ECLI:NL:RBMNE:2023:2535

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 mei 2023
Publicatiedatum
30 mei 2023
Zaaknummer
16-189466-19
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontnemingsvonnis inzake wederrechtelijk verkregen voordeel door het verlenen van onderdak aan slachtoffers

Op 23 mei 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een ontnemingsvonnis uitgesproken in de zaak tegen een veroordeelde die gedurende drie dagen onderdak heeft verleend aan drie slachtoffers die wederrechtelijk in Nederland verbleven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde een wederrechtelijk verkregen voordeel heeft behaald door huur te ontvangen van de slachtoffers voor hun verblijf in zijn woning. De totale huur die de slachtoffers aan de veroordeelde hebben betaald, is vastgesteld op € 1.320,00. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot ontneming van dit bedrag toegewezen, ondanks het verweer van de verdediging dat de veroordeelde geen geld van de slachtoffers heeft ontvangen. De rechtbank heeft ook geconstateerd dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak is overschreden, maar heeft dit in de strafoplegging reeds in aanmerking genomen. De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, en de rechtbank heeft de veroordeelde verplicht tot betaling van het ontnomen bedrag aan de Staat.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/189466-19 (ontneming)
Vonnis van de meervoudige kamer van 23 mei 2023 op de vordering van de officier van justitie tot ontneming
in de zaak tegen
[veroordeelde]
geboren op [geboortedatum] 1984 te [geboorteplaats] (Ethiopië),
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres] , [woonplaats] ,
hierna te noemen: veroordeelde.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De vordering is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 9 mei 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en de standpunten van officier van justitie mr. D.M.A. van der Zwan en van hetgeen veroordeelde en mr. G.H. Kroon, advocaat te Gorinchem, naar voren hebben gebracht.

2.VORDERING

2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De schriftelijke vordering van de officier van justitie houdt in dat aan de veroordeelde de verplichting zal worden opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van in totaal
€ 1.320,00 ter ontneming van het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel uit het in de strafzaak bewezenverklaarde feit.
2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, gelet op de bepleite vrijspraak in de hoofdzaak, verzocht de ontnemingsvordering af te wijzen. Het wederrechtelijk verkregen voordeel is gebaseerd op de huur die aangeefsters aan veroordeelde zouden hebben betaald, terwijl veroordeelde heeft verklaard dat hij geen geld van aangeefsters heeft ontvangen.

3.BEOORDELING VAN DE VORDERING

3.1
De grondslag van de vordering
De veroordeelde is bij vonnis van vandaag, 23 mei 2023, van deze rechtbank veroordeeld voor het gedurende drie dagen een ander uit winstbejag behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, terwijl hij weet dat dat verblijf van die ander wederrechtelijk is.
De grondslag voor de ontnemingsvordering is een veroordeling voor een strafbaar feit. Voor de ontnemingsvordering betekent dit dat bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel kan worden gelet op voordeel afkomstig uit het strafbare feit dat de veroordeelde heeft begaan en strafbare feiten waarvan aannemelijk is dat veroordeelde deze heeft begaan (artikel 36e, lid 2 Wetboek van Strafrecht).
3.2
Beoordeling en berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel [1]
De rechtbank acht aannemelijk dat veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen door gedurende drie dagen in zijn woning onderdak te verlenen aan [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] (hierna: de slachtoffers), die wederrechtelijk in Nederland verbleven. De rechtbank heeft in het vonnis in de hoofdzaak vastgesteld dat de slachtoffers huur betaalden voor hun verblijf in de woning van veroordeelde. [2]
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij een bedrag van tussen de € 200,00 en
€ 300,00 per dag aan huur aan veroordeelde heeft betaald. [3] De rechtbank zal er in het voordeel van verdachte van uitgaan dat aan verdachte twee keer een bedrag van € 200,00 per dag is betaald.
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij in totaal een bedrag van € 600,00 aan huur aan veroordeelde heeft betaald. [4] [slachtoffer 3] heeft verklaard dat zij een bedrag van € 320,00 aan huur aan verdachte heeft betaald. [5]
Dit betekent dat de rechtbank aannemelijk acht dat veroordeelde van de slachtoffers een bedrag van in totaal € 1.320,00 (€ 400,00 + € 600,00 + € 320,00) aan huur heeft ontvangen. Daarom stelt de rechtbank het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op € 1.320,00.
3.3
Betalingsverplichting
Overschrijding redelijke termijn
De redelijke termijn voor de behandeling van deze zaak is geschonden. De rechtbank zal ten aanzien van de ontneming volstaan met de constatering dat de redelijke termijn is overschreden, omdat de rechtbank hier bij de strafoplegging al rekening mee heeft gehouden.
Betalingsverplichting
De rechtbank stelt het bedrag dat door veroordeelde dient te worden betaald aan de staat, vast op € 1.320,00.

4.TOEGEPAST WETSARTIKEL

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

5.BESLISSING

De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op
€ 1.320,00;
- legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling van
€ 1.320,00aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel;
- bepaalt de duur van de gijzeling die met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering ten hoogste kan worden gevorderd op 26 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.P. Schotman, voorzitter, mrs. L.M. Reijnierse en
J.C. Hooker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Broere, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 mei 2023.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd 2019236194, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 119. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Vonnis van 23 mei 2023, parketnummer 16/189466-19, pagina 5.
3.Een proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 1] van 14 augustus 2019, pagina 92.
4.Een proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 2] van 15 augustus 2019, pagina 100.
5.Een proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 3] van 7 augustus 2019, pagina 46.