ECLI:NL:RBMNE:2023:2570

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 maart 2023
Publicatiedatum
1 juni 2023
Zaaknummer
UTR 22/1683 T2
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeslissing inzake herstel van medische beoordeling in WIA-zaak

In deze tussenbeslissing van de Rechtbank Midden-Nederland, uitgesproken op 17 maart 2023, wordt de voortgang van een WIA-zaak besproken. Eiseres, die sinds 29 december 2017 ziek is, heeft een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) ontvangen. Na een herbeoordeling in 2021 is zij voor 53,51% arbeidsongeschikt geacht. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van het Uwv, dat haar arbeidsongeschiktheid opnieuw heeft beoordeeld en haar nu voor 66,15% arbeidsongeschikt acht. De rechtbank heeft eerder geconstateerd dat het medische onderzoek door de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet zorgvuldig was en heeft het Uwv de gelegenheid gegeven om dit gebrek te herstellen.

In deze tussenbeslissing oordeelt de rechtbank dat het Uwv het gebrek heeft hersteld met een aanvullend rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De rechtbank concludeert dat de verzekeringsarts de informatie van de jobcoach van eiseres heeft beoordeeld en dat er geen nieuwe medische feiten zijn die de eerdere conclusies van de verzekeringsarts zouden ondermijnen. Eiseres heeft de rechtbank verzocht om haar de gelegenheid te geven om nieuwe medische informatie aan te dragen, wat de rechtbank toekent. Eiseres krijgt twaalf weken de tijd om haar standpunt nader te onderbouwen met nieuwe medische informatie, waarna het Uwv zes weken krijgt om hierop te reageren.

De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep, waarbij ook de proceskosten en het griffierecht nog niet worden behandeld. De rechtbank benadrukt dat het geding na deze tussenbeslissing beperkt blijft tot de beroepsgronden die eerder zijn besproken, om nodeloze vertraging te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/1683 T2

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 maart 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. B.J.M. de Leest)
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (het Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. E. Witte).

Inleiding

1. Deze tussenbeslissing van de rechtbank is het vervolg op de tussenuitspraak van 4 november 2022 (de tussenuitspraak). De rechtbank oordeelt in deze tussenbeslissing dat het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek in beginsel door het Uwv is hersteld met het aanvullende rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 24 november 2022. Eiseres heeft echter aangegeven dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep zich op gedateerde medische informatie baseert. Het is aan eiseres om meer recente medische informatie aan te dragen. De rechtbank zal eiseres in de gelegenheid stellen om dit te doen. De rechtbank legt deze beslissing hierna uit.
Voorgeschiedenis
2. Eiseres werkte als medewerker projectteam huishoudelijke hulp voor gemiddeld 26,25 uur per week. Op 29 december 2017 valt eiseres ziek uit voor dit werk. Per einde wachttijd krijgt zij een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekend. In 2021 heeft er een herbeoordeling plaatsgevonden. Na bezwaar is eiseres voor 53,51% arbeidsongeschikt geacht. Het Uwv heeft dit aan eiseres laten weten in de beslissing op bezwaar van 2 maart 2022.
3. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar. Naar aanleiding hiervan hebben de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep nogmaals onderzoek gedaan. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert dat eiseres meer beperkt is dan aangenomen in de FML van 18 februari 2022. Daarom heeft zij weer een nieuwe FML (de FML van 30 mei 2022) opgesteld. Aan de hand van deze FML concludeert de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep dat eiseres voor 66,15% arbeidsongeschikt moet worden beschouwd. Het Uwv heeft vervolgens op 22 juni 2022 een nieuwe beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) genomen.
4. Eiseres heeft haar beroep daarna gehandhaafd en haar beroepsgronden op 29 juli 2022 aangevuld. De zaak is behandeld op de zitting van 16 september 2022. Eiseres, haar gemachtigde en de gemachtigde van het Uwv waren hierbij aanwezig.
5. De rechtbank heeft vervolgens de tussenuitspraak gedaan en het Uwv in de gelegenheid gesteld om het geconstateerde gebrek herstellen.
6. Het Uwv heeft op 29 november 2022 een aanvullend rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 24 november 2022 ingebracht. Eiseres heeft hier op 29 december 2022 een schriftelijke reactie op gegeven.

De tussenuitspraak

7. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij al wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist, tenzij hierna uitdrukkelijk anders wordt overwogen. Het staat de rechtbank niet vrij om terug te komen van zonder voorbehoud gegeven oordelen in de tussenuitspraak. Dit is alleen anders in zeer uitzonderlijke gevallen.
8. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank, kort gezegd, overwogen dat het medische onderzoek door de verzekeringsarts bezwaar en beroep van het Uwv niet zorgvuldig is geweest en dat het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep daarom niet ter onderbouwing van het bestreden besluit kon worden gebruikt. De verzekeringsarts bezwaar en beroep had namelijk de informatie van de jobcoach van eiseres van 21 juli 2022 moeten betrekken bij haar beoordeling, omdat niet was uit te sluiten dat die informatie medisch relevant was.

Beoordeling van de herstelpoging

9. De rechtbank oordeelt dat het Uwv het gebrek heeft hersteld. De rechtbank kan de toelichting van de verzekeringsarts bezwaar en beroep op de informatie van de jobcoach volgen. De toelichting is voldoende gemotiveerd en inzichtelijk. De rechtbank legt dit hierna uit.
10. Uit het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 24 november 2022 volgt dat zij de informatie van de jobcoach van eiseres heeft beoordeeld en betrokken bij haar afwegingen, maar voor de verzekeringsarts bezwaar en beroep is er geen reden om haar conclusies te herzien. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgen er uit het schrijven van de jobcoach van 21 juli 2022 geen nieuwe medische feiten en omstandigheden. Er is daarom geen reden om de functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 30 mei 2022 te herzien. De verzekeringsarts bezwaar en beroep licht toe dat in de bezwaarfase ook al bekend was dat de stages bij de UWV-werkbedrijven niet succesvol waren en dat naar aanleiding daarvan de beperkingen van eiseres zijn aangescherpt. Zo werd zij aanvullend beperkt geacht ten aanzien van haar handelingstempo, omgaan met deadlines en de frequentie van klantencontact. Met deze aanvullende beperkingen wordt rekening gehouden met de situatie van eiseres, namelijk dat zij aangewezen is op structuur en voorspelbaarheid in haar werksituatie. Er is geen medische reden waarom eiseres conform de beperkingen in de FML niet in een reguliere werkomgeving zou kunnen werken. Daarbij wijst de verzekeringsarts bezwaar en beroep er (nogmaals) op dat eerder is geconcludeerd dat de werkzaamheden van eiseres bij de UWV-werkbedrijven niet passend waren voor haar. In die functies werd haar belastbaarheid namelijk overschreden.
11. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de medische beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De rechtbank overweegt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep met het aanvullende rapport van 24 november 2022 een medisch oordeel heeft gegeven over de informatie van de jobcoach en dat zij voldoende duidelijk gemotiveerd heeft waarom deze informatie niet tot een andere conclusie leidt. Het gebrek is daarmee hersteld.
12. Wat eiseres aanvoert in haar aanvullende reactie van 29 december 2022 maakt het voorgaande niet anders. De rechtbank volgt haar niet in haar stelling dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep ten onrechte de privéactiviteiten van eiseres heeft betrokken. Uit die activiteiten haalt de verzekeringsarts bezwaar en beroep namelijk enkel dat eiseres in haar dagelijkse leven verschillende taken kan verrichten, en dat eiseres dus niet helemaal niet belastbaar zou zijn. Dit is een aanvullende overweging van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, die naast haar eigen medische beoordeling komt. De rechtbank is het niet met eiseres eens dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep dit niet als aanvullend argument mag betrekken.
13. Verder stelt eiseres dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep zich baseert op verouderde medische informatie, namelijk een rapportage van psychiater [psychiater] uit 2008. Volgens eiseres is haar situatie in de periode daarna, tot aan de datum in geding van 26 september 2021, verslechterd en heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep zich dus ten onrechte gebaseerd op de medische informatie van [psychiater] . De rechtbank ziet hierin bij de huidige stand van zaken geen reden om de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet te volgen, omdat eiseres geen (nieuwe) medische informatie heeft ingebracht waaruit blijkt dat het slechter gaat met haar. Het ligt op de weg van eiseres om medische informatie aan te dragen, waaruit blijkt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de beperkingen van eiseres onjuist heeft beoordeeld. De rechtbank ziet op dit moment dus geen aanleiding om zelf een deskundige te benoemen.
14. Eiseres heeft de rechtbank verzocht haar in dat geval de gelegenheid te geven om zelf een expertise in te brengen. De rechtbank geeft haar die mogelijkheid. De rechtbank zal eiseres twaalf weken de tijd geven om haar standpunt nader te onderbouwen met nieuwe medische informatie.

Conclusie

15. De rechtbank neemt een tussenbeslissing naar analoge toepassing van een bestuurlijke lus. De rechtbank zal eiseres in de gelegenheid stellen om haar standpunt nader te onderbouwen. De rechtbank stelt de termijn waarbinnen eiseres haar standpunt nader kan onderbouwen op twaalf weken na verzending van deze tussenbeslissing.
16. Om nodeloze vertraging te voorkomen, moet eiser zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of zij gebruik maakt van deze gelegenheid, en zo ja, op welke wijze zij dat wil doen. Daarna zal de rechtbank het Uwv in de gelegenheid stellen om binnen zes weken op de nadere onderbouwing van eiseres te reageren. De rechtbank zal daarna bepalen op welke wijze het onderzoek wordt voortgezet.
17. Het geding zoals dat na deze tussenbeslissing wordt gevoerd, blijft in beginsel beperkt tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in de tussenbeslissing omdat het inbrengen van nieuwe geschilpunten over het algemeen in strijd met de goede procesorde wordt geacht.
18. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
 draagt eiseres op binnen twee weken aan de rechtbank mee te delen of zij gebruik wil maken van de gelegenheid om haar standpunt nader te onderbouwen;
 stelt eiseres in de gelegenheid om binnen twaalf weken na verzending van deze tussenbeslissing een nadere onderbouwing aan de rechtbank te sturen;
 bepaalt dat het Uwv daarna een termijn van zes weken krijgt om op de nadere onderbouwing van eiseres te reageren;
 houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed, rechter, in aanwezigheid van mr. P.J. Naus, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 maart 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Tegen deze tussenbeslissing staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenbeslissing kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.