Inleiding
1. Deze uitspraak gaat over de vraag of en zo ja, wanneer er in het natuurgebied [locatie 1] en [locatie 2] maatregelen moeten worden getroffen om verslechtering van de natuurwaarden te voorkomen.
Het natuurgebied en de betrokken partijen
2. [locatie 1] en [locatie 2] is beschermd Natura 2000-gebied, dat bestaat uit twee landgoederen in het stroomgebied van de Kromme Rijn tussen Wijk bij Duurstede en de Utrechtse heuvelrug. Het gebied is onderdeel van een kleinschalig cultuurlandschap waar actief beheerde essenhakhoutbosjes voorkomen. Dit essenhakhout op voedselrijke kleigronden in het rivierengebied vormt een in Europees opzicht uitermate zeldzaam bostype met een grote rijkdom aan paddestoelen en epifytische mossen en korstmossen. [locatie 1] en [locatie 2] zijn als Natura 2000-gebied aangewezen voor dit specifieke habitattype H91E0C ‘beekbegeleidende bossen’. In en direct rondom het Natura 2000-gebied liggen ook agrarische percelen.
3. Gedeputeerde staten zijn op grond van de Wet natuurbescherming verantwoordelijk voor het treffen van instandhoudingsmaatregelen en passende maatregelen in [locatie 1] en [locatie 2] . Het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden is op grond van de Waterwet verantwoordelijk voor het beheer van het watersysteem in het gebied, waaronder de hoogte van het waterpeil. Staatsbosbeheer is verantwoordelijk voor het beheer van de natuurpercelen van het gebied. De agrarische percelen worden gebruikt door particuliere agrariërs. VNMW komt op voor de belangen van landschap, natuur en leefmilieu in de omgeving van Wijk bij Duurstede.
Het verzoek om passende maatregelen
4. Op 5 september 2022 heeft VNMW aan gedeputeerde staten verzocht om onmiddellijk passende maatregelen te nemen in [locatie 1] en [locatie 2] , omdat er volgens haar sprake is van een significante verslechtering van het natuurgebied in het licht van de instandhoudingsdoelstellingen, waarbij de kwaliteit van het habitattype H91E0C steeds afneemt door het gevoerde beleid. VNMW vraagt daarbij concreet om ten minste het volgende te doen:
Het controleren van projecten en handhaven op overtredingen van de natuurvergunningplicht bij alle veehouders binnen 500 meter van de grens van het Natura 2000-gebied;
Het inperken van natuurvergunningen van omliggende projecten, totdat de kritische depositiewaarde voor stikstof voor het habitattype is behaald;
Het handhaven op het verbod om zonder natuurvergunning meststoffen uit te rijden ten minste binnen 500 meter van de grens van het Natura 2000-gebied;
Het onmiddellijk verhogen en actief monitoren van het waterpeil in en rondom alle percelen van het Natura 2000-gebied;
Het laten plaatsvinden van hakhoutbeheer en het onmiddellijk effectief verwijderen van braamopslag door de terreinbeheerders.
VNMW heeft dit verzoek onderbouwd met een in haar opdracht opgemaakt wetenschappelijk rapport.
5. Op 31 oktober 2022 hebben gedeputeerde staten aan VNMW laten weten dat de beslistermijn is verlengd tot 1 mei 2023.
6. Met een brief van 16 december 2022 heeft VNMW aan gedeputeerde staten laten weten dat zij zich verzet tegen de verlenging van de beslistermijn en waarbij is verzocht om binnen twee weken op het verzoek tot het nemen van passende maatregelen te beslissen.
7. Op 24 januari 2023 heeft VNMW beroep ingesteld vanwege het niet tijdig beslissen op het verzoek tot het nemen van passende maatregelen. Deze zaak wordt behandeld onder zaaknummer UTR 23/394.
8. Op 11 april 2023 heeft VNMW de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Deze zaak wordt behandeld onder zaaknummer UTR 23/1542.
9. Gedeputeerde staten hebben in het verzoek van 5 september 2022 drie aanvragen onderscheiden: een handhavingsverzoek, een verzoek tot het wijzigen of intrekken van geldende natuurvergunningen en een verzoek tot het treffen van maatregelen rondom peil- en hakhoutbeheer. De besluitvorming op de drie aanvragen is separaat opgepakt, gedeeltelijk door de regionale uitvoeringsdienst.
10. Met het besluit van 20 april 2023 hebben gedeputeerde staten het handhavingsverzoek onder 3) afgewezen. Daaraan ligt ten grondslag dat uit dossieronderzoek en controles van een toezichthouder blijkt dat geen sprake is van het bemesten van agrarische gronden in strijd met de natuurvergunningplicht.
11. Met het besluit van 28 april 2023 hebben gedeputeerde staten de verzoeken onder 4) en 5) afgewezen en geweigerd om het waterpeil onmiddellijk te verhogen en om hakhoutbeheer te laten plaatsvinden. Daaraan ligt ten grondslag dat er gesprekken plaatsvinden met het waterschap en dat de nodige maatregelen tot het verhogen van het peil hun beslag zullen krijgen in het Utrechtse Programma Landelijk Gebied. Hakhoutbeheer is verminderd of stop gezet, omdat dat vanwege de essentaksterfte volgens gedeputeerde staten nu de beste strategie is. In het besluit is wel toegezegd dat braamopslag intensiever verwijderd zal worden.
12. Op 12 mei 2023 hebben gedeputeerde staten een ontwerpbesluit ter inzage gelegd op het verzoek onder 2). Het ontwerpbesluit luidt dat bestaande natuurvergunningen niet worden gewijzigd of worden ingetrokken.
13. Het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening zijn behandeld op de zitting van 16 mei 2023. VNMW heeft zich laten vertegenwoordigen door haar voorzitter [A] en door de opstellers van het in overweging 4 genoemde wetenschappelijke rapport dr. [B] en drs. [C] . Gedeputeerde staten hebben zich laten vertegenwoordigen door mr. H. Moek en mr. W.J. Wever, beiden jurist bij de provincie, mr. M. Brussaard, beleidsmedewerker natuur en stikstof bij de provincie, en mr. B. van der Woude, jurist bij de regionale uitvoeringsdienst.