ECLI:NL:RBMNE:2023:256

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 januari 2023
Publicatiedatum
26 januari 2023
Zaaknummer
16/061144-19 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van mishandeling met ernstig letsel op basis van onvoldoende bewijs

In deze zaak, die zich afspeelt op 13 januari 2019 in Zeist, is de verdachte beschuldigd van mishandeling van het slachtoffer, die resulteerde in ernstig hersenletsel. De officier van justitie stelde dat de verdachte het slachtoffer een klap tegen het hoofd had gegeven, wat leidde tot de verwondingen. De rechtbank heeft echter op basis van camerabeelden geconcludeerd dat het niet overtuigend bewezen is dat de verdachte de dader was. De beelden toonden een groep van drie personen, maar de rechtbank kon niet met voldoende zekerheid vaststellen dat de verdachte de persoon was die de klap had gegeven. De verdediging voerde aan dat er geen sluitend bewijs was dat de verdachte deel uitmaakte van de groep en dat de camerabeelden onvoldoende duidelijk waren om hem te identificeren. De rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk vrijgesproken van de tenlastegelegde mishandeling, omdat er geen ander bewijs was dat zijn betrokkenheid bij de mishandeling kon aantonen. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/061144-19 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 11 januari 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1998] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] .
Raadsman: mr. J.G.M. Dassen, advocaat te Utrecht.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 21 december 2022. Verschenen zijn verdachte en zijn raadsman.
De officier van justitie, mr. E. Wiersma, de verdediging en mr. C.C.J. de Koning, advocaat van de benadeelde partij [benadeelde] , hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2. De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
op 13 januari 2019 te Zeist [benadeelde] heeft mishandeld door die [benadeelde] tegen het hoofd te slaan als gevolg waarvan [benadeelde] zwaar lichamelijk letsel, te weten hersenletsel heeft opgelopen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4. Vrijspraak

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Het incident is vastgelegd op camerabeelden en deze beelden zijn bekeken door de politie. Uit het dossier blijkt dat [benadeelde] die nacht met drie personen in conflict is geraakt en dat één van deze personen de fatale klap aan [benadeelde] heeft uitgedeeld.
Deze drie personen zijn door meerdere politieagenten herkend en verdachte is herkend als een van de drie personen. Twee verbalisanten hebben ieder afzonderlijk een proces-verbaal opgemaakt van wat zij op de beelden hebben waargenomen. Eén daarvan is opgemaakt na opwaardering van de kwaliteit van de camerabeelden. De beide verbalisanten komen na het bekijken van de beelden tot de conclusie dat verdachte de persoon is die aan [benadeelde] de fatale klap heeft gegeven. Daarnaast zijn er twee getuigenverklaringen. Zij verklaren allebei dat er (drie) personen bij [benadeelde] stonden en dat hij werd geslagen door één van deze personen. De rechtbank heeft in haar vonnis tegen een medeverdachte overwogen uit te gaan van de juistheid van de camerabeelden, waarin is geverbaliseerd dat de klap richting het hoofd van [benadeelde] wordt gegeven door een ander dan die verdachte. Gelet op dit alles is geen reden om te twijfelen aan wat de verbalisanten hebben geverbaliseerd en wat door de getuigenverklaring wordt ondersteund, namelijk dat het verdachte is geweest die [benadeelde] de klap heeft gegeven, aldus de officier van justitie.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat er geen bewijs is waaruit blijkt dat verdachte onderdeel heeft uitgemaakt van het groepje van drie personen. Verdachte was die avond bij het café, zoals ook is te zien op de camerabeelden bij het café [café] . Later die nacht is verdachte naar huis gelopen in de richting van de Slotlaan. Op de beelden van de camera is een persoon zichtbaar, die loopt in de richting van de Slotlaan, maar van die persoon kan geen signalement worden gegeven, nu hij alleen van achteren is te zien. Verdachte herkent zichzelf ook niet in de persoon op de beelden. Vervolgens is op de beelden een persoon te zien die de straat oversteekt, maar niet kan worden vastgesteld dat die persoon verdachte is. De persoon steekt over in de richting van de nis bij theater Figi waar [benadeelde] met twee personen in gesprek was. Deze nis ligt dicht bij een drukke straat. Het is mogelijk dat de derde persoon vanuit een andere richting is komen aanlopen en zich vervolgens bij [benadeelde] en de twee anderen personen heeft aangesloten.
Voor zover kan worden vastgesteld dat het verdachte is die de straat oversteekt, dan is het de vraag of hij dan ook de persoon op de beelden is die de klap aan [benadeelde] heeft gegeven. De kwaliteit van het beschikbare beeldmateriaal, ook na opwaardering van de kwaliteit, is niet goed. Het is donker en te zien zijn zwart/wit schimmen. Het is lastig om op die beelden een donkere broek te onderscheiden. Ook is de conclusie van de verbalisanten dat verdachte te zien is op de beelden en hij de klap geeft onvoldoende sluitend, nu zij verbaliseren dat het naar grote waarschijnlijkheid verdachte is die te zien is op de beelden. Tot slot zijn er sterke aanwijzingen die in een andere richting dan verdachte wijzen.
Gelet op dit alles bestaat er te veel twijfel voor een bewezenverklaring, zodat verdachte dient te worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Het staat niet ter discussie dat [benadeelde] door de mishandeling zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Ter discussie staat de vraag of het verdachte is geweest die [benadeelde] op 13 januari 2019 de klap tegen het hoofd heeft gegeven waardoor [benadeelde] achterover is gevallen en met zijn achterhoofd op de straat terecht is gekomen.
Dat verdachte de persoon is die [benadeelde] de klap heeft gegeven, baseert de officier van justitie op de processen-verbaal van de verbalisanten die de camerabeelden hebben bekeken en de getuigenverklaringen.
De rechtbank heeft zowel tijdens de zitting als in raadkamer de (opgewaardeerde) camerabeelden bekeken. Het gaat dan om de beelden waarop [benadeelde] samen met drie personen in de nis bij theater Figi is te zien, de beelden van de camera op de 2e Dorpsstraat gericht op, onder meer, uitgaansgelegenheid [café] en tot slot de beelden van de camera op de 2e Dorpsstraat gericht op de Slotlaan/het Rond.
Wat betreft de beelden van de camera’s op de 2e Dorpsstraat heeft de rechtbank gekeken naar de beelden die zijn gemaakt voorafgaand aan de camerabeelden waarop [benadeelde] in de nis is te zien en waarop volgens de politie verdachte is te zien die vanuit café [café] in de richting van de nis bij theater Figi zou zijn gelopen.
De rechtbank herkent verdachte op de camerabeelden waarop hij is te zien wanneer hij café [café] verlaat. De rechtbank gaat er voorts vanuit, gelet op de jas van verdachte en het tijdstip dat aansluit op het moment dat verdachte café [café] verlaat, dat het verdachte is, die te zien is op de camerabeelden, op de rug gezien en lopend vanuit de [café] op de 2e Dorpsstraat in de richting van de Slotlaan/het Rond. Daarna verdwijnt verdachte uit beeld. De rechtbank herkent verdachte vervolgens niet meer op de daarop volgende camerabeelden, waarop een persoon te zien is die de straat oversteekt naar Figi. Of die persoon ook verdachte is, kan de rechtbank op basis van de camerabeelden niet met voldoende mate van zekerheid vaststellen. Ook op de (opgewaardeerde) beelden van daarna kan de rechtbank niet met voldoende zekerheid vaststellen dat die persoon ook verdachte is.
Op basis van de camerabeelden heeft de rechtbank dan ook niet de overtuiging gekregen dat verdachte de persoon is op de camerabeelden die [benadeelde] een klap tegen het hoofd heeft gegeven. Ander bewijs waaruit betrokkenheid van verdachte bij de mishandeling blijkt, is er niet. Dat betekent dat de rechtbank verdachte zal vrijspreken van het tenlastegelegde.

5.Vordering van de benadeelde partij

[benadeelde] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. [benadeelde] vordert een bedrag van € 353.416,47 aan materiële schadevergoeding en een bedrag van
€ 40.000,00 aan immateriële schadevergoeding, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
5.1
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal [benadeelde] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, nu verdachte van het ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
Omdat [benadeelde] niet-ontvankelijk wordt verklaard, zal hij worden veroordeeld in de kosten van verdachte voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment door de rechtbank begroot op nihil.

6.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Benadeelde partij
- verklaart [benadeelde] niet-ontvankelijk in zijn vordering;
- veroordeelde [benadeelde] in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.C. Michon, voorzitter, mr. A.J.P. Schotman en mr. A.M.M. Lemmen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Troostheide, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 januari 2023.
Bijlage: de tenlastelegging
hij op of omstreeks 13 januari 2019 te Zeist
[benadeelde] heeft mishandeld door die [benadeelde] een of meerdere
malen in/op/tegen het lichaam en/of het hoofd te slaan en/of te stompen en/of te
schoppen en/of (met kracht) te duwen,
terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten bloedingen in de hersenen en/of
hersenletsel voor die [benadeelde] ten gevolge heeft gehad;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 300 lid 2 Wetboek van Strafrecht )