Op 23 mei 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een ontnemingsvonnis uitgesproken in de zaak tegen een veroordeelde die gedurende drie dagen onderdak heeft verleend aan drie slachtoffers die wederrechtelijk in Nederland verbleven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde een wederrechtelijk verkregen voordeel heeft behaald door huur te ontvangen van de slachtoffers voor hun verblijf in zijn woning. De totale huur die de slachtoffers aan de veroordeelde hebben betaald, is vastgesteld op € 1.320,00. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot ontneming van dit bedrag toegewezen, ondanks het verweer van de verdediging dat de veroordeelde geen geld van de slachtoffers heeft ontvangen. De rechtbank heeft ook geconstateerd dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak is overschreden, maar heeft dit in de strafoplegging reeds in aanmerking genomen. De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, en de rechtbank heeft de veroordeelde verplicht tot betaling van het ontnomen bedrag aan de Staat.