ECLI:NL:RBMNE:2023:2576

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 juni 2023
Publicatiedatum
1 juni 2023
Zaaknummer
22/4778
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • I.A.M. van Boetzelaer-Gulyas
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor dakkapel in strijd met welstandsnota

In deze zaak heeft eiser op 1 juni 2021 een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het plaatsen van een dakkapel op zijn woning in [woonplaats]. De dakkapel werd op 14 juni 2021 geplaatst, maar het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stichtse Vecht heeft op 10 augustus 2021 medegedeeld dat de vergunning van rechtswege is verleend, omdat zij niet tijdig een beslissing had genomen. Echter, de welstandscommissie heeft op 29 juli 2021 een negatief advies uitgebracht, waarin werd gesteld dat de dakkapel niet voldeed aan de Welstandsnota Stichtse Vecht 2013. Dit leidde tot bezwaar van de buurman, waarna het college op 7 september 2022 het bezwaar gegrond verklaarde en de vergunning herroepte.

Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij de buurman zich als derde-partij terugtrok. De rechtbank heeft op 15 mei 2023 de zaak behandeld. De rechtbank oordeelde dat de dakkapel in strijd was met de welstandsnota, omdat deze meer dan 1,0 meter boven de dakgoot was geplaatst. Eiser voerde aan dat het college in strijd met het gelijkheidsbeginsel handelde, omdat er in de buurt andere dakkapellen waren die niet aan de eisen voldeden. De rechtbank oordeelde echter dat de situaties niet gelijk waren, omdat het om verschillende bestemmingsplannen ging.

Daarnaast stelde eiser dat het college hem had misleid over de goedkeuring van de dakkapel. De rechtbank volgde het college in de stelling dat het vertrouwensbeginsel niet van toepassing was, omdat de mededelingen van de projectontwikkelaar niet bindend waren voor het college. De rechtbank concludeerde dat het college terecht de omgevingsvergunning had geweigerd en verklaarde het beroep ongegrond. Eiser kreeg geen griffierecht terug en de uitspraak werd openbaar gemaakt op 2 juni 2023.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/4778

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 juni 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stichtse Vecht

(gemachtigde: mr. M. Buyse).

Inleiding

1. Eiser heeft op 1 juni 2021 een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het plaatsen van een dakkapel in het lange dakvlak van zijn woning aan de [adres] in [woonplaats] . Op 14 juni 2021 heeft eiser de dakkapel geplaatst.
1.1.
Met het besluit van 10 augustus 2021 (het primaire besluit) heeft het college aan eiser medegedeeld dat de door hem gevraagde omgevingsvergunning van rechtswege is verleend, omdat het college niet binnen de wettelijke termijn een beslissing op de aanvraag heeft genomen. [1] Het college had namelijk uiterlijk op 28 juli 2021 een beslissing op de aanvraag moeten nemen. Daarna heeft de welstandscommissie op 29 juli 2021 een negatief advies uitgebracht. Volgens de welstandscommissie voldoet de aanvraag niet aan de bepalingen van de Welstandsnota Stichtse Vecht 2013. De dakkapel wordt hoog in het dakvlak geplaatst en dus niet tussen 0,5-1,0m boven de dakgoot. Ook past de dakkapel niet bij de woning en het omgevingsbeeld. De omgevingsvergunning van rechtswege is gepubliceerd.
1.2.
Tegen de verleende omgevingsvergunning aan eiser is door de buurman bezwaar gemaakt. Het huis van eiser grenst aan het huis van de bezwaarmaker.
1.3.
Met het besluit van 7 september 2022 (het bestreden besluit) heeft het college het bezwaar gegrond verklaard en de van rechtswege verleende omgevingsvergunning herroepen.
1.4.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. De buurman heeft zich als derde-partij in deze beroepsprocedure teruggetrokken. Het college heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 15 mei 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, zijn partner en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

2. Het beroep is ongegrond
.Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Standpunten partijen
3. Het college stelt zich op het standpunt dat de dakkapel strijdig is met het vastgestelde beleid van de gemeente, omdat het plaatsen van de dakkapel niet voldoet aan de bepalingen van de welstandsnota. Ook past het plan niet bij de woning en het omgevingsbeeld. Omdat de plaatsing van de dakkapel in strijd is met de bepalingen van de welstandsnota, moet het college de omgevingsvergunning weigeren.
3.1.
Eiser vindt, samengevat, dat het college op de hoogte was van de opties die werden aangeboden in het project door de projectontwikkelaar. Eiser was in de veronderstelling dat de aangeboden opties door de gemeente waren goedgekeurd. Verder is er volgens hem strijd met het gelijkheidsbeginsel. In [woonplaats] zijn veel huizen te vinden waar een dakkapel boven 1,0m boven de dakgoot is geplaatst. Ook vindt eiser dat de bezwaarfase lang heeft geduurd en dat de buurman strijdig met de bepalingen uit de leveringsakte heeft gehandeld.
Het geschil
4. De rechtbank moet aan de hand van wat partijen naar voren hebben gebracht, beoordelen of het bestreden besluit van het college juist is.
Het toetsingskader
5. Op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaan uit het bouwen van een bouwwerk.
5.1.
Artikel 2.10, eerste lid, aanhef onder d, van de Wabo bepaalt dat een aanvraag voor een omgevingsvergunning die betrekking heeft op de activiteit bouwen wordt geweigerd als de activiteit in strijd is met de redelijke eisen van welstand.
5.2.
De criteria voor dakkapellen zijn door de gemeenteraad vastgesteld in de Welstandsnota Stichtse Vecht 2013. Op basis van deze nota heeft de welstandscommissie een negatief advies uitgebracht, omdat onder meer de dakkapel te hoog in het dakvlak wordt geplaatst.
5.3.
Gelet op vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) mag het college aan een welstandsadvies in beginsel doorslaggevende betekenis toekennen. [2] Tenzij het advies naar inhoud of wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoont, dat het college het niet, of niet zonder meer, aan zijn oordeel over de welstand ten grondslag heeft mogen leggen, behoeft het overnemen van een welstandsadvies in beginsel geen nadere toelichting. Dit is anders, indien de aanvrager of een derde-belanghebbende een advies overlegt van een andere deskundige, dan wel gemotiveerd aanvoert dat het welstandsadvies in strijd is met de volgens de welstandsnota in acht te nemen criteria.
5.4.
De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat de geplaatste dakkapel in strijd is met de welstandsnota, omdat deze meer dan 1,0 m boven de dakgoot is geplaatst. Verder is de rechtbank niet gebleken dat aan de totstandkoming van het advies van de welstandscommissie gebreken kleven. Eiser heeft tegenover het advies van de welstandscommissie geen tegenadvies van een deskundige overgelegd. Het college heeft naar het oordeel van de rechtbank het advies aan het bestreden besluit ten grondslag mogen leggen.
Gelijkheidsbeginsel
6. Eiser voert aan dat in [woonplaats] diverse dakkapellen zijn te vinden die niet voldoen aan de gestelde voorwaarde tussen 0,5-1,0m boven de dakgoot van de redelijke eisen van welstand. Hiervoor verwijst hij naar foto’s met voorbeelden van huizen aan de [straat] . Volgens eiser heeft het college in strijd met het gelijkheidsbeginsel gehandeld.
6.1.
Het college vindt dat er geen sprake is strijd met het gelijkheidsbeginsel. Eiser heeft niet vermeld om welke adressen het aan de [straat] gaat. Volgens het college kan wel vastgesteld worden dat het bij de [straat] een ander bestemmingsplan is dan de onderhavige situatie. Daarom gaat het gelijkheidsbeginsel al niet op. De rechtbank kan het college hierin volgen. Het gelijkheidsbeginsel verplicht het college om gelijke gevallen gelijk te behandelen en ongelijke gevallen naar de mate waarin ze verschillen. De rechtbank moet dus beoordelen of bij de door eiser aangevoerde gevallen inderdaad sprake is van gevallen die gelijk zijn aan zijn aanvraag. Daarbij moet de rechtbank niet alleen beoordelen of feitelijk sprake is van gelijke gevallen, maar ook of op de aanvraag van eiser hetzelfde wettelijk kader van toepassing is als bij de beoordeling van de aanvragen voor die andere gevallen. Nu het in de gevallen waarnaar eiser verwijst het om een ander bestemmingsplan gaat, is er geen sprake van een gelijke situatie. De beroepsgrond slaagt niet.
Vertrouwensbeginsel
7. Eiser stelt dat het college nu pas aangeeft dat de dakkapel tussen 0,5-1,0m boven de dakgoot gesitueerd moet zijn. Het college was op de hoogte van de opties die werden aangeboden in het bouwproject. Ook heeft het college lange tijd over de bezwaarfase gedaan.
7.1.
De rechtbank vat de beroepsgrond van eiser op als een beroep op het vertrouwensbeginsel. Voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel is in de eerste plaats vereist dat de betrokkene aannemelijk maakt dat van de zijde van de overheid toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit de betrokkene in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden of en, zo ja, hoe het bestuursorgaan in een concreet geval een bevoegdheid zou uitoefenen. [3] Het college geeft aan dat hij niet gebonden is aan de opties die worden aangeboden door de projectontwikkelaar aan een particulier. De rechtbank volgt hierin het college. Naar het oordeel van de rechtbank reikt het vertrouwensbeginsel niet zo ver dat een mededeling van een private partij zoals de projectontwikkelaar is aan het college kan worden toegerekend, zoals eiser stelt. Daarbij merkt de rechtbank op dat de opties in de fase van de bouwontwikkeling werden aangeboden en dat in de vergunning van 4 juli 2019 aan de projectontwikkelaar niets staat over een dakkapel bij perceel [adres] (bouwnummer 18). Dat eiser op de zitting aangeeft dat hij in de veronderstelling was dat alles op de optielijst vergund was, doet daaraan niet af. Verder is de rechtbank van oordeel dat de lange periode van de bezwaarfase niet met zich meebrengt dat het college inhoudelijk een andere beslissing moet nemen. De beroepsgrond slaagt niet.
Evident privaatrechtelijke belemmering
8. Eiser voert aan dat de buurman door bezwaar te maken in strijd met erfdienstbaarheidbepalingen in de leveringsakte handelt.
8.1.
Voor het oordeel van de bestuursrechter dat een privaatrechtelijke belemmering aan de verlening van een omgevingsvergunning in de weg staat, bestaat slechts aanleiding wanneer deze een evident karakter heeft. [4] De burgerlijke rechter is immers de eerst aangewezene om de vraag te beantwoorden of een privaatrechtelijke belemmering in de weg staat aan de uitvoering van een activiteit. In dit geval gaat het om de vraag of er sprake is van strijdig handelen met bepalingen die in de leveringsakte staan. Het antwoord op de vraag of hiervan sprake is, kan niet zonder nader onderzoek worden gegeven. De burgerlijke rechter is de eerst aangewezene om die vraag te beantwoorden. Er is dan ook geen sprake van een evident privaatrechtelijke belemmering.

Conclusie en gevolgen

9. Het college heeft terecht de omgevingsvergunning aan eiser geweigerd. Het bestreden besluit kan standhouden.
10. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Van andere kosten is de rechtbank niet gebleken.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.A.M. van Boetzelaer-Gulyas, rechter, in aanwezigheid van mr. G.M.C.P. Maarhuis, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 juni 2023.
griffier
rechter
De griffier is verhinderd om de uitspraak te tekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
2.Zie de uitspraak van de Afdeling van 25 oktober 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BY0985.
3.Zie de uitspraak van de Afdeling van 29 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1694.
4.Zie de uitspraak van de Afdeling van 11 mei 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1274.