ECLI:NL:RBMNE:2023:254

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 januari 2023
Publicatiedatum
25 januari 2023
Zaaknummer
C/16/549542 / KG ZA 22-615
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over zorgregeling en dwangsom tussen ouders van minderjarige

In deze zaak, die op 27 januari 2023 door de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, gaat het om een kort geding tussen twee ouders over de zorgregeling voor hun minderjarige dochter. De eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.V. Paniagua, vordert dat de gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. I. Vledder, per direct uitvoering geeft aan de zorgregeling die bij beschikking van 15 december 2022 is vastgesteld. De gedaagde verzoekt in reconventie om opschorting van deze zorgregeling, onder andere vanwege beschuldigingen van seksueel misbruik die door de eiseres zijn geuit. De voorzieningenrechter heeft op de zitting van 10 januari 2023 de nodige stukken ontvangen en de belangen van beide partijen afgewogen. De voorzieningenrechter oordeelt dat de gedaagde de zorgregeling moet nakomen, omdat het belang van de minderjarige bij contact met haar moeder prevaleert. De voorzieningenrechter legt een dwangsom op van € 5.000,- per dag(deel) voor iedere niet-nakoming van de zorgregeling, met een maximum van € 50.000,-. Tevens wordt de eiseres gemachtigd om deze beslissing, indien nodig, met behulp van de sterke arm van politie en justitie ten uitvoer te leggen. De vorderingen van de gedaagde worden afgewezen, en de proceskosten worden gecompenseerd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer / rolnummer: C/16/549542 / KG ZA 22-615
Vonnis in kort geding van 27 januari 2023
in de zaak van
[eiseres],
wonend in [woonplaats 1] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat: mr. R.V. Paniagua,
tegen
[gedaagde],
wonend in [woonplaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat: mr. I. Vledder.

1.De procedure

1.1.
De voorzieningenrechter heeft de volgende stukken ontvangen:
  • de dagvaarding van 23 december 2022 met producties;
  • de wijziging van eis, ontvangen op 28 december 2022;
  • de conclusie van antwoord en een eis in reconventie met producties, ontvangen op
5 januari 2023;
- de akte overlegging (proces)stukken van [eiseres] , ontvangen op 9 januari 2023.
1.2.
De zitting vond plaats op 10 januari 2023. Daarbij waren partijen en hun advocaten aanwezig.
1.3.
Op 10 januari 2023, voorafgaand aan de zitting, heeft de voorzieningenrechter ongevraagd van de Raad voor de Kinderbescherming de brief van 10 januari 2023 met het onderwerp ‘Toetsing voorgenomen besluit beëindiging ondertoezichtstelling’ ontvangen. Op verzoek van mr. Paniagua heeft de voorzieningenrechter deze brief als productie aan de zijde van [eiseres] toegevoegd aan het procesdossier. De voorzieningenrechter acht dat niet in strijd met de eisen van een goede procesorde, want [gedaagde] is bekend met de inhoud van de brief en is op de zitting in de gelegenheid gesteld daarop te reageren.
1.4.
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.De voorgeschiedenis

2.1.
Partijen hebben een relatie met elkaar gehad. Zij zijn de ouders van [minderjarige] , die bijna negen jaar is. Ze heeft haar hoofdverblijf bij [gedaagde] . De ouders hebben samen het gezag over haar.
2.2.
[minderjarige (voornaam)] stond van 29 november 2018 tot 18 december 2022 onder toezicht van de gecertificeerde instelling Het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering.
2.3.
In de beschikking van 15 december 2022 heeft de kinderrechter in deze rechtbank de zorgregeling als volgt gewijzigd:
  • [minderjarige (voornaam)] is in de ene week bij [eiseres] van vrijdag uit school tot zondag 17.00 uur en in de andere week van woensdag na school tot 19.00 uur, waarbij [gedaagde] [minderjarige (voornaam)] naar [eiseres] brengt en haar daar ook weer ophaalt;
  • [minderjarige (voornaam)] wordt zes keer per jaar in staat gesteld om, als zij volgens de reguliere zorgregeling bij [eiseres] is, deel te kunnen nemen aan activiteiten van een club of vereniging, waarbij [gedaagde] haar ophaalt en terugbrengt;
  • de vakanties en feestdagen worden in onderling overleg bij helfte verdeeld, waarbij [minderjarige (voornaam)] in ieder geval bij [eiseres] is:
o in de zomervakantie in de oneven jaren de eerste helft van de vakantie en in de even jaren de tweede helft van de vakantie;
o tijdens de overige vakanties in de oneven jaren de eerste helft van de vakantie en in de even jaren de tweede helft;
o op Eerste Kerstdag in de oneven jaren en op Tweede Kerstdag in de even jaren;
o op de verjaardag van [minderjarige (voornaam)] in de oneven jaren;
o [minderjarige (voornaam)] mag de verjaardagen van [eiseres] , [gedaagde] en [A] bijwonen als deze binnen de reguliere zorgregeling van de andere ouder vallen;
o op Oudejaarsavond en Nieuwjaarsdag verblijft [minderjarige (voornaam)] bij de ouder bij wie zij op dat moment volgens de reguliere zorgregeling verblijft;
o in al deze gevallen brengt [gedaagde] [minderjarige (voornaam)] naar [eiseres] en haalt hij [minderjarige (voornaam)] ook weer bij [eiseres] op;
o [gedaagde] maakt in de even jaren een schema en [eiseres] in de oneven jaren, binnen vier weken na de zomervakantie, waarin de verdeling van de vakanties en feestdagen wordt uitgewerkt, waarna de andere ouder twee weken de gelegenheid krijgt hierop te reageren, waarna de verdeling vast staat.
- [gedaagde] verbeurt bij niet-nakoming van de hiervoor vermelde zorgregeling tussen [minderjarige (voornaam)] en [eiseres] een dwangsom van € 300,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [gedaagde] in gebreke blijft aan de zorgregeling te voldoen, met een maximum van
€ 50.000,-;
- [eiseres] verbeurt een dwangsom van € 300,- per keer dat zij in gebreke blijft om in persoon de deur open te doen als [minderjarige (voornaam)] (met [gedaagde] ) volgens deze zorgregeling voor de deur staat, met een maximum van € 50.000,-.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis:
bepaalt dat [gedaagde] per direct uitvoering moet geven aan de zorgregeling die bij beschikking van 15 december 2022 is vastgesteld;
bepaalt dat [gedaagde] voor iedere niet-nakoming of gedeeltelijke niet-nakoming van het onder 1. bepaalde een dwangsom van € 2.000 per keer verbeurt, met een maximum van € 50.000,-, althans een in goede justitie te bepalen bedrag;
haar machtigt om het onder 1. bepaalde zo nodig ten uitvoer te laten leggen of te handhaven met behulp van de sterke arm van politie en justitie;
[gedaagde] veroordeelt in de kosten van de procedure.
3.2.
[gedaagde] vraagt in conventie primair [eiseres] niet-ontvankelijk te verklaren, subsidiair haar vorderingen af te wijzen, en meer subsidiair de beslissing aan te houden. Hij vordert in reconventie dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis:
  • primairde in de beschikking van 15 december 2022 vastgestelde zorgregeling opschort;
  • subsidiair[eiseres] de in die beschikking vastgelegde omgang ontzegt, in afwachting van de uitkomst van het hoger beroep;
  • meer subsidiairde beslissing aanhoudt in afwachting van nader NIFP-onderzoek of een onderzoek door een kinderpsycholoog, dan wel een bijzonder curator voor [minderjarige (voornaam)] aanstelt die de voorzieningenrechter adviseert of nakoming van de zorgregeling in haar belang is;
  • [eiseres] veroordeelt in de kosten van deze procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Om praktische redenen zal de voorzieningenrechter eerst de vorderingen in reconventie beoordelen en daarna de vorderingen in conventie.
In reconventie
Beslissing4.2. De voorzieningenrechter zal de vorderingen van [gedaagde] afwijzen en legt hierna uit waarom.
Spoedeisend belang
4.3.
In een kortgedingprocedure is het nodig dat sprake is van een spoedeisend belang. Dat betekent dat de eisende partij op korte termijn een beslissing van de voorzieningenrechter nodig heeft en de beslissing in een bodemprocedure niet kan afwachten. Degene die een tegenvordering instelt, moet ook een spoedeisend belang hebben.
De voorzieningenrechter vindt dat het spoedeisend belang van [gedaagde] voldoende vast is komen te staan. Hij stelt dat het niet in het belang van [minderjarige (voornaam)] is dat de vastgestelde zorgregeling wordt uitgevoerd, en daarom is met spoed een beslissing nodig waarin staat dat dit niet hoeft.
Belangenafweging
4.4.
De primaire en subsidiaire vorderingen van [gedaagde] komen neer op een schorsing van de tenuitvoerlegging van de in de beschikking van 15 december 2022 vastgestelde zorgregeling. Bij de beoordeling van deze vorderingen is het uitgangspunt dat de beschikking moet worden nagekomen. Afwijking van dit uitgangspunt kan worden gerechtvaardigd door omstandigheden die meebrengen dat het belang van (in dit geval) [gedaagde] bij behoud van de bestaande toestand zolang niet op het door hem in te stellen rechtsmiddel is beslist, ook gegeven dit uitgangspunt, zwaarder weegt dan het belang van (in dit geval) [eiseres] bij de uitvoerbaarheid bij voorraad daarvan, waarbij hun belangen niet los gezien kunnen worden van die van hun dochter. Bij deze belangenafweging blijft de kans van slagen van het tegen de beslissing aan te wenden rechtsmiddel in beginsel buiten beschouwing. In de beschikking van 15 december 2022 is een niet-gemotiveerd oordeel gegeven over de uitvoerbaarheid bij voorraad. Om die reden moet ervan uit worden gegaan dat nog geen afweging van de belangen van partijen heeft plaatsgevonden aan de hand van de daarvoor van belang zijnde feiten en omstandigheden. Deze afweging moet daarom in deze kortgedingprocedure alsnog worden gemaakt. Daarbij kunnen zowel omstandigheden van voor als na de beschikking van 15 december 2022 van belang zijn (zie HR 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2026).
4.5.
[gedaagde] stelt dat – zo begrijpt de voorzieningenrechter – de belangenafweging in zijn voordeel moet uitvallen. Hij kan het (emotioneel) niet opbrengen [minderjarige (voornaam)] naar [eiseres] te laten gaan. Volgens hem gaat het er in de kern om dat [eiseres] hem sinds het uit elkaar gaan kapot probeert te maken met meerdere valse beschuldigingen. De “roze olifant in de kamer” is haar beschuldiging dat hij hun dochter seksueel misbruikt heeft, welke beschuldiging zij ook nog eens publiekelijk heeft gemaakt op Facebook en in een interview in het [.] van [2019] . Tijdens onderzoeken werd geen bewijs voor dit misbruik gevonden, en de strafzaak is geseponeerd.
Hij zegt gegronde angst te hebben dat [eiseres] hem opnieuw zal beschuldigen; niet alleen richting [minderjarige (voornaam)] , maar ook richting derden. Eerder heeft deze beschuldiging zijn leven overhoop gegooid, omdat hij met de nek werd aangekeken en gedwongen was zijn onderneming te verkopen en met zijn dochter te verhuizen. De ‘misbruikkaart’ moet van tafel.
Het is in ieder geval nodig dat [eiseres] terugkomt op de beschuldiging, excuses aanbiedt en erkent wat de gevolgen zijn geweest voor zowel voor hem als voor [minderjarige (voornaam)] . Dat wil ze niet, want volgens de laatste gezinsvoogd heeft [eiseres] recent haar twijfels geuit over de onderzoeken naar het seksueel misbruik. Verder is ze in hoger beroep gegaan van het strafvonnis van 6 december 2022, waarin zij is veroordeeld voor smaad richting hem, computervredebreuk en valsheid in geschrifte.
Uitvoering van de zorgregeling is bovendien niet mogelijk zonder [minderjarige (voornaam)] verder te beschadigen. De (fysieke en emotionele) veiligheid van [minderjarige (voornaam)] is bij [eiseres] in het geding. [eiseres] stelt haar eigen behoeftes centraal en laat zich moeilijk corrigeren of sturen. Het feit dat een dwangsom opgelegd moet worden om een moeder ertoe te bewegen de deur voor haar dochter open te doen, is veelzeggend, aldus [gedaagde] . Ook uit zij zich ten opzichte van [minderjarige (voornaam)] afwijzend over hem.
Het NIFP heeft in zijn rapport van 9 maart 2020 geschreven dat bij [eiseres] sprake is van persoonlijkheidsproblematiek, een traumatische ontwikkelingsgeschiedenis en dat er een onderzoek moet komen. [gedaagde] vindt het niet mogelijk een zorgregeling uit te voeren zonder dat iets gedaan is met de door het NIFP beschreven problematiek.
4.6.
[eiseres] voert aan dat zij belang heeft bij uitvoering van de in de beschikking van 15 december 2022 vastgestelde zorgregeling. Zij heeft het recht [minderjarige (voornaam)] te zien en die heeft het recht haar moeder te zien. Sinds 16 november 2022 vindt er geen omgang plaats. In de procedure die heeft geleid tot de beschikking van 15 december 2022, had [gedaagde] ook verzocht de omgang op te schorten. Dat verzoek heeft de rechtbank afgewezen. In iedere procedure begint hij over de beschuldiging van seksueel misbruik, terwijl zij het er niet meer over heeft.
Op de zitting van 10 januari 2023 heeft [eiseres] beloofd dat ze de beschuldiging van seksueel misbruik noch aan [minderjarige (voornaam)] , noch aan iemand anders zal vertellen.
4.7.
Kijkend naar de gebeurtenissen in de lange voorgeschiedenis tussen partijen begrijpt de voorzieningenrechter dat het (emotioneel) bijzonder lastig is voor [gedaagde] mee te werken aan de vastgestelde zorgregeling. Alles wat er is gebeurd, met name de beschuldiging van seksueel misbruik, het in de publiciteit brengen van die beschuldiging en alle gevolgen van dien, en de manier waarop [eiseres] met [minderjarige (voornaam)] omgaat, brengt mee dat [gedaagde] het niet voor elkaar krijgt mee te werken aan de zorgregeling. [gedaagde] wil kennelijk dat [minderjarige (voornaam)] (en zijn sociale omgeving) niet wordt geconfronteerd met onterechte beschuldigingen. Dat belang wordt niet gediend met het stopzetten van de omgang tussen [eiseres] en haar dochter. Geen contact tussen moeder en dochter geeft namelijk niet de garantie dat [eiseres] geen beschuldigingen uit richting [minderjarige (voornaam)] en/of derden. In dit verband stelt de voorzieningenrechter vast dat [eiseres] op de zitting heeft beloofd dat zij die beschuldiging niet aan [minderjarige (voornaam)] en/of derden kenbaar zal maken, en hij verwacht van [eiseres] dat zij zich hieraan houdt.
Het feit dat [gedaagde] bang is dat de misbruikkaart wordt gespeeld, betekent bovendien niet dat [minderjarige (voornaam)] het nu niet goed heeft bij haar moeder. Meerdere hulpverleningsinstanties die betrokken zijn geweest, achtten het in het belang van [minderjarige (voornaam)] dat zij omgang met haar moeder heeft. Geen van deze instanties heeft tot nu toe geadviseerd dat de omgang omwille van de veiligheid van [minderjarige (voornaam)] moet worden stopgezet. Tot slot – en mogelijk het belangrijkst: de rechtbank is in meerdere beschikkingen na een beoordeling tot de beslissing gekomen dat er omgang moet plaatsvinden.
Verder heeft [eiseres] na de beschikking van 15 december 2022 niet eens de kans gekregen [gedaagde] ’ twijfels over haar moederschap weg te nemen door bijvoorbeeld te laten zien dat zij de deur voor [minderjarige (voornaam)] open doet, en geen beschuldigingen over [gedaagde] uit richting [minderjarige (voornaam)] .
Al met al vindt de voorzieningenrechter het in het belang van [minderjarige (voornaam)] dat er zo snel mogelijk weer omgang is met [eiseres] , omdat zij meer van elkaar vervreemden naarmate er langer geen contact is.
4.8.
De voorzieningenrechter is op grond van het voorgaande van oordeel dat de primaire en subsidiaire vordering van [gedaagde] afgewezen moeten worden.
4.9.
Zijn meer subsidiaire vordering zal ook worden afgewezen. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding de beslissing aan te houden in afwachting van bewijslevering door deskundigen. Nog los van de vraag of daartoe wel genoeg gesteld is, gaat dat het bestek van een kortgedingprocedure te buiten.
In conventie
Beslissing4.10. De voorzieningenrechter zal [gedaagde] veroordelen per direct uitvoering te geven aan de zorgregeling die bij beschikking van 15 december 2022 is vastgesteld, onder verbeurte van een dwangsom van € 5.000,- per dag(deel) dat hij zich niet aan deze veroordeling houdt, met een maximum van € 50.000,-. Verder zal hij [eiseres] machtigen deze beslissing, zo nodig, ten uitvoer te laten leggen met behulp van de sterke arm van politie en justitie.
Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot deze beslissing is gekomen.
Spoedeisend belang
4.11.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat [eiseres] een spoedeisend belang heeft bij haar vordering, omdat zij [minderjarige (voornaam)] inmiddels ruim twee maanden niet heeft gezien.
Nakoming en dwangmiddelen
4.12.
Bij de beoordeling van de vorderingen in conventie is de voorzieningenrechter tot het oordeel gekomen dat de op 15 december 2022 vastgestelde zorgregeling niet moet worden opgeschort en dat [eiseres] het recht op omgang met [minderjarige (voornaam)] niet moet worden ontzegd. Dit betekent dat de beschikking van 15 december 2022 moet worden nagekomen. In die beschikking is een dwangsom opgelegd voor het geval [gedaagde] de zorgregeling niet nakomt. Desondanks vindt er geen omgang plaats. De voorzieningenrechter wil dat de omgang snel wordt hervat. Hij zal daarom de dwangsom verhogen tot € 5.000,- per dag(deel) dat [gedaagde] zich niet aan de zorgregeling houdt, tot een maximum van € 50.000,- is bereikt. Deze dwangsom per keer is hoger dan [eiseres] vraagt, maar de voorzieningenrechter mag een hogere dwangsom toewijzen dan gevorderd is (zie Benelux Gerechtshof 17 december 1992, ECLI:NL:XX;1992:AD1802).
4.13.
De voorzieningenrechter zal daarnaast [eiseres] op grond van artikel 812 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering machtigen de tenuitvoerlegging van die beschikking te bewerkstelligen door middel van de sterke arm van politie en justitie. De voorzieningenrechter beseft dat het voor [minderjarige (voornaam)] heel ingrijpend kan zijn als zij door de politie moet worden opgehaald. Alleen heeft een financiële prikkel tot nu toe niet geleid tot nakoming van de zorgregeling door [gedaagde] . Bovendien heeft [gedaagde] tot en met de zitting verklaard dat hij de zorgregeling niet zal nakomen. De voorzieningenrechter acht toewijzing van deze vordering daarom noodzakelijk om de omgang weer plaats te laten vinden. De voorzieningenrechter hoopt dat het niet zover komt dat de politie erbij gehaald moet worden.
Uitvoerbaar bij voorraad
4.14.
De voorzieningenrechter zal de beslissing voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Dat wil zeggen dat de beslissing moet worden uitgevoerd, ook al wordt hoger beroep ingesteld. Hij vindt het onwenselijk als aanwending van een rechtsmiddel de tenuitvoerlegging van dit vonnis kan opschorten. Het is van groot belang dat de omgang tussen [eiseres] en [minderjarige (voornaam)] snel wordt hervat.
In conventie en in reconventie
Proceskosten
4.15.
In procedures van familierechtelijke aard is het gebruikelijk de proceskosten tussen partijen te compenseren. De voorzieningenrechter ziet op dit moment geen aanleiding van dit uitgangspunt af te wijken en zal bepalen dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagde] per direct uitvoering te geven aan de zorgregeling die bij beschikking van 15 december 2022 is vastgesteld, onder verbeurte van een dwangsom van
€ 5.000,- per dag(deel) dat hij zich niet aan deze veroordeling houdt, met een maximum van € 50.000,-,
5.2.
machtigt [eiseres] de beslissing onder 5.1., zo nodig, ten uitvoer te laten leggen met behulp van de sterke arm van politie en justitie,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
5.4.
wijst het gevorderde af,
in conventie en in reconventie
5.5.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Heinemann, voorzieningenrechter, in samenwerking met mr. M.J.W. Rietveld, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 27 januari 2023.