8.3Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de aan verdachte op te leggen straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van één en ander ter terechtzitting is gebleken. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich op 25 oktober 2022 schuldig gemaakt aan het medeplegen van een gewapende woningoverval in Almere. Verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachten vermomd als PostNL-bezorgers door een PostNL-jas aan te trekken. Onder deze vermomming zijn de drie verdachten bewapend met vuurwapens de woning van de slachtoffers binnengegaan. Daarbij hebben de verdachten de heer [slachtoffer 1] naar binnen geduwd en een vuurwapen tegen zijn hoofd gedrukt. Terwijl de heer [slachtoffer 1] onder schot werd gehouden, moest hij op zijn knieën gaan zitten en werd hij vastgebonden met ducttape. Op dat moment werd de heer [slachtoffer 1] gedwongen om zijn twee gouden armbanden af te geven. Terwijl de verdachten in de woning naar buit aan het zoeken waren, troffen zij mevrouw [slachtoffer 2] op het toilet aan. Hierna is ook zij onder schot gehouden en met tie-wrap en ducttape vastgebonden. De verdachten hebben horloges en een contant geldbedrag weggenomen. Daarnaast hebben zij bankpassen van de slachtoffers gevonden en hen onder bedreiging van vuurwapens naar de pincodes gevraagd. Het is enkel dankzij het dappere en adequate handelen van mevrouw [slachtoffer 2] geweest dat de overval niet verder is geëscaleerd. Zij heeft namelijk toen zij op het toilet zat de politie gebeld. Door haar kon de politie snel ter plaatse komen en zijn de drie verdachten op heterdaad aangehouden.
Verdachte heeft verklaard dat hij zich tijdens de overval afzijdig heeft gehouden. De rechtbank acht deze verklaring ongeloofwaardig. Uit de verklaringen van de slachtoffers volgt dat elk van de overvallers zijn aandeel had tijdens de overval, al dan niet door de slachtoffers vast te binden en onder schot te houden, dan wel door de woning te doorzoeken.
Verdachte en zijn medeverdachten hebben zich op deze manier schuldig gemaakt aan zeer ernstige strafbare feiten. Dit zijn feiten die niet alleen alle betrokkenen shockeren, maar ook de gehele samenleving. Uit het dossier blijkt dat verdachte en zijn twee medeverdachten niet alleen hebben gehandeld, maar onderdeel uitmaakten van een groter samenwerkingsverband. Het is gebleken dat specifiek deze slachtoffers zijn uitgezocht om te overvallen en dat deze overval tot in de puntjes was voorbereid. Er was sprake van een notitie waarin tot in detail was vastgelegd hoe de overvallers precies te werk moesten gaan. Zo werd er gesproken over horloges die moesten worden gezocht, codes van pinpassen die moesten worden verkregen en welke auto er moest worden gestolen en op welke manier. Ook werd in deze notitie vastgelegd dat, indien nodig, er geweld gebruikt moest worden tegenover de slachtoffers. Verdachte heeft verklaard dat hij deze notitie niet heeft gezien en dacht dat hij alleen moest pinnen voor iemand anders. De rechtbank acht deze verklaring niet geloofwaardig gelet op de verklaringen van zijn medeverdachten. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat verdachte op de hoogte was van de plannen. Vervolgens werd er gezorgd voor alle benodigdheden, zoals een vermomming (de PostNL-kleding), gezichtsbedekking en vuurwapens. Ook heeft er een voorverkenning plaatsgevonden van de plaats van de overval.
Een dergelijke overval getuigt van een ongekende brutaliteit en minachting voor het eigendom en welzijn van anderen. De verdachte en medeverdachten hebben door op deze manier te handelen een grove inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en het gevoel van veiligheid van de slachtoffers. Zij hebben laten zien dat zij geen enkel respect hebben voor de lichamelijke integriteit van anderen en evenmin voor andermans goederen en eigendommen. Zij hebben met hun handelen de slachtoffers veel angst aangejaagd. Dit volgt ook uit de onderbouwing van de vorderingen van de benadeelde partijen. Deze gebeurtenis heeft een grote impact op hen gehad en dat duurt voort tot de dag van vandaag. Zij kregen gedurende de overval meerdere keren een vuurwapen op hen gericht en hebben voor hun leven moeten vrezen. En dat enkel omdat verdachte en medeverdachten op een snelle en gemakzuchtige manier aan geld wilden komen. Daarnaast heeft het incident plaatsgevonden in hun woning, een plek waar ieder zich bij uitstek veilig zou moeten kunnen voelen. Bovendien maakt een dergelijke overval niet alleen een grove inbreuk op het gevoel van veiligheid van de slachtoffers, maar heeft het ook impact op mensen in de directe omgeving van de overval en de samenleving als geheel. Dat blijkt ook uit de verschillende verklaringen van buurtbewoners die zeer waren geschrokken en aangedaan door hetgeen er was gebeurd.
Hoewel is gebleken dat verdachte niet het brein was achter de overval, maakt dit zijn rol niet minder kwalijk. Verdachte heeft, wetende van het plan, een afweging gemaakt en ingestemd om de overval te plegen. Alles om maar aan geld te komen. De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij onder druk is gezet niet geloofwaardig gelet op de verklaringen van de medeverdachten. Vervolgens is verdachte samen met de andere medeverdachten de woning ingegaan en heeft hij, zoals hiervoor overwogen, een wezenlijk aandeel gehad in de woningoverval. De rechtbank vindt dit alles zeer ernstig en rekent dit verdachte zwaar aan.
Daarnaast heeft verdachte zich in augustus 2021 schuldig gemaakt aan het medeplegen van een diefstal. Verdachte heeft samen met een ander de telefoon en AirPods van aangever [aangever] afgepakt en meegenomen. Ook hier heeft verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor andermans goederen en eigendommen.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte kennisgenomen van:
- een uittreksel uit de Justitiële Documentatie betreffende verdachte van 20 maart 2023;
- een Pro Justitia psychologisch onderzoek van 28 maart 2023, opgesteld door G.H.J. Friedrichs-Groenendaal, psycholoog;
- een Pro Justitia psychiatrisch onderzoek van 29 maart 2023, opgesteld door K.F.J. Vonhögen, psychiater;
- een rapportage van de Raad voor de Kinderbescherming van 11 april 2023, opgesteld door I. Goedhart, en de gegeven toelichting daarop ter terechtzitting van 18 april 2023.
Justitiële documentatie
Uit de uittreksel uit de Justitiële Documentatie blijkt dat verdachte eerder, op 15 december 2020, onherroepelijk is veroordeeld voor meerdere straatroven en een afpersing.
Rapportages psychologisch en psychiatrisch onderzoek Pro Justitia
De psycholoog en psychiater concluderen in hun rapporten dat bij verdachte sprake is van een normoverschrijdend-gedragsstoornis en zwakbegaafdheid.
Volgens de psycholoog en psychiater waren de normoverschrijdend-gedragsstoornis en zwakbegaafdheid aanwezig ten tijde van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De psycholoog adviseert daarom om de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten in (licht) verminderde mate toe te rekenen. De psycholoog beschrijft in haar rapport dat het snelle overstag gaan met het ‘pinnen’ een gebrekkige zelfcontrole en een opportunistische denktrant representeert, waarbij verdachte gericht is op eigen voordeel en de impact van zijn handelen voor de ander onvoldoende doorvoelt. Ondanks dat verdachte stelt dat hij ter plaatse onder druk werd gezet/bedreigd door de 'leidinggevende', is het volgens de psycholoog tevens goed mogelijk dat ook een verhoogde spanningsbehoefte, een gebrekkig mentaliserend (en empathisch) vermogen en een onvoldoende verinnerlijkt normbesef hebben doorgewerkt in zijn handelen. De psycholoog beschrijft dat er dan ook kan worden gesproken van doorwerking van kenmerken die samenhangen met de normoverschrijdend-gedragsstoornis. Mogelijk heeft de zwakbegaafdheid een rol gespeeld in het niet volledig overzien van (de gevolgen) van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De psychiater beschrijft dat de gebrekkige gewetensontwikkeling van verdachte maakt dat hij minder wordt geremd in zijn gedrag. Verdachte is gericht op eigen behoeftebevrediging, houdt geen rekening met anderen en heeft onvoldoende zelfcontrole. Verdachte heeft een bewuste keuze gemaakt om te gaan ‘pinnen’. Dit is dus geen impulsieve actie geweest. Gelet op de verklaring van verdachte en de tegenstrijdige verklaringen in het dossier is het volgens de psychiater niet mogelijk om een delictscenario aan verdachte toe te rekenen. Verdachte dicht zich namelijk geen actieve rol toe.
De psycholoog schat het recidiverisico op gewelddadig gedrag hoog in. Verdachte heeft er eerder blijk van gegeven zich weinig aan te trekken van de opgelegde voorwaarden. Verdachte toont zich onverstoorbaar en lijkt pas hinder te ondervinden van zijn gedrag als hij zelf direct nadeel ondervindt van de consequenties. Volgens de psycholoog is er nauwelijks sprake van motivatie voor behandeling en van een duidelijk verminderd leeftijdsadequaat vermogen tot empathie en berouw. Verdachte mist het vermogen om weerstand te bieden aan impulsen of verleidingen. De psycholoog adviseert daarom om psychomotorische therapie (PMT) en schematherapie in te zetten voor de versterking van de emotieregulatie en het mentaliserend vermogen. Met een delictanalyse kan verdachte meer grip verkrijgen op zijn denkfouten en de triggers voor delict gedrag. De psycholoog acht het daarnaast van belang dat verdachte kan rekenen op gestructureerde opvoedingsomstandigheden en gaat leren een beroep te doen op zijn omgeving bij hulpvragen en problemen, waarmee zijn coping versterkt wordt. Volgens de psycholoog zouden deze aanbevelingen binnen een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel kunnen worden gerealiseerd.
Ook de psychiater schat het recidiverisico hoog in. De psychiater houdt hierbij rekening met de volgende criminogene factoren, namelijk dat verdachte antisociale cognities heeft en een geschiedenis van antisociaal gedrag. Daarnaast begeeft verdachte zich in een antisociaal netwerk, is er onvoldoende toezicht op de thuissituatie en is er stagnatie in schoolgang. Ook acht de psychiater het zorgelijk dat verdachte zich in een crimineel milieu bevindt. Ondanks de betrokkenheid van de moeder van verdachte is onvoldoende toezicht op verdachte en lukt het niet om de ambulante kaders vol te houden. Verdachte heeft geen intrinsieke motivatie voor behandeling. Deze factoren hebben volgens de psychiater een negatieve invloed op het recidiverisico en indien deze contacten blijven, is de verwachting dat dit het recidiverisico verhoogt. De psychiater adviseert daarom om langdurige en intensieve behandeling in te zetten, gericht op het verbeteren van zijn emotieregulatie en frustratietolerantie, het vergroten van zelfinzicht en ziekte-inzicht en het vergroten van zijn mentaliserend vermogen. Schematherapie en PMT zijn onderdeel van dit advies. Volgens de psychiater moet er aandacht zijn voor zijn gebrekkige gewetensontwikkeling en weerbaarheid voor beïnvloeding. Middels een delictanalyse kan dit gestart worden en vanuit daar kan er gekeken worden welke behandeling verder noodzakelijk is. Het advies is om deze behandeling middels een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel vorm te geven.
Rapportage en toelichting daarop van de Raad voor de Kinderbescherming
Uit het advies van de Raad en de toelichting daarop ter zitting volgt dat het algemeen recidiverisico uitkomt op hoog. Dit houdt in dat de kans op herhaling als groot gezien mag worden wanneer er gekeken wordt naar vaststaande gegevens zoals leeftijd, eerdere gepleegde delicten en soort delicten. Het dynamisch risicoprofiel komt uit op heel hoog. Dit betekent dat er vanuit het onderzoek veel risicofactoren naar voren komen die de kans op herhaling vergroten. Verdachte is een aantal keren veroordeeld voor straatroven. Ook nu wordt hij verdacht van een straatroof en van een gewapende woningoverval. Verdachte heeft eerder een gedragsbeïnvloedende maatregel (hierna: GBM) opgelegd gekregen. De noodzaak aan behandeling en strakke kaders was erg groot. Verdachte kreeg verscheidene voorwaarden waar hij zich aan moest houden, waaronder ITB Harde Kern, Elektronische Monitoring (hierna: EM) en behandeling bij de Waag. De GBM is negatief retour gemeld, omdat verdachte zich niet aan de gestelde voorwaarden heeft gehouden. Verdachte komt al sinds zijn veertiende in beeld bij politie en justitie. Vanuit de moeder van verdachte zijn er sinds 2019 zorgen geuit over het zelfbepalende gedrag van verdachte en wordt een patroon zichtbaar waarin verdachte zich op korte tijd inzet en groei laat zien, om vervolgens weer af te glijden en delicten te plegen. Er blijft een gebrek aan zicht en grip op verdachte, ondanks dat er verschillende keren vormen van hulp worden ingezet. Ook dit signaal heeft onvoldoende effect op verdachte gehad gezien de herhaling van het delictgedrag.
Verdachte is gediagnosticeerd met een normoverschrijdend-gedragsstoornis. Het delictgedrag komt duidelijk hieruit voort. Bij de ten laste gelegde feiten is er een geweldscomponent en gaat het om vermogensdelicten waarbij geweld of de dreiging hiervan wordt ingezet als pressiemiddel. Hiermee vormt de kans op herhaling een groot gevaar voor anderen. Gezien alle hulp en kaders die eerder zijn ingezet, de jeugddetentie die is uitgezeten en de eerdere begeleiding vanuit een jeugdreclasseerder, die allemaal onvoldoende effect hebben gehad, wordt de kans op herhaling als zeer groot gezien. Verdachte valt telkens terug in delictgedrag, waardoor er een patroon is ontstaan. Verdachte heeft laten zien dat de geboden hulp en maatregelen onvoldoende leidden tot een positievere ontwikkeling. In ambulant kader zijn de mogelijkheden voor behandeling hiermee beperkt. De weigerachtige houding maakt dat de ontwikkelingsmogelijkheden in ambulant kader uitgeput zijn. De moeder van verdachte is een positief onderdeel van verdachte zijn steunende netwerk. Uit het onderzoek blijkt echter ook dat de moeder onvoldoende zicht en grip heeft op verdachte. Hoewel verdachte het thuis beter lijkt te doen dan een jaar geleden, blijft hij buiten en in een schoolse situatie negatief in beeld komen. Verdachte heeft een grote behandelnoodzaak gezien de tekorten in vaardigheden en de andere eerder genoemde risicofactoren. Verdachte is hier niet intrinsiek voor gemotiveerd. Toch wordt er leerbaarheid gezien bij verdachte, zolang dit binnen heel strakke kaders plaatsvindt. Hiermee zijn er wel behandelmogelijkheden, maar beperken deze zich tot een gedwongen intramuraal kader. Het kader dat bijvoorbeeld ITB Harde Kern in combinatie met EM biedt, is onvoldoende gebleken. Hiermee is ambulante behandeling geen optie meer. Daarnaast worden er ook geen mogelijkheden gezien om verdachte residentieel te behandelen op bijvoorbeeld een open behandelplek. Dit omdat verdachte gedurende de GBM heeft laten zien niet mee te werken aan een residentiële plek. Daarbij komt dat verdachte geen behandelbehoefte heeft en hij de noodzaak voor behandeling niet ziet. De dreiging van detentie bij niet meewerken heeft er niet voor gezorgd dat verdachte mee ging werken aan de noodzakelijke behandeling en heeft herhaling niet voorkomen. Daarmee komt de Raad tot de conclusie dat er geen alternatieven meer zijn om verdachte de noodzakelijke begeleiding en behandeling te laten krijgen, dan middels een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel. Gelet op de ernst van de feiten acht de Raad daarnaast het opleggen van een (on)voorwaardelijke jeugddetentie aangewezen. Daarbij wordt in overweging gegeven om de detentie niet langer te laten duren dan de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Conclusie
De rechtbank is met de psychiater en de psycholoog van oordeel dat verdachtes problematiek ook ten tijde van het tenlastegelegde aan de orde was – deze problematiek was immers al enige jaren voorafgaand aan het tenlastegelegde aanwezig en verdachte is hier niet eerder effectief voor behandeld – en dat dit de gedragskeuzes van verdachte op dat moment heeft beïnvloed. Hoewel de psychiater en de psycholoog zich alleen hebben uitgelaten over de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, ziet de rechtbank – gelet op de onderbouwing van de psycholoog en psychiater in hun rapportage – reden om aan te nemen dat verdachtes problematiek ook ten tijde van het onder 3 ten laste gelegde feit aanwezig was en dat dit zijn gedragskeuze ook op dat moment heeft beïnvloed. De rechtbank concludeert daarom dat alle bewezenverklaarde feiten verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend.
De op te leggen straf en maatregel
De oriëntatiepunten die door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht voor de straftoemeting zijn vastgesteld gaan bij een overval op een woning door een minderjarige
first offenderuit van een jeugddetentie vanaf zes maanden. De rechtbank weegt in strafverzwarende zin mee dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor vergelijkbare feiten, dat bij de overval gebruik is gemaakt van vuurwapens, dat de vuurwapens daarbij ook tegen de hoofden van de slachtoffers zijn gezet, dat de feiten in vereniging zijn gepleegd en het georganiseerd karakter van de groep.
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van de bewezen verklaarde feiten, mede vanuit een oogpunt van normbevestiging, vergelding en generale preventie, een onvoorwaardelijke jeugddetentie rechtvaardigen van beduidend langere duur dan het voorarrest. De rechtbank ziet in het licht van de speciale preventie, gelet op de over verdachte opgemaakte rapportages en hetgeen de rechtbank hiervoor in de rubriek ‘persoonlijke omstandigheden’ heeft overwogen, echter reden om hiervan af te wijken.
PIJ-maatregel
De rechtbank acht het met de deskundigen noodzakelijk dat verdachte zo snel mogelijk wordt behandeld en begeleid. Alle geraadpleegde deskundigen adviseren de oplegging van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel, omdat de benodigde behandeling niet mogelijk is binnen een ander/milder kader. De rechtbank heeft de wens van verdachte gehoord om behandeld te worden in een minder strikt kader, zoals door middel van een voorwaardelijke PIJ-maatregel. De adviezen zijn echter maar voor één uitleg vatbaar en dat is dat het absoluut noodzakelijk is dat verdachte zo snel mogelijk en zo intensief mogelijk wordt behandeld en dat de mogelijkheden daartoe binnen een ambulant kader zijn uitgeput. Die behandeling is niet alleen in het belang van de maatschappij, maar ook in het belang van verdachte zelf. De rechtbank volgt dan ook de bevindingen en het advies van de psychiater, de psycholoog en de Raad en acht de oplegging van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel in dit geval passend en noodzakelijk om aan de pedagogische doelen van het jeugdstrafrecht te voldoen.
De rechtbank stelt vast dat aan de wettelijke vereisten voor oplegging van een PIJ-maatregel, zoals deze staan weergegeven in artikel 77s, eerste lid, Sr, is voldaan. De bewezen verklaarde feiten zijn misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Ten tijde van het plegen van deze misdrijven was verdachte, zoals blijkt uit wat hiervoor is overwogen, lijdende aan een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Behandeling en begeleiding van verdachte is voorts noodzakelijk voor een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte, zoals reeds naar voren is gekomen in de deskundigenrapporten. Gelet op de hoge kans van gewelddadig gedrag in de toekomst eist bovendien de veiligheid van personen oplegging van de maatregel.
Ten aanzien van de duur van de maatregel overweegt de rechtbank dat deze twee jaar onvoorwaardelijk en één jaar voorwaardelijk is en verlengbaar is. Verdachte zal namelijk veroordeeld worden wegens een feit dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen.
JeugddetentieGelet op de aard en ernst van de feiten en de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd, zal de rechtbank aan verdachte ook een jeugddetentie voor de duur van zeven maanden opleggen, met aftrek van de tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht.
Vrijheidsbeperkende maatregel
De slachtoffers hebben verzocht aan verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen, zodat hem wordt verboden contact met hem te zoeken dan wel in de buurt van hun woning te komen. Nu uit het voorgaande volgt dat verdachte nog gedurende lange tijd een vrijheidsbenemende maatregel zal ondergaan, acht de rechtbank oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel aan verdachte, in de vorm van een locatieverbod en contactverbod met de slachtoffers, niet opportuun. Mocht de PIJ-maatregel op een bepaalde moment voorwaardelijk worden beëindigd, dan kunnen er op dat moment voorwaarden worden gesteld met betrekking tot het verbieden van contact met de slachtoffers. Op deze manier acht de rechtbank de belangen van de slachtoffers voldoende gewaarborgd. Aan verdachte zal dan ook geen vrijheidsbeperkende maatregel worden opgelegd.
ConclusieDe rechtbank veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van zeven maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en legt aan verdachte een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel op.