ECLI:NL:RBMNE:2023:2555

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 mei 2023
Publicatiedatum
31 mei 2023
Zaaknummer
16.291074.21 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor vuurwapen- en munitiebezit en voorbereidingshandelingen harddrugsdelicten

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 31 mei 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie, alsook van voorbereidingshandelingen voor harddrugsdelicten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 25 oktober 2021 in Hilversum een vuurwapen van categorie III en munitie voorhanden had. Daarnaast werd vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 januari 2016 tot en met 25 oktober 2021 handelingen heeft verricht die verband houden met de productie van harddrugs, door goederen te verkopen die gebruikt kunnen worden voor het versnijden, verpakken en verkopen van deze middelen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van voorbereidingshandelingen voor grootschalige softdrugsdelicten, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij opzet had. De rechtbank legde een taakstraf van 240 uren op en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden. De rechtbank benadrukte de ernst van het bezit van een vuurwapen en de rol van de verdachte in de drugshandel, waarbij hij bewust de kans op misbruik van zijn producten heeft aanvaard. De uitspraak is gedaan na een terechtzitting op 17 mei 2023, waar de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.291074.21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 31 mei 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1971] te [geboorteplaats] (Turkije),
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 mei 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M. Kamper en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. K. Karakaya, advocaat te Apeldoorn, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er op neer dat verdachte:
feit 1
op 25 oktober 2021 te Hilversum een vuurwapen (pistool) van categorie III van de Wet wapens en munitie voorhanden heeft gehad;
feit 2
op 25 oktober 2021 te Hilversum munitie (79 scherpe patronen) van categorie III van de Wet wapens en munitie voorhanden heeft gehad;
feit 3
in de periode van 1 januari 2016 tot en met 25 oktober 2021 in Hilversum handelingen heeft verricht ter voorbereiding en/of bevordering van de productie van middelen die op lijst I (harddrugs) en/of lijst II (softdrugs) van de Opiumwet zijn vermeld door daarvoor bestemde goederen en een bedrijfspand voorhanden te hebben.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Voor wat betreft de bewezenverklaring van de feiten 1 en 2 refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank, met uitzondering van het deel dat ziet op het voorhanden hebben van een holster bij feit 1. Ten aanzien van feit 3 bepleit de raadsman vrijspraak. Verdachte heeft geen opzet gehad op voorbereidingshandelingen als bedoeld in de Opiumwet, ook niet in voorwaardelijke zin. Niet kan worden bewezen dat verdachte wist of moest vermoeden dat de artikelen die hij verkocht door anderen werden gebruikt voor de professionele dan wel bedrijfsmatige handel of hennepteelt. De artikelen zijn niet verboden en door verdachte legaal ingekocht en verkocht. Bij controles van de politie of gemeente is verdachte nooit verteld dat de verkoop van de artikelen strafbaar is. Verder is niet aangetoond dat de goederen die verdachte verkocht daadwerkelijk zijn gebruikt voor de handel in soft- en/of harddrugs. Nu wettig en overtuigend bewijs daarvoor ontbreekt en bij verdachte geen criminele intentie bestond, moet verdachte worden vrijgesproken voor feit 3.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Ten aanzien van feiten 1 en 2:
Verdachte heeft de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten bekend. De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de onderdelen die zien op het holster. De rechtbank zal verdachte voor dit onderdeel vrijspreken. Voor het overige heeft de raadsman geen vrijspraak voor deze feiten bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 17 mei 2023;
  • het proces-verbaal van bevindingen van 23 november 2021 naar aanleiding van forensisch onderzoek aan het wapen en munitie.
Ten aanzien van feit 3:
In een
proces-verbaal van bevindingenvan 26 oktober 2021 [3] is door verbalisant [verbalisant 1] het volgende gerelateerd:
Op 25 oktober 2021 vond er een controle plaats op het adres [adres] te [vestigingsplaats] . Op dit adres is de winkel [winkel 1] BV gevestigd, zijnde een tabakswinkel. [winkel 1] BV wordt bestuurd door [holding] Holding BV, gevestigd aan de [adres] te [vestigingsplaats] . Enig bestuurder van [holding] Holding BV is [verdachte] . In het pand was als enige aanwezig [verdachte] voornoemd. Op aanwijzing van [verdachte] werd in een la achter de toonbank een pot van 100 gram cafeïne aangetroffen. Onder de kassa werden 193 pakjes snowseals/ponypacks aangetroffen. In een glazen vitrinekast werden verder 8 precisieweegschalen en 13 stashproducten aangetroffen.
In een
proces-verbaal van bevindingenvan 26 oktober 2021 [4] is door verbalisant [verbalisant 2] het volgende gerelateerd:
Op maandag 25 oktober 2021 vond er een integrale controle plaats op de [adres]
en [adres] . Op dit adres is de [winkel 2] gevestigd, zijnde een tabakswinkel. [winkel 2] by,
wordt volgens informatie van de Kamer van Koophandel bestuurd door [holding]
Holding b.v. gevestigd aan de [adres] te [vestigingsplaats] . Enig bestuurder van [holding]
Holding bv is [verdachte] . Vervolgens werd ik verbalisant door de bestuurlijke uitvoeringsspecialist aangesproken dat zij achter de balie een plastic bak had aangetroffen met snowseals. Tevens zag zij dat er een prijslijst op de balie stond voor deze snowseals. Ik, verbalisant heb vervolgens de snowseals inbeslaggenomen. De medewerker heeft mij nog een doos aangewezen met deze snowseals.
De inhoud van de plastic bak heb ik in deze doos gedaan en de gehele doos werd door mij verbalisant inbeslaggenomen.
In een
kennisgeving van inbeslagname [5] van 26 oktober 2021 staat het volgende gerelateerd:
Bijzonderheden : Lege ponypacks (121 x 100 st + 117x30 st)
In een
proces-verbaal van bevindingenvan 26 oktober 2021 [6] is door verbalisant [verbalisant 1] het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
De inbeslaggenomen goederen betroffen:
Versnijdingsmiddelen
De versnijdingsmiddelen betreft 1 pot gevuld met cafeïne. Cafeïne wordt gebruikt als versnijdingsmiddel voor drugs zoals cocaïne en MDMA.
Stashgoederen
De goederen zijn ieder voorzien van een verborgen ruimte waarin drugs verborgen kunnen worden tijdens het afleveren, verstrekken of vervoeren van de verdovende middelen.
Digitale weegschalen
Deze zijn geschikt voor wegingen tot 0,01 gram nauwkeurig en worden binnen de drugshandel hoofdzakelijk gebruikt voor bereiding, verkoop, afleveren of verstrekking van verdovende middelen. Dit soort weegschalen wordt zeer vaak aangetroffen in productielocaties en bij dealers en worden gebruikt om drugs af te wegen.
Snowseals/ponypacks
Verder werden onder de verpakkingsmiddelen diverse merken en types
snowseals/ponypacks aangetroffen welke gebruikt worden voor het vetvrij verpakken van kleine gebruikershoeveelheden van harddrugs ten bate van het verkopen, af te leveren of verstrekken van harddrugs.
Samenhang
Deze goederen zijn geen goederen die men verwacht bij een tabakswinkel en duiden, ook gelet op de samenhang, op een bewuste handel in goederen bedoeld en bestemd voor drugshandel.
In een
proces-verbaal van bevindingenvan 9 november 2021 [7] is door verbalisant [verbalisant 2] het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
De politie heeft de administratie bij [bedrijf] opgevraagd vanaf januari 2016. Uit deze administratie bleek dat [winkel 2] 1 en 2 in ieder geval vanaf januari 2016 goederen inkocht bij [bedrijf] .
In een
proces-verbaal van bevindingenvan 19 juli 2021 [8] is door verbalisant [verbalisant 1] het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Gebleken is dat [bedrijf] BV tussen 2016 en 30 september 2020 goederen heeft geleverd aan [winkel 1] , gevestigd op de adressen [adres] en [adres] te [vestigingsplaats] . Door [bedrijf] BV werden onderstaande goederen geleverd aan dit bedrijf: potten met versnijdingsmiddelen, digitale weegschalen, snowseals en verpakkingsmaterialen met een totale gezamenlijke waarde van EUR 31.392,36.
Ter terechtzitting van 17 mei 2023 heeft
verdachte verklaard:
Het zou kunnen dat de goederen die ik verkoop, gebruikt worden voor drugscriminaliteit. Mogelijk hadden mijn klanten met de producten die ik verkoop verkeerde bedoelingen, maar dat vond ik niet mijn pakkie-an. Ik heb niet aan mijn klanten gevraagd wat zij met de spullen gingen doen. Dat vond ik niet mijn taak. Hierin ben ik achteraf gezien nalatig geweest.
Bewijsoverweging feit 3
Op grond van de hiervoor besproken bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte in zijn winkel op 25 oktober 2021 een pot cafeïne van 100 gram, 238 pakjes snowseals/ponypacks van diverse merken en formaten (een pakket van 121 verpakkingen en een pakket van 117 verpakkingen), acht precisieweegschalen en dertien stashproducten voorhanden heeft gehad en te koop aanbood. Verder stelt de rechtbank vast dat verdachte dit soort artikelen in ieder geval vanaf januari 2016 inkocht bij groothandel [bedrijf] BV. Op grond hiervan acht de rechtbank bewezen dat verdachte in de tenlastegelegde periode van 1 januari 2016 tot en met 25 oktober 2021 dergelijke artikelen in zijn winkel te koop heeft aangeboden, heeft verkocht en voorhanden heeft gehad.
De vraag die vervolgens voorligt is of verdachte zich hiermee schuldig heeft gemaakt aan voorbereidingshandelingen in de zin van de Opiumwet. Onder feit 3 worden verdachte zowel voorbereidingshandelingen ten behoeve van harddrugs (artikel 10a van de Opiumwet) als voorbereidingshandelingen ten behoeve van softdrugsdelicten (artikel 11a van de Opiumwet) ten laste gelegd.
Juridisch kader
Artikel 10a van de Opiumwet
Om tot een bewezenverklaring van overtreding van artikel 10a van de Opiumwet te kunnen komen, is vereist dat kan worden vastgesteld dat verdachte – kort gezegd – opzet heeft gehad op het voorbereiden c.q. bevorderen van de productie van harddrugs. Voorwaardelijk opzet is voldoende, waarvan sprake is indien de verdachte welbewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat genoemde omstandigheid zich zal voordoen. Anders dan door de raadsman is aangevoerd, is voor de toepassing van artikel 10a van de Opiumwet niet vereist dat bekend is welk concreet strafbaar feit in de zin van artikel 10 lid 4 en/of 5 van de Opiumwet aan de orde is, noch dat kan worden vastgesteld dat de (voorhanden zijnde) voorwerpen of stoffen daadwerkelijk bij een dergelijk strafbaar feit zijn gebruikt. De toepassing van artikel 10a van de Opiumwet is niet beperkt tot ‘organisatoren en geldschieters’, nu uit de wetsgeschiedenis niet volgt dat de wetgever de vervolgbaarheid van de kleine handelaar ter zake van overtreding van deze bepaling heeft willen uitsluiten.
Artikel 11a van de Opiumwet
Voor een bewezenverklaring van artikel 11a van de Opiumwet is vereist dat de bedoelde goederen bestemd waren tot het plegen van het telen van hennep in de uitoefening van een beroep of bedrijf (artikel 11 lid 3 van de Opiumwet) dan wel tot het telen van een grote hoeveelheid hennep (artikel 11 lid 5 van de Opiumwet) en dat de verdachte wist of ernstige redenen had om te vermoeden dat die goederen daarvoor bestemd waren. Artikel 11a van de Opiumwet richt zich niet op de bestrijding van alle hennepteelt, maar nadrukkelijk op de bestrijding van professionele/bedrijfsmatige teelt en/of grootschalige teelt. Blijkens de wetsgeschiedenis is voor een bewezenverklaring van de bestemming als bedoeld in artikel 11a van de Opiumwet vereist dat de gedragingen van de verdachte strekken tot voorbereiding of vergemakkelijking van illegale hennepteelt, waarbij het uiteindelijke doel ten behoeve waarvan de handeling wordt verricht van belang is. Voor bewezenverklaring van het tenlastegelegde moet dus worden vastgesteld dat de aangetroffen goederen de hiervoor aangeduide bestemming hadden.
Tegen deze achtergrond oordeelt de rechtbank als volgt.
De beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat verdachte op zijn minst genomen het voorwaardelijk opzet heeft gehad op het voorbereiden dan wel bevorderen van de productie en handel van harddrugs door bewust de aanmerkelijke kans te aanvaarden dat hij met de verkoop van de artikelen zou bijdragen aan een feit als bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet. De artikelen die verdachte verkocht, worden gebruikt bij het gehele proces rondom het versnijden, het verpakken, het wegen, het vervoer en de verkoop van verdovende middelen die voorkomen op lijst I van de Opiumwet, zijnde harddrugs. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard ermee bekend te zijn dat de artikelen die hij verkocht ook gebruikt worden in het kader van de drugscriminaliteit. Desalniettemin heeft hij deze goederen in samenhang te koop aangeboden en bewust zijn ogen gesloten voor mogelijke verkeerde bedoelingen van zijn klanten. De rechtbank komt dan ook tot de hieronder weergegeven bewezenverklaring van het plegen van voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 10a van de Opiumwet.
Vrijspraak voorbereidingshandelingen ex artikel 11a van de Opiumwet
Onder verwijzing naar het hiervoor genoemde juridisch kader dient voor een bewezenverklaring van artikel 11a van de Opiumwet vastgesteld te worden dat verdachte de in de tenlastelegging omschreven voorwerpen voorhanden had en dat hij wist of in ieder geval ernstige reden had te vermoeden dat die voorwerpen gebruikt konden worden voor grootschalige/bedrijfsmatige hennepteelt. Naar het oordeel van de rechtbank kan die specifieke bestemming voor grootschalige of bedrijfsmatige hennepteelt niet buiten redelijke twijfel worden vastgesteld, noch dat verdachte daartoe opzet had. De aard van de goederen duidt daar niet zonder meer op en naar de klanten van verdachte is geen onderzoek gedaan. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van voorbereidingshandelingen in de zin van artikel 11a van de Opiumwet.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1:op 25 oktober 2021 te Hilversum een vuurwapen van categorie III, onder 1 te weten
een pistool (merk Glock, model 19) van het kaliber 9x19mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool voorhanden heeft gehad;
feit 2:op 25 oktober 2021 te Hilversum munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 50, scherpe patronen van het kaliber 9x19 mm (merk Luger) en 29 scherpe patronen van het kaliber 9x19 mm (merk S&B) voorhanden heeft gehad;
feit 3:in de periode van 1 januari 2016 tot en met 25 oktober 2021 te Hilversum, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten het opzettelijk, telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren en/of vervaardigen van een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of amfetamine en/of MDMA, in elk geval één of meer middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I voorwerpen, en stoffen, voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, heeft hij, verdachte voorhanden gehad:
  • één pot cafeïne en
  • 121 verpakkingen bevattende 100 snowseals en/of ponypacks en/of 117 verpakkingen bevattende 100 snowseals en/of ponypacks en
  • 8 precisieweegschalen en
  • 13 stashproducten.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
feit 3:
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen en stoffen voorhanden te hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht in elk geval geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Als verdachte naar de gevangenis moet, betekent dit dat hij zijn winkels moet sluiten. Hierdoor zal verdachte in de financiële problemen komen en zijn personeel op straat komen te staan. Verder heeft de strafzaak tegen verdachte tot veel negatieve media-aandacht geleid en is hij ook door de gemeente aangepakt. Ook moet er rekening mee worden gehouden dat het wapen in een kluis lag en daarom voor verdachte bepaald niet voor het grijpen lag. De raadsman verzoekt de rechtbank te volstaan met oplegging van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf eventueel aangevuld met een taakstraf en/of geldboete.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een wapen en bijbehorende munitie. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens en munitie levert in de maatschappij een onaanvaardbaar risico op. Vuurwapengeweld leidt regelmatig tot slachtoffers en zowel het gebruik als het voorhanden hebben van een wapen brengt ook gevoelens van onveiligheid teweeg in de samenleving. Dit betreft dus een ernstig feit en hiertegen dient, in het bijzonder uit oogpunt van generale preventie, streng te worden opgetreden.
Daarnaast heeft verdachte in zijn winkel een versnijdingsmiddel en andere drugsgerelateerde voorwerpen (als handelsvoorraad) voorhanden gehad, terwijl hij ernstige reden had te vermoeden dat deze stoffen en voorwerpen gebruikt zouden worden voor het onder meer versnijden en verder verwerken van harddrugs en voor de handel daarin. Verdachte heeft hier welbewust zijn ogen voor gesloten. Door zo te handelen heeft verdachte de handel in harddrugs gefaciliteerd en bevorderd. Daarbij heeft de verdachte zich niet bekommerd om de nadelige effecten op de gezondheid van gebruikers en om het feit dat de handel in verdovende middelen veel vermogens- en andere criminaliteit met zich brengt. Kennelijk heeft verdachte alleen oog gehad voor zijn eigen financiële voordeel.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een verdachte betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 11 april 2023, waaruit blijkt dat verdachte na 1998 niet opnieuw is veroordeeld voor in de Opiumwet strafbaar gestelde feiten.
De straf
Ten aanzien van de bewezen verklaarde voorbereidingshandelingen weegt de rechtbank mee dat verdachte direct na de inbeslagname van de drugsgerelateerde goederen zijn winkelassortiment heeft aangepast en onderhavige strafzaak voor verdachte heeft geleid tot negatieve (media) aandacht, waardoor verdachte en zijn winkels reeds te lijden hebben gehad. Voor de rechtbank is niet vast komen te staan dat verdachte de betreffende goederen op grote schaal heeft verhandeld. Voor de rechtbank ligt voor de strafoplegging het zwaartepunt dan ook bij het voorhanden hebben van het vuurwapen. Hiervoor worden vrijwel altijd forse gevangenisstraffen opgelegd. De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan voor het bezit van een vuurwapen in een woning uit van een gevangenisstraf van vier maanden.
De rechtbank zal echter gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Het is de rechtbank gebleken dat het verdachte na een langdurige gevangenisstraf voor deelname aan een criminele organisatie is gelukt een stabiel leven op te bouwen. Hij werkt hard in zijn winkels en onderhoudt een gezin. De rechtbank acht het, ook ter voorkoming van recidive, van belang dat verdachte zijn stabiele basis kan behouden en sluit niet uit dat een vrijheidsbenemende straf zal leiden tot een terugval. De rechtbank zal daarom geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte opleggen. Wel acht de rechtbank een voorwaardelijke vrijheidsbenemende straf voor de duur van drie maanden passend en geboden, ter voorkoming dat verdachte weer soortgelijke feiten pleegt alsook om de ernst van de feiten tot uitdrukking te brengen. De proeftijd zal worden bepaald op twee jaren.
Om recht te doen aan de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten zal de rechtbank naast voormelde voorwaardelijke gevangenisstraf de maximale taakstraf aan verdachte opleggen van de duur van 240 uren, met aftrek van voorarrest, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 120 dagen hechtenis.
Gelet op deze op te leggen straf, zal de rechtbank het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d van het Wetboek van Strafrecht en
  • 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en
  • 10a van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1, 2 en 3 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 3 (drie) maanden;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf van
240 (tweehonderdveertig) uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 120 (honderdtwintig) dagen hechtenis;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 (twee) uren taakstraf per dag;
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.L. Gerrits, voorzitter, mrs. H.BW. Beekman en E.G. de Jong, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.S. Valk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 mei 2023.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1:hij op of omstreeks 25 oktober 2021 te Hilversum, althans in Nederland een of meer vuurwapen(s) van categorie III, onder 1 te weten- een pistool (merk Glock, model 19) van het kaliber 9x19mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en/of- twee althans één of meer patroonhouders en/of- een holstervoorhanden heeft gehad;
2:hij op of omstreeks 25 oktober 2021 te Hilversum munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten- 50, althans één of meerdere scherpe patro(o)n(en) van het kaliber 9x19 mm (merk Luger) en/of- 29 althans één of meerdere scherpe patro(o)n(en) van het kaliber 9x19 mm (merk S&B)voorhanden heeft gehad;
3:hij op één of meer tijdstippen in de periode van 1 januari 2016 tot en met 25 oktober 2021 te Hilversum, in elk geval in Nederland, (in een pand gelegen op/aan de [adres]te [vestigingsplaats] ) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen, telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren en/of vervaardigen van (een) hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne en/of amfetamine en/of MDMA, in elk geval één of meer middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoegelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn/haar mededader(s), wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, heeft hij, verdachte (onder meer) voorhanden gehad:- één pot cafeïne en/of- 121 verpakkingen (bevattende 100 snowseals en/of ponypacks) en/of 117 verpakkingen (bevattende 100 snowseals en/of ponypacks) althans één of meerderesnowseals en/of ponypacks en/of- 8 althans één of meerdere precisieweegschalen en/of- 13 althans één of meerdere stashproducten;
en/of
hij op één of meer tijdstippen in de periode van 1 januari 2016 tot en met 25 oktober 2021 te Hilversum, in elk geval in Nederland, stoffen en/of voorwerpen heeft bereid, bewerkt, verwerkt, te koop aangeboden, verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd, vervaardigd of voorhanden gehad, te weten- 121 verpakkingen (bevattende 100 snowseals en/of ponypacks) en/of 117 verpakkingen (bevattende 100 snowseals en/of ponypacks) althans één of meerderesnowseals en/of ponypacks en/of- 8 althans één of meerdere precisieweegschalen en/of- 13 althans één of meerdere stashproducten;dan wel vervoermiddelen, ruimten, gelden, andere betaalmiddelen en/of gegevens voorhanden heeft gehad, te weten een bedrijfspand gelegen aan de [adres] te [vestigingsplaats] , waarvan hij/zij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en/of vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten;

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers, betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 27 oktober 2021, genummerd 2021339171, opgemaakt door de politie, Eenheid Midden-Nederland, genummerd pagina 1 tot en met 82 en proces-verbaal aanvulling dossier van 7 december 2021, doorgenummerd pagina 83 tot en met 130. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 123 – 127.
3.Pagina 9.
4.Pagina 7.
5.Pagina 53.
6.Pagina 11 – 12.
7.Pagina 92.
8.Pagina 22.