ECLI:NL:RBMNE:2023:2539

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 mei 2023
Publicatiedatum
30 mei 2023
Zaaknummer
UTR 23/1314
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking beroep tegen niet tijdig nemen beslissing

Op 25 mei 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een verzoekster en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De verzoekster had op 27 maart 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op haar verzoek om herbeoordeling van een medewerker. Na een besluit van verweerder op 7 april 2023, heeft verzoekster haar beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van haar proceskosten. De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken te reageren op dit verzoek. Op 15 mei 2023 heeft verweerder gereageerd.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat zij voldoende informatie heeft om het verzoek om proceskostenvergoeding te beoordelen zonder dat partijen voor een zitting hoeven te verschijnen. De rechtbank heeft de relevante artikelen uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) in acht genomen. Gezien het feit dat het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de verzoekster tegemoet is gekomen, heeft de rechtbank besloten dat verweerder de proceskosten van verzoekster moet vergoeden.

De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 418,50, wat bestaat uit 1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,-. Daarnaast moet verweerder ook het griffierecht aan verzoekster betalen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en de beslissing is verzonden aan de partijen. Verzoekster heeft de mogelijkheid om binnen 6 weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens is met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/1314

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 mei 2023 in de zaak tussen

[eiseres], [vestigingsplaats] , verzoekster,

(gemachtigde: mr. S.A.C. Verzaal),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft op 27 maart 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op een verzoek om herbeoordeling van [medewerker]
Bij brief van 3 december 2021, ontvangen door verweerder op 6 december 2021 heeft verzoekster verweerder in gebreke gesteld.
Bij besluit van 7 april 2023 heeft verweerder een besluit genomen op het verzoek om herbeoordeling. Verzoekster heeft daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor haar proceskosten.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld binnen twee weken te reageren op het verzoek om veroordeling van de proceskosten. Op 15 mei 2023 heeft verweerder hierop gereageerd.

Overwegingen

1. Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoekster om vergoeding van zijn proceskosten. De rechtbank doet deze uitspraak zonder partijen voor een zitting uit te nodigen, omdat zij vindt dat zij voldoende informatie heeft om het verzoek te beoordelen.
2. Als het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift tegemoet is gekomen, kan de rechtbank bepalen dat verweerder de proceskosten van de indiener van het beroepschrift moet betalen
.Dat staat in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3. De rechtbank ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die verzoekster in verband met de behandeling van het beroep tot aan deze uitspraak heeft moeten maken.
4. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoekster die verweerder moet betalen vast op € 418,50,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,-
5. Verweerder moet ook het griffierecht aan verzoekster betalen (artikel 8:41 Awb)

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 418,50 aan proceskosten.
Verweerder moet dit bedrag betalen aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van
S. Ayyildiz, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 mei 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.