In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, hebben eisers, bestaande uit meerdere personen, een vordering ingesteld tegen gedaagden, eveneens bestaande uit meerdere personen en entiteiten, met betrekking tot de sanering van windturbines. De eisers vorderen een deel van de saneringsvergoeding die gedaagden ontvangen van Project Swifterwint, als schadeloosstelling op basis van contractuele afspraken uit een participatieovereenkomst. De rechtbank heeft op 31 mei 2023 uitspraak gedaan in deze zaak.
De rechtbank heeft vastgesteld dat gedaagden in 1999 een bouw- en milieuvergunning hebben verkregen voor de exploitatie van windturbines, met de voorwaarde dat zij afspraken zouden maken met eisers over vergoedingen ter compensatie voor het verlies van de mogelijkheid om zelf windturbines te bouwen. In 2021 hebben gedaagden de exploitatie van hun windturbines gestaakt en zijn zij in onderhandeling gegaan over de hoogte van de saneringsvergoeding. De rechtbank heeft de vorderingen van eisers afgewezen, omdat niet is komen vast te staan dat gedaagden onvrijwillig de exploitatie van hun windturbines hebben gestaakt.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de eisers niet voldoende hebben aangetoond dat de participatieovereenkomst hen recht geeft op een deel van de saneringsvergoeding. De rechtbank heeft ook de argumenten van eisers over de dreiging van onteigening en de interpretatie van de participatieovereenkomst verworpen. De rechtbank concludeert dat er geen grondslag is voor de vorderingen van eisers en dat zij hoofdelijk in de proceskosten worden veroordeeld.