In deze zaak heeft eiser op 1 juni 2021 een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het plaatsen van een dakkapel op zijn woning in [woonplaats]. De dakkapel werd op 14 juni 2021 geplaatst, maar het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stichtse Vecht heeft op 10 augustus 2021 medegedeeld dat de vergunning van rechtswege is verleend, omdat zij niet tijdig een beslissing had genomen. Echter, de welstandscommissie heeft op 29 juli 2021 een negatief advies uitgebracht, waarin werd gesteld dat de dakkapel niet voldeed aan de Welstandsnota Stichtse Vecht 2013. Dit leidde tot bezwaar van de buurman, waarna het college op 7 september 2022 het bezwaar gegrond verklaarde en de vergunning herroepte.
Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij de buurman zich als derde-partij terugtrok. De rechtbank heeft op 15 mei 2023 de zaak behandeld. De rechtbank oordeelde dat de dakkapel in strijd was met de welstandsnota, omdat deze meer dan 1,0 meter boven de dakgoot was geplaatst. Eiser voerde aan dat het college in strijd met het gelijkheidsbeginsel handelde, omdat er in de buurt andere dakkapellen waren die niet aan de eisen voldeden. De rechtbank oordeelde echter dat de situaties niet gelijk waren, omdat het om verschillende bestemmingsplannen ging.
Daarnaast stelde eiser dat het college hem had misleid over de goedkeuring van de dakkapel. De rechtbank volgde het college in de stelling dat het vertrouwensbeginsel niet van toepassing was, omdat de mededelingen van de projectontwikkelaar niet bindend waren voor het college. De rechtbank concludeerde dat het college terecht de omgevingsvergunning had geweigerd en verklaarde het beroep ongegrond. Eiser kreeg geen griffierecht terug en de uitspraak werd openbaar gemaakt op 2 juni 2023.