ECLI:NL:RBMNE:2023:2547
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- S.C. Hagedoorn
- Rechtspraak.nl
Toetsing van consumentenbescherming bij gemeentelijke kredietovereenkomsten in het kader van schuldhulpverlening
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 31 mei 2023 een vonnis gewezen in een geschil tussen de Gemeentelijke Kredietbank, eisende partij, en een gedaagde partij die een kredietovereenkomst had gesloten. De eisende partij stelde dat de gedaagde partij een bedrag van € 16.161,59 had ontvangen ter herfinanciering van schulden, maar dat de gedaagde partij niet aan zijn terugbetalingsverplichtingen voldeed. De kantonrechter moest ambtshalve toetsen of de kredietovereenkomst onder de consumentenbeschermende bepalingen van het Burgerlijk Wetboek viel, en of er sprake was van een uitzondering op deze regels.
De eisende partij betoogde dat de overeenkomst geen consumentenkredietovereenkomst was, omdat deze was verstrekt in het kader van gemeentelijke schuldhulpverlening zonder winstoogmerk. De kantonrechter oordeelde echter dat de overeenkomst een gewone consumentenkredietovereenkomst was, omdat de eisende partij een marktconforme rente van 9,6% had bedongen. De kantonrechter concludeerde dat de eisende partij niet had aangetoond dat de overeenkomst voldeed aan de eisen van artikel 7:58 lid 2 BW, wat leidde tot de vernietiging van de overeenkomst.
De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde partij recht had op teruggave van het verstrekte bedrag, minus de reeds betaalde bedragen. De eisende partij werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten, omdat zij niet de benodigde informatie had verstrekt voor de beoordeling van de vordering. Het vonnis benadrukt het belang van consumentenbescherming en de rol van de kantonrechter in het waarborgen van deze bescherming, zelfs wanneer partijen onderling overeenstemming hebben bereikt.