ECLI:NL:RBMNE:2023:2577

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 juni 2023
Publicatiedatum
1 juni 2023
Zaaknummer
10437918 UV EXPL 23-96 GD/946
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de vordering tot ontruiming van een huurwoning in kort geding wegens gebrek aan spoedeisend belang

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 7 juni 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de Stichting BO-EX '91 (hierna: Bo-Ex) en een besloten vennootschap die optreedt als bewindvoerder van een onderbewindgestelde huurder. Bo-Ex vorderde ontruiming van de woning van de onderbewindgestelde, die sinds 30 december 2009 huurde, op basis van overlastmeldingen en vermoedens van woonfraude. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat er op dat moment geen spoedeisend belang meer was voor ontruiming, omdat de onderbewindgestelde tijdelijk in het ziekenhuis was opgenomen en er geen acute overlast meer was. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de situatie van de onderbewindgestelde, die onder bewind staat en kwetsbaar is, niet zodanig was dat de beslissing in de bodemprocedure niet kon worden afgewacht. De vordering tot ontruiming is afgewezen, en Bo-Ex is veroordeeld in de proceskosten. De zaak zal binnen afzienbare tijd in de bodemprocedure verder worden behandeld.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 10437918 UV EXPL 23-96 GD/946
Kort geding vonnis van 7 juni 2023
inzake
de stichting
Stichting BO-EX '91,
gevestigd te Utrecht,
verder ook te noemen Bo-Ex,
eisende partij,
gemachtigde: mr. J. Pellikaan,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] BVin haar hoedanigheid van bewindvoerder van [onderbewindgestelde] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen Bewindvoerder,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. M. Rotgans.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 t/m 6,
- de conclusie van antwoord met producties 1 t/m 3,
- de door de Bewindvoerder overgelegde producties 1 en 2,
- de mondelinge behandeling,
- de pleitnota van Bo-Ex,
- de pleitnota van de Bewindvoerder.
1.2.
Op 2 mei 2023 heeft mr. P.S. Elkhuizen-Koopmans, kantonrechter, bijgestaan door mr. G. Delissen, griffier, een mondelinge behandeling gehouden. Daarbij waren namens Bo-Ex aanwezig mevrouw [A] ( [functie 1] ) en de heer [B] ( [functie 2] bij Bo-Ex), bijgestaan door gemachtigde mr. J. Pellikaan. Namens de Bewindvoerder waren aanwezig mevrouw [C] en mevrouw [D] , bijgestaan door gemachtigde mr. M. Rotgans.
1.3.
Verder waren aanwezig mevrouw [E] (overlastmelder, wonende op de [straat] ), mevrouw [F] en mevrouw [G] (beiden [functie 3] bij de gemeente [.] ) en de heren [H] en [I] (beiden werkzaam bij [organisatie 1] ).
1.4.
Aan het eind van de mondelinge behandeling hebben partijen te kennen gegeven dat zij de zaak willen aanhouden omdat [onderbewindgestelde] recent met ernstige medische problemen in het ziekenhuis is opgenomen en onduidelijk is wanneer hij voldoende hersteld zal zijn. Bo-Ex is ermee akkoord gegaan om even af te wachten hoe deze situatie zich ontwikkelt. Afgesproken is dat zij daarover door de advocaat van de Bewindvoerder op de hoogte zal worden gehouden. De voorzieningenrechter heeft de zaak daarom aangehouden en aan Bo-Ex verzocht om haar op de hoogte te houden en aan te geven of zij al dan niet vonnis wenst.
1.5.
Op 16 mei 2023 heeft Bo-Ex meegedeeld dat er thans geen concreet zicht is op de situatie van [onderbewindgestelde] , dat er inmiddels twee weken verstreken zijn, er geen prognose van het ziekteverloop is en niet bekend is hoe snel het herstel zal gaan. Zij heeft daarom verzocht om vonnis te wijzen. De bewindvoerder is daarmee akkoord, maar wenst wel vermeld te zien dat [onderbewindgestelde] op dit moment nog in het ziekenhuis ligt.
1.6.
Bij e-mailbericht van 17 mei 2023 heeft de Bewindvoerder laten weten dat [onderbewindgestelde] door het ziekenhuis is aangemeld bij [verzorgingshuis] in [plaats 1] . Dit is een verzorgingshuis van het [organisatie 2] , waar hij verder kan herstellen. Over de datum waarop [onderbewindgestelde] overgebracht zal worden vindt nog overleg plaats met het ziekenhuis.
1.7.
Op 31 mei 2023 heeft Bo-Ex een e-mailbericht gestuurd met bijlagen die berichten bevatten van [organisatie 1] en van de broer en zus van [onderbewindgestelde] en die een medische verklaring bevat van een arts uit het ziekenhuis waar [onderbewindgestelde] was opgenomen.
1.8.
Hierna is bepaald dat vandaag vonnis wordt uitgesproken.

2.Waar gaat dit kort geding over?

2.1.
[onderbewindgestelde] huurt sinds 30 december 2009 van Bo-Ex de woning aan de [straat] [nummer] in [plaats 2] . [onderbewindgestelde] is sinds 10 september 2009 onder bewind gesteld.
2.1.
In de loop van 2021 ontving Bo-Ex overlastmeldingen over, met name, bezoekers van de woning van [onderbewindgestelde] . Daarnaast zijn er meldingen gedaan over woonfraude. Er zouden allerlei andere mensen in de woning verblijven en ook vermoedden omwonenden dat er prostitutie plaatsvond vanuit de woning. Op 8 december 2022 zijn tijdens een controle door de gemeente [.] twee dames aangetroffen in de woning van [onderbewindgestelde] , die daar volgens de controleurs een illegale sexinrichting dreven. Bovendien is gebleken dat [onderbewindgestelde] , voor zijn ziekenhuisopname, elders verbleef, hetgeen in strijd is met de verplichtingen uit de huurovereenkomst. Bo-Ex is daarop een bodemprocedure gestart waarin zij ontbinding van de huurovereenkomst vordert.
2.2.
Bo-Ex wil de beslissing in de bodemprocedure echter niet afwachten, omdat er nadien nieuwe klachten van omwonenden binnen zijn gekomen. Daarom vordert zij in dit kort geding, vooruitlopend op de bodemprocedure, ontruiming van de woning.

3.De beoordeling

3.1.
Voor toewijzing van de vordering tot ontruiming is slechts plaats indien in hoge mate waarschijnlijk is dat de bodemrechter, indien het geschil aan hem wordt voorgelegd, tot toewijzing van die vordering zal komen, terwijl bovendien sprake moet zijn van een zodanig ernstige tekortkoming dat de beslissing in de bodemzaak niet kan worden afgewacht.
3.2.
Bo-Ex stelt dat de situatie onhoudbaar is geworden en dat de overlast ook nadat de prostituees uit de woning zijn verwijderd door is blijven gaan. Omwonenden voelen zich onveilig en Bo-Ex heeft een verantwoordelijkheid ten opzichte van de andere huurders om een einde te maken aan de overlast die zij ervaren en om voor een leefbare omgeving te zorgen. Daarnaast moet zij als sociale verhuurder rekening houden met de belangen van andere huurders die met de huidige schaarste lang moeten wachten op een huurwoning. Hiermee had Bo-Ex bij het indienen van de aanvraag van dit kort geding voldoende aannemelijk gemaakt dat zij een spoedeisend belang heeft bij haar vordering. Kort voor de mondelinge behandeling is de situatie echter veranderd. [onderbewindgestelde] is op straat onwel geworden en met spoed opgenomen in het ziekenhuis.
3.3.
Met het verblijf van [onderbewindgestelde] elders zou er dan ook in beginsel een einde moeten zijn gekomen aan de overlast die werd veroorzaakt door [onderbewindgestelde] en/of zijn bezoekers, maar inmiddels is [onderbewindgestelde] weer thuis. Uit de door Bo-Ex op 30 mei 2023 overgelegde medische verklaring van 26 mei 2023 blijkt dat [onderbewindgestelde] die dag in goede conditie uit het ziekenhuis is ontslagen. Het verblijf van [onderbewindgestelde] in het gehuurde zal naar verwachting van korte duur zijn. In het mailbericht van 26 mei 2023 deelt [J] (casemanager bij [organisatie 1] ) aan de advocaat van de Bewindvoerder mee dat [onderbewindgestelde] is aangemeld bij de besloten afdeling [...] van [organisatie 1] en dat daar waarschijnlijk over anderhalve week plek is voor hem. Zoals Bo-Ex terecht stelt is er geen zekerheid over de exacte datum dat hij daar zal worden opgenomen, maar dat de opname nog maanden zal gaan duren acht de voorzieningenrechter, gelet op de berichtgeving van [organisatie 1] , onwaarschijnlijk.
3.4.
Totdat [onderbewindgestelde] wordt opgenomen lossen de broer en zus van [onderbewindgestelde] elkaar af om bij hem te kunnen zijn en ervoor te zorgen dat [onderbewindgestelde] geen hele dag meer alleen thuis is, zo hebben zij de advocaat van de Bewindvoerder in een mailbericht van 30 mei 2023 meegedeeld. Daarin geven zij ook aan dat [organisatie 3] dagelijks langs komt en dat [organisatie 1] twee keer per week op huisbezoek komt. Verder hebben zij met de buren gesproken om de situatie uit te leggen en volgens hen hebben die daar vrede mee. Ook zou [onderbewindgestelde] zich goed aan de gemaakte afspraken houden. Omdat [onderbewindgestelde] niet meer alleen thuis is en van zijn familie, [organisatie 3] en van [organisatie 1] zorg en begeleiding ontvangt, acht de voorzieningenrechter de kans erg klein dat er zolang deze zorg voortduurt opnieuw overlast zal ontstaan door [onderbewindgestelde] en/of bezoekers, illegale onderhuurders en prostituees. Van Bo-Ex zijn ook geen berichten ontvangen dat er weer sprake is van overlast.
3.5.
Nu de overlast, voor zover de voorzieningenrechter bekend, niet acuut meer is en aannemelijk is dat het verblijf van [onderbewindgestelde] in het gehuurde van zeer korte duur zal zijn, rijst de vraag of er een andere reden is op grond waarvan de woning met spoed ontruimd moet worden. Bo-Ex heeft in dat verband aangevoerd dat zij het zich als sociale verhuurder niet kan veroorloven om de woning van [onderbewindgestelde] lange tijd leeg te laten. De woningnood is hoog, sociale huurwoningen zijn schaars en de wachtlijsten zijn lang.
3.6.
De voorzieningenrechter erkent dat Bo-Ex een maatschappelijke verplichting heeft die maakt dat niet van haar verlangd kan worden dat zij haar woningen voor langere periodes vrijhoudt terwijl de huurder elders verblijft en onzeker is of die nog terugkeert naar de woning. Duidelijk is dat [onderbewindgestelde] vanwege zijn medische en psychische gezondheid zal worden opgenomen bij [organisatie 1] . Hoe lang die opname zal duren is onbekend, maar de kans dat [onderbewindgestelde] na afloop daarvan terug zal keren naar de woning acht de voorzieningenrechter klein. Tijdens de zitting is een beeld naar voren gekomen van een kwetsbare man van wie kwaadwillenden gemakkelijk misbruik kunnen maken. Hij staat al lange tijd onder bewind en [organisatie 1] heeft hem aangemeld voor beschermd wonen. Het lijkt dus te gaan om een man voor wie zelfstandig wonen geen reële optie (meer) is. Deze omstandigheden pleiten voor een ontruiming op korte termijn, maar de omstandigheid dat de advocaat van [onderbewindgestelde] , vanwege de medische en psychische gesteldheid van [onderbewindgestelde] nauwelijks de kans heeft gehad om de zaak met hem te bespreken, pleit daartegen. Daar komt bij dat de bodemprocedure die Bo-Ex heeft ingesteld binnen afzienbare tijd (op 16 juni 2023) behandeld zal worden. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter geeft dat de advocaat van de Bewindvoerder voldoende gelegenheid om alsnog met [onderbewindgestelde] te spreken en de zaak voor te bereiden en is dit ook gelet op de woningnood een acceptabele termijn.
3.7.
Op grond van het voorgaande komt de voorzieningenrechter tot het oordeel dat er op dit moment geen sprake is van een situatie die maakt dat de beslissing in de bodemprocedure niet kan worden afgewacht. De vordering wordt daarom afgewezen.
De proceskosten
3.8.
Bo-Ex heeft ongelijk gekregen en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de kant van de Bewindvoerder worden tot op heden begroot op
€ 793,- (tarief gemiddelde zaak) aan salaris gemachtigde.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
wijst de vordering af,
4.2.
veroordeelt Bo-Ex tot betaling van de proceskosten en begroot deze kosten aan de kant van de Bewindvoerder tot op heden op € 793,-,
4.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.S. Elkhuizen-Koopmans, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2023 door mr. I.L. Rijnbout.