ECLI:NL:RBMNE:2023:2548

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 juni 2023
Publicatiedatum
30 mei 2023
Zaaknummer
UTR 22/2022 en 22/2027
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de geschiktheid voor WIA- en ZW-uitkeringen na ziekteverzuim

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Midden-Nederland de beroepen van eiseres tegen de besluiten van het Uwv om haar geen WIA-uitkering toe te kennen per 9 april 2021 en haar geen ZW-uitkering toe te kennen per 16 september 2021. Eiseres, die voorheen als productiemedewerkster werkte, heeft zich op 12 april 2019 ziekgemeld vanwege psychische en lichamelijke klachten. Na een aanvraag voor een WIA-uitkering op 6 januari 2021, concludeerde het Uwv dat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat resulteerde in de afwijzing van haar aanvraag. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld tegen deze beslissing, evenals tegen de afwijzing van haar ZW-uitkering na een nieuwe ziekmelding op 16 september 2021.

De rechtbank stelt vast dat het Uwv zijn besluiten heeft gebaseerd op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen, die aan de vereisten van zorgvuldigheid voldoen. Eiseres heeft aangevoerd dat het Uwv onvoldoende heeft gemotiveerd waarom geen urenbeperking is aangewezen en dat het voorbij is gegaan aan de Standaard Duurbelastbaarheid in Arbeid. De rechtbank oordeelt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de beperkingen van eiseres adequaat heeft vastgesteld en dat de rapporten inzichtelijk en overtuigend zijn gemotiveerd.

De rechtbank concludeert dat het Uwv terecht heeft vastgesteld dat eiseres per 9 april 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt is en dat zij per 16 september 2021 geschikt is voor 'haar arbeid'. De beroepen van eiseres worden ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen gelijk krijgt in haar verzoeken om uitkeringen. De proceskosten en het griffierecht worden niet vergoed, aangezien eiseres in beide beroepen geen gelijk heeft gekregen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 22/2022 en 22/2027

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 juni 2023 in de zaken tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: K.P. Steendam),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het Uwv
(gemachtigde: M. van Mourik).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank twee beroepen van eiseres. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen de weigering om aan haar vanaf 9 april 2021 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen. Daarnaast heeft eiseres beroep ingesteld tegen de weigering om aan haar vanaf 16 september 2021 een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toe te kennen.
Wat er aan deze zaak vooraf ging
Eiseres was voorheen werkzaam als productiemedewerkster voor 32 uur per week. Op 12 april 2019 heeft eiseres zich ziekgemeld vanwege psychische en lichamelijke klachten.
Eiseres heeft op 6 januari 2021 een aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend. Naar aanleiding van deze aanvraag heeft verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek plaatsgevonden. De arbeidsdeskundige heeft op basis van de bevindingen van de verzekeringsarts functies geselecteerd en berekend dat eiseres niet minder kan verdienen dan voordat zij ziek werd. Eiseres is 0% arbeidsongeschikt geacht.
Bij besluit van 12 juli 2021 (het primaire besluit I) heeft het Uwv beslist dat eiseres per 9 april 2021 niet in aanmerking komt voor een WIA-uitkering, omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
Op 16 september 2021 heeft eiseres zich opnieuw ziekgemeld. Zij ontving op dat moment een Werkloosheidswetsuitkering. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft eiseres geschikt geacht voor de functies die in het kader van de WIA-beoordeling zijn geselecteerd. Deze functies worden aangeduid als ‘haar arbeid’. Bij besluit van 4 oktober 2021 (het primaire besluit II) heeft het Uwv eiseres per 16 september 2021 geschikt geacht voor ‘haar arbeid’ en eiseres dus niet in aanmerking gebracht voor een ZW-uitkering.
Bij afzonderlijke besluiten van 30 maart 2022 heeft het Uwv de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen beide besluiten van 30 maart 2022 beroep ingesteld. Het beroep tegen de beslissing op bezwaar inzake de WIA-uitkering (het bestreden besluit I) is geregistreerd met zaaknummer UTR 22/2027. Het beroep tegen de beslissing op bezwaar inzake de ZWuitkering is geregistreerd met zaaknummer UTR 22/2022.
Het Uwv heeft in beide zaken een verweerschrift ingediend en verzocht om gezamenlijke behandeling.
De zaken zijn behandeld op de zitting van 20 april 2023. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Het geschil

1. In het bestreden besluit I concludeert het Uwv dat eiseres per 9 april 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Eiseres kan 19,85% minder verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd.
2. In het bestreden besluit II concludeert het Uwv dat eiseres per 16 september 2021 geschikt is voor ‘haar arbeid’.
3. Eiseres is het niet met het Uwv eens. Eiseres voert aan dat het Uwv onvoldoende heeft gemotiveerd waarom geen urenbeperking is aangewezen en dat het Uwv voorbij is gegaan aan de Standaard Duurbelastbaarheid in Arbeid (Standaard). Gelet op haar beperkingen en haar ernstige trauma’s is zij niet in staat om veertig uur per week te werken. Eiseres geeft aan dat haar mogelijkheden om te werken afhankelijk zijn van haar energieniveau en dus wisselend zijn. Zij zal theoretisch gezien twee uur op een dag belastbaar zijn, maar vanwege de rustbehoefte van eiseres stelt zij in de praktijk geen twee uur te kunnen werken en dus eigenlijk nul uur belastbaar te zijn. Eiseres is van mening dat zij met haar dagverhaal heeft onderbouwd dat een urenbeperking is aangewezen. Zij verwacht niet dat haar situatie in de toekomst zal verbeteren. Tot slot heeft eiseres zich op het standpunt gesteld dat zij de geduide functies niet kan verrichten, omdat zij niet belastbaar is. Ter onderbouwing heeft eiseres informatie van verschillende behandelaars, e-mailwisselingen van kennissen en een verklaring over haar dagbesteding overgelegd.

De beoordeling door de rechtbank

Het beoordelingskader
4. De rechtbank stelt voorop dat het Uwv zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid in principe mag baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de rapporten. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze vereisten voldoen. Voor het aannemelijk maken dat de gegeven medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapport van een arts nodig. Dit brengt mee dat de manier waarop eiseres zelf haar gezondheidsklachten ervaart, hiervoor onvoldoende is.
Het oordeel van de rechtbank over het WIA-besluit
Zorgvuldigheid van het medische onderzoek
5. De rechtbank stelt vast dat de beroepsgronden zich niet richten tegen de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek. Desgevraagd is namens eiseres op de zitting ook verklaard dat het beroep uitsluitend is gericht tegen de medische beoordeling.
De medische beoordeling
6. De rechtbank stelt voorop dat het de specifieke deskundigheid van verzekeringsartsen is om op basis van medisch objectiveerbare klachten beperkingen vast te stellen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft zowel naar aanleiding van het bezwaar tegen de WIA-beslissing als tegen de ZW-beslissing opnieuw naar de zaken van eiseres gekeken en zijn bevindingen vastgelegd in het rapport van 9 maart 2022. Hij heeft aangegeven dat bij eiseres geen sprake is van een situatie van geen benutbare mogelijkheden, omdat eiseres niet voldoet aan de criteria. Verder concludeert de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat eiseres meer beperkt is dan door de primaire verzekeringsarts is vastgesteld. Zo is eiseres beperkt voor veelvuldige storingen en onderbrekingen en kan eiseres alleen omgaan met productiepieken in eenvoudig werk. Daarnaast kan eiseres rechtstreeks contact met klanten, patiënten of hulpbehoevenden kortdurend en/of oppervlakkig aan en is leidinggeven niet mogelijk. Ook heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep een beperking aangenomen voor het gebogen en getordeerd actief zijn. Hij heeft eiseres ook aangewezen op regelmatige werktijden en geen onregelmatige diensten.
7. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft verder in het rapport van 6 juni 2022 toegelicht dat de medische informatie, welke in beroep is overgelegd, het eerder ingenomen standpunt bevestigt. Hij concludeert dat met de forse aangenomen beperkingen in de rubrieken 3, 4 en 5 in voldoende mate rekening wordt gehouden met de vermoeidheidsklachten en de daaruit voortvloeiende fysiek energetische beperkingen. Wanneer eiseres bij haar dagelijkse activiteiten rekening houdt met de gestelde beperkingen, zou zij volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep ’s middags ook niet hoeven te slapen/rusten. De verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet daarom geen aanleiding om een urenbeperking aan te nemen. Verder licht de verzekeringsarts bezwaar en beroep toe dat met de beperkingen in de rubrieken 1 en 2 wordt tegemoetgekomen aan het medicatiegebruik en de psychische klachten. Tot slot heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep toegelicht dat de beperking met betrekking tot de regelmatige werktijden is aangenomen om verdere overbelasting te voorkomen en dat hiermee ook wordt tegemoetgekomen aan de psychische klachten.
8. De rechtbank kan de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep goed volgen. Er is inzichtelijk en overtuigend gemotiveerd waarom de vastgestelde beperkingen passend zijn voor eiseres. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van het medisch oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
Standaard Duurbelastbaarheid in Arbeid
9. De rechtbank is verder van oordeel dat bij de vaststelling van de duurbelasting de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet voorbij is gegaan aan de Standaard. De rechtbank overweegt dat de Standaard een hulpmiddel is bij de beoordeling van de duurbelastbaarheid. Dit betekent dat de verzekeringsarts onderzoekt wat de duur is van de arbeid die iemand kan verrichten. Bij het vaststellen van de duurbelastbaarheid dient de verzekeringsarts meerdere onderzoekselementen te betrekken bij de beoordeling. Het dagverhaal op zichzelf is voor de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende om de duurbelastbaarheid vast te stellen. In de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 9 maart 2022 en van 6 juni 2022 komt naar voren dat hij meerdere onderzoekselementen zichtbaar heeft betrokken, namelijk eigen onderzoek, de aard en de ernst van de klachten en diagnoses van eiseres, de informatie van derden, maar ook het dagverhaal.
10. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft naar aanleiding van zijn onderzoek geconcludeerd dat geen aanleiding bestaat om een urenbeperking aan te nemen. Voor het aannemen van een urenbeperking is namelijk eerst plaats indien met het stellen van beperkingen niet op voldoende wijze aan de voor betrokkene geldende mogelijkheden tegemoet kan worden gekomen. Zoals reeds overwogen heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep deugdelijk gemotiveerd waarom de beperkingen voor eiseres passend zijn en is hierbij dus niet voorbij gegaan aan de Standaard.
De arbeidskundige beoordeling
11. Eiseres heeft tegen de arbeidskundige beoordeling geen concrete beroepsgronden aangevoerd. Uitgaande van de juistheid van de medische beoordeling, is de rechtbank van oordeel dat het Uwv met het arbeidskundig rapport van 17 maart 2022 deugdelijk heeft gemotiveerd dat de voorbeeldfuncties de belastbaarheid van eiseres niet overschrijden en dus passend zijn. Het Uwv heeft deze functies aan de schatting van de mate van arbeidsongeschiktheid ten grondslag kunnen leggen. Hieruit volgt ook dat het Uwv het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiseres juist heeft vastgesteld.
Het oordeel van de rechtbank over het ZW-besluit
12. In het rapport van 25 maart 2022 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep toegelicht dat de belastbaarheid per 16 september 2021 gelijk is aan de belastbaarheid per 9 april 2021. Gelet op het oordeel over het WIA-besluit, wordt geoordeeld dat eiseres in het kader van de ZW ook geschikt is voor de geduide functies per 16 september 2021.

Conclusie

13. Omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is, heeft het Uwv de aanvraag voor een WIA-uitkering terecht afgewezen. Daarnaast heeft het Uwv terecht geconcludeerd dat eiseres op 16 september 2021 geschikt is voor ‘haar arbeid’. De beroepen van eiseres zijn ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt.
14. De door eiseres gemaakte proceskosten en het betaalde griffierecht worden niet vergoed, omdat eiseres in beide beroepen geen gelijk krijgt.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.E.H.G. Visser, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C.G. van Dijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 juni 2023.
De rechter is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.