheid is echter onvoldoende voor een verschoning. Verzoekster heeft niet aannemelijk gemaakt dat de schijn kan bestaan dat het haar aan onpartijdigheid zal ontbreken. Het verzoek zal daarom ongegrond worden verklaard.
3.5.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zal de verschoningskamer het verzoek tot verschoning ongegrond verklaren.

4.De beslissing

De verschoningskamer:
4.1.
verklaart het verzoek tot verschoning ongegrond;
4.2.
draagt de griffier van de verschoningskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoekster, andere betrokken partijen, alsmede aan de voorzitter van de afdeling familierecht en de president van deze rechtbank;
Deze beslissing is gegeven door mr. R.C. Stijnen, voorzitter, mr. D. Wachter en mr. H.B.W. Beekman als leden van de verschoningskamer, bijgestaan door mr. L.C.J. van der Heijden, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 2 juni 2023.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.