ECLI:NL:RBMNE:2023:2546

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 januari 2023
Publicatiedatum
30 mei 2023
Zaaknummer
22/2981
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanspraak op Ziektewet-uitkering na sabbatical en beëindiging dienstverband

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 27 januari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de aanspraak op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). Eiseres, die op 1 oktober 2009 in dienst trad bij haar werkgever, had een sabbatical genomen van 1 oktober 2019 tot en met 31 december 2021. Op 29 oktober 2021 werd het dienstverband met wederzijds goedvinden beëindigd. Eiseres meldde zich ziek op 9 november 2021, maar op de datum van beëindiging van haar arbeidsovereenkomst was zij nog steeds ziek. Het Uwv besloot op 14 januari 2022 dat eiseres niet in aanmerking kwam voor een ZW-uitkering, een beslissing die in bezwaar werd gehandhaafd.

De rechtbank oordeelde dat eiseres op 9 november 2021 niet verzekerd was voor de ZW, omdat zij op dat moment geen dienstbetrekking had. De rechtbank stelde vast dat eiseres tijdens haar sabbatical geen persoonlijke arbeid verrichtte en er geen gezagsverhouding was tussen haar en de werkgever. Eiseres betwistte niet dat zij geen arbeid verrichtte, maar stelde dat haar arbeidsovereenkomst herleefde door haar ziekte. De rechtbank oordeelde echter dat de ZW niet voorziet in een dienstverband voor werknemers die niet werken en geen loon ontvangen. Aangezien eiseres geen arbeid verrichtte en geen loon ontving, was er geen sprake van een dienstbetrekking.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen aanspraak kan maken op een ZW-uitkering. Eiseres kreeg geen vergoeding van haar proceskosten en het griffierecht werd niet teruggegeven. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/2981

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 januari 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres,

(gemachtigde: C. Steijgerwalt),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(verweerder).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [de werkgever] B.V. (de werkgever).

Inleiding

Deze zaak gaat over de vraag of eiseres per 1 januari 2022 aanspraak kan maken op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
Eiseres is op 1 oktober 2009 in dienst getreden bij de werkgever. Op 23 augustus 2019 heeft de werkgever een brief gestuurd aan eiseres (de sabbaticalovereenkomst), waarin staat dat eiseres van 1 oktober 2019 tot en met uiterlijk 31 december 2021 een sabbatical opneemt. In de sabbaticalovereenkomst staat verder dat de arbeidsduur in die periode wordt teruggebracht tot 0 uur per week, dat eiseres zelf bepaalt welk bedrag zij maandelijks aan levensloopuitkering wil ontvangen, en dat de sabbatical eindigt en de arbeidsovereenkomst herleeft op de dag vóór de eerste ziektedag.
Op 29 oktober 2021 hebben eiseres en de werkgever een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarin staat dat het dienstverband met wederzijds goedvinden wordt beëindigd per 31 december 2021. Partijen zijn overeengekomen dat eiseres haar sabbatical voortzet tot die datum.
Op 9 november 2021 heeft eiseres zich ziekgemeld bij de werkgever. Op 31 december 2021, de datum dat de arbeidsovereenkomst is geëindigd, was eiseres nog steeds ziek. De werkgever heeft eiseres toen ziek uit dienst gemeld bij het Uwv.
Op 14 januari 2022 heeft het Uwv beslist dat eiseres niet in aanmerking komt voor een ZW-uitkering (het primaire besluit). Met het besluit op bezwaar van 25 mei 2022 heeft het Uwv deze beslissing in stand gelaten (het bestreden besluit). Eiseres is het hier niet mee eens en heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Eiseres heeft de rechtbank verzocht om uitspraak te doen zonder de behandeling van de zaak op een zitting. Het Uwv en de werkgever hebben laten weten daar geen bezwaar tegen te hebben. De rechtbank heeft het onderzoek op [datum] gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.

Beoordelingskader en geschil

1. Eiseres kan alleen aanspraak maken op een ZW-uitkering als zij op 9 november 2021, het moment dat zij ziek werd, verzekerd was voor de ZW. Iemand is verzekerd voor de ZW als diegene op de eerste ziektedag een dienstbetrekking had. [1] Daar zijn partijen het over eens. Partijen zijn het niet eens over het antwoord op de vraag of eiseres op 9 november 2021 een privaatrechtelijke dienstbetrekking had. Met een privaatrechtelijke dienstbetrekking wordt bedoeld: een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:610 van het Burgerlijk Wetboek (BW).

De standpunten van partijen

2. In het bestreden besluit stelt het Uwv zich op het standpunt dat er op 9 november 2021 geen sprake was van een dienstbetrekking, omdat eiseres toen met sabbatical was. In die periode verrichtte eiseres geen persoonlijke arbeid en was er geen gezagsverhouding tussen haar en de werkgever, zodat niet is voldaan aan de voorwaarden die artikel 7:610 van het BW stelt aan het bestaan van een arbeidsovereenkomst.
3. Eiseres betwist niet dat zij op 9 november 2021 geen persoonlijke arbeid verrichte en ook niet dat er geen gezagsverhouding was. Maar volgens eiseres was er op 9 november 2021 wel sprake van een dienstbetrekking, omdat haar sabbatical op grond van de sabbaticalovereenkomst door haar ziekte is beëindigd en haar arbeidsovereenkomst is herleefd.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank oordeelt dat eiseres op 9 november 2021 niet verzekerd was voor de ZW. In de stukken discussiëren partijen over het antwoord op de vraag of de arbeidsovereenkomst is herleefd nadat eiseres ziek werd, maar die discussie laat de rechtbank onbesproken. Dat eiseres niet is verzekerd voor de ZW volgt namelijk uit de ZW zelf. De rechtbank legt dat uit.
5. Een dienstverband wordt op grond van de ZW niet aanwezig geacht als de werknemer niet aan het werk was toen hij ziek werd en ook geen loon ontving. [2] Die situatie is hier aan de orde. Tussen partijen staat niet ter discussie dat eiseres op 9 november 2021 niet werkte. Het Uwv en eiseres gaan er van uit dat eiseres wel loon ontving (de levensloopuitkering waar zij aanspraak op kon maken), maar dit is niet juist. Loon is namelijk een tegenprestatie van de werkgever voor de arbeid die de werknemer heeft verricht [3] , en eiseres heeft vanaf het moment dat zij met sabbatical ging geen arbeid meer verricht.
6. Er zijn uitzonderingen op het uitgangspunt dat iemand die niet werkt en geen loon ontvangt op grond van de ZW geacht wordt geen dienstbetrekking te hebben, maar die uitzonderingen zijn hier niet aan de orde. [4]
7. De conclusie is dat eiseres op 9 november 2021 geacht wordt geen dienstbetrekking te hebben gehad en dat zij niet verzekerd was voor de ZW. Het Uwv heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat eiseres geen aanspraak kan maken op een ZW-uitkering.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijg. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed, rechter, in aanwezigheid van
mr. G.M.C.P. Maarhuis, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
27 januari 2023.
de griffier is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.In artikel 20 van de ZW staat dat werknemers in de zin van de ZW verzekerd zijn en in artikel 3, eerste lid, van de Ziektewet staat dat een werknemer een natuurlijk persoon is die in privaatrechtelijke of publiekrechtelijke dienstbetrekking staat.
2.Artikel 6, tweede lid, van de ZW.
3.Arrest van de Hoge Raad van 18 december 1953,
4.Zie onderdeel a tot en met f van artikel 6, tweede lid, van de ZW voor deze uitzonderingen.