ECLI:NL:RBMNE:2023:2522

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 mei 2023
Publicatiedatum
30 mei 2023
Zaaknummer
16/275309-22, 16/059131-23 (gev. ttz) en 16/278036-21 (vord. tul) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige verdachte voor gewapende woningoverval en straatroof met oplegging van PIJ-maatregel en jeugddetentie

Op 30 mei 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2005, die werd beschuldigd van het medeplegen van een gewapende woningoverval en een straatroof. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen, vermomd als PostNL-bezorgers, op 25 oktober 2022 een woning in Almere heeft overvallen. Tijdens deze overval waren de verdachten gewapend met vuurwapens en hebben zij de slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], onder bedreiging gedwongen om sieraden en horloges af te geven. De rechtbank concludeert dat de bewezenverklaarde feiten in verminderde mate aan de verdachte kunnen worden toegerekend, gezien zijn psychologische en psychiatrische toestand. De rechtbank heeft een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel opgelegd, omdat behandeling en begeleiding noodzakelijk zijn voor de ontwikkeling van de verdachte. Daarnaast is er een jeugddetentie van zeven maanden opgelegd, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is gesteld voor de schade.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16/275309-22, 16/059131-23 (gev. ttz) en 16/278036-21 (vord. tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 30 mei 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [2005] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
thans gedetineerd in het [verblijfplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 24 januari 2023, 18 april 2023 en 30 mei 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M.S. Martherus-Meijers en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. R.G.M. Rijkhoff, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht. Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen mr. S.C. van Bunnik, advocaat te Amsterdam-Duivendrecht, namens de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] naar voren heeft gebracht.
De rechtbank heeft daarnaast acht geslagen op het standpunt van de deskundige I. Goedhart, raadsonderzoeker bij de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
ten aanzien van parketnummer 16/275309-22
feit 1
op 25 oktober 2022 in [woonplaats] samen met (een) ander(en) uit een woning aan de [adres] sieraden en/of horloges, in elk geval enig goed, toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gestolen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld;
feit 2
op 25 oktober 2022 in Almere samen met (een) ander(en) [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] door geweld en/of bedreiging met geweld heeft gedwongen tot afgifte van sieraden en/of horloges.
ten aanzien van parketnummer 16/059131-23
op 22 augustus 2021 in Almere samen met (een) ander(en) een telefoon (iPhone) en/of oordopjes (AirPods) toebehorende aan [aangever] heeft gestolen.
De rechtbank nummert de hierboven weergegeven en onder verschillende parketnummers ten laste gelegde feiten door als de feiten 1 tot en met 3.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 ten laste gelegde feit, met uitzondering van de diefstal van de sieraden, wettig en overtuigend te bewijzen. Zij acht het onder 2 ten laste gelegde feit, met uitzondering van de afpersing van de horloges, wettig en overtuigend te bewijzen. Tot slot acht zij het onder 3 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank wat betreft bewezenverklaring van het tenlastegelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feiten 1 en 2
Bewijsmiddelen [1]
De feiten zijn door verdachte begaan. Verdachte heeft de feiten bekend. De raadsvrouw heeft hiervoor geen vrijspraak bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 18 april 2023;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 1] met bijlagen van 25 oktober 2022, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 2] van 25 oktober 2022, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland; [3]
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 2] van 27 oktober 2022, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland; [4]
- het in de wettelijke opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] van 26 oktober 2022, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland. [5]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op beide feiten, maar op één feit.
Partiële vrijspraak
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onder 1 ten laste gelegde medeplegen van diefstal van “een of meerdere sieraden” en het onder 2 ten laste gelegde medeplegen van afpersing van “een of meerdere horloges”. Op basis van het dossier kan namelijk worden vastgesteld dat de horloges door middel van diefstal en de sieraden door middel van afpersing zijn verkregen.
Feit 3
Bewijsmiddelen [6]
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het feit bekend. De raadsvrouw heeft hiervoor geen vrijspraak bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 18 april 2023;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal aangifte van [aangever] van 7 maart 2022, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1
op 25 oktober 2022 te Almere tezamen en in vereniging met anderen in een woning gelegen aan de [adres] meerdere horloges, in elk geval enig goed, toebehorende aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, door
- gekleed in een PostNL jas, met gezichtsbedekking en met vuurwapens naar voornoemde woning te gaan en bij deze woning aan te bellen;
- de deur van voornoemde woning open te duwen en die [slachtoffer 1] naar binnen te duwen;
- vervolgens de woning van voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te betreden;
- een vuurwapen dreigend in de richting van die [slachtoffer 1] te houden, te tonen en voornoemd vuurwapen op het hoofd van die [slachtoffer 1] te zetten;
- terwijl die [slachtoffer 1] onder schot werd gehouden tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat hij rustig moet blijven en mee moet lopen;
- terwijl die [slachtoffer 1] onder schot werd gehouden tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat die [slachtoffer 1] moet gaan liggen;
- vervolgens te vragen waar de klokjes zijn;
- terwijl die [slachtoffer 1] op zijn knieën op de grond zat ducttape op zijn mond te plakken en om zijn hoofd heen te plakken, terwijl hij onder schot werd gehouden;
- aan die [slachtoffer 1] te zeggen dat hij zijn gouden armbanden moest afgeven, terwijl hij onder schot werd gehouden;
- voornoemde woning te doorzoeken;
- een vuurwapen (dreigend) in de richting van die [slachtoffer 2] te zwaaien;
- die [slachtoffer 2] richting de woonkamer te bewegen en vervolgens richting de grond te bewegen;
- vervolgens de handen van voornoemde [slachtoffer 2] vast te binden met tie-wraps en ducttape over de mond van die [slachtoffer 2] te plakken, terwijl die [slachtoffer 2] onder schot werd gehouden;
- te vragen waar de telefoon van die [slachtoffer 2] is, terwijl die [slachtoffer 2] onder schot werd gehouden;
- te vragen naar de pincodes van de gevonden bankpassen, terwijl die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] onder schot werden gehouden;
- de handen van die [slachtoffer 1] vast te tapen, terwijl die [slachtoffer 1] onder schot werd gehouden;
feit 2
op 25 oktober 2022 te Almere tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van meerdere sieraden toebehorende aan die [slachtoffer 1] door
- gekleed in een PostNL jas, met gezichtsbedekking en met vuurwapens naar voornoemde woning te gaan en bij deze woning aan te bellen;
- de deur van voornoemde woning open te duwen en die [slachtoffer 1] naar binnen te duwen;
- vervolgens de woning van voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te betreden;
- een vuurwapen dreigend in de richting van die [slachtoffer 1] te houden, te tonen en voornoemd vuurwapen op het hoofd van die [slachtoffer 1] te zetten;
- terwijl die [slachtoffer 1] onder schot werd gehouden tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat hij rustig moet blijven en mee moet lopen;
- terwijl die [slachtoffer 1] onder schot werd gehouden tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat die [slachtoffer 1] moet gaan liggen;
- vervolgens te vragen waar de klokjes zijn;
- terwijl die [slachtoffer 1] op zijn knieën op de grond zat ducttape op zijn mond te plakken en om zijn hoofd heen te plakken, terwijl hij onder schot werd gehouden;
- aan die [slachtoffer 1] te zeggen dat hij zijn gouden armbanden moest afgeven, terwijl hij onder schot werd gehouden;
- voornoemde woning te doorzoeken;
- een vuurwapen (dreigend) in de richting van die [slachtoffer 2] te zwaaien;
- die [slachtoffer 2] richting de woonkamer te bewegen en vervolgens richting de grond te bewegen;
- vervolgens de handen van voornoemde [slachtoffer 2] vast te binden met tie-wraps en ducttape over de mond van die [slachtoffer 2] te plakken, terwijl die [slachtoffer 2] onder schot werd gehouden;
- te vragen waar de telefoon van die [slachtoffer 2] is, terwijl die [slachtoffer 2] onder schot werd gehouden;
- te vragen naar de pincodes van de gevonden bankpassen, terwijl die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] onder schot werden gehouden;
- de handen van die [slachtoffer 1] vast te tapen, terwijl die [slachtoffer 1] onder schot werd gehouden;
feit 3
op 22 augustus 2021 te Almere tezamen en in vereniging met een ander een telefoon (iPhone) en oordopjes (AirPods) toebehorende aan [aangever] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
De rechtbank is van oordeel dat met betrekking tot de feiten 1 en 2 sprake is van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). De bewezen verklaarde gedragingen leveren in die mate een samenhangend, zich op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex op dat de verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt, terwijl de strekking van de desbetreffende strafbepalingen slechts enigszins uiteenloopt. Om onevenredige aansprakelijkheid te voorkomen, zal de rechtbank de feiten enkelvoudig kwalificeren.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feiten 1 en 2
eendaadse samenloop van diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 3
diefstal door twee of meer verenigde personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Uit het Pro Justitia psychologisch onderzoek van 28 maart 2023, opgesteld door G.H.J. Friedrichs-Groenendaal, MSc, kinder- en jeugdpsycholoog (hierna: psycholoog), en het Pro Justitia psychiatrisch onderzoek van 29 maart 2023, opgesteld door K.F.J. Vonhögen, kinder- en jeugdpsychiater (hierna: psychiater), volgt niet dat de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten aan verdachte in het geheel niet kunnen worden toegerekend. Er is ook overigens niet gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een jeugddetentie van tien maanden, met aftrek van het voorarrest, en een plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ-maatregel).
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om aan verdachte, ondanks de adviezen, een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen. Hoewel in eerdere stadia al veel straffen en maatregelen zijn opgelegd, was verdachte toen een stuk jonger dan nu. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte de afgelopen maanden lijkt in te zien dat hij die kansen had moeten pakken. Verdachte zou graag willen bewijzen dat sprake is van een kentering. Daarnaast heeft de raadsvrouw aangevoerd dat het voor verdachte en zijn familie belangrijk is dat hij bij hen thuis woont. Subsidiair heeft de raadsvrouw de rechtbank verzocht om verdachte, indien de rechtbank voornemens is om een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen, te veroordelen tot een jeugddetentie die gelijk is aan de tijd die hij in voorarrest heeft gezeten.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de aan verdachte op te leggen straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van één en ander ter terechtzitting is gebleken. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich op 25 oktober 2022 schuldig gemaakt aan het medeplegen van een gewapende woningoverval in Almere. Verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachten vermomd als PostNL-bezorgers door een PostNL-jas aan te trekken. Onder deze vermomming zijn de drie verdachten bewapend met vuurwapens de woning van de slachtoffers binnengegaan. Daarbij hebben de verdachten de heer [slachtoffer 1] naar binnen geduwd en een vuurwapen tegen zijn hoofd gedrukt. Terwijl de heer [slachtoffer 1] onder schot werd gehouden, moest hij op zijn knieën gaan zitten en werd hij vastgebonden met ducttape. Op dat moment werd de heer [slachtoffer 1] gedwongen om zijn twee gouden armbanden af te geven. Terwijl de verdachten in de woning naar buit aan het zoeken waren, troffen zij mevrouw [slachtoffer 2] op het toilet aan. Hierna is ook zij onder schot gehouden en met tie-wrap en ducttape vastgebonden. De verdachten hebben horloges en een contant geldbedrag weggenomen. Daarnaast hebben zij bankpassen van de slachtoffers gevonden en hen onder bedreiging van vuurwapens naar de pincodes gevraagd. Het is enkel dankzij het dappere en adequate handelen van mevrouw [slachtoffer 2] geweest dat de overval niet verder is geëscaleerd. Zij heeft namelijk toen zij op het toilet zat de politie gebeld. Door haar kon de politie snel ter plaatse komen en zijn de drie verdachten op heterdaad aangehouden.
Verdachte heeft verklaard dat hij zich tijdens de overval afzijdig heeft gehouden. De rechtbank acht deze verklaring ongeloofwaardig. Uit de verklaringen van de slachtoffers volgt dat elk van de overvallers zijn aandeel had tijdens de overval, al dan niet door de slachtoffers vast te binden en onder schot te houden, dan wel door de woning te doorzoeken.
Verdachte en zijn medeverdachten hebben zich op deze manier schuldig gemaakt aan zeer ernstige strafbare feiten. Dit zijn feiten die niet alleen alle betrokkenen shockeren, maar ook de gehele samenleving. Uit het dossier blijkt dat verdachte en zijn twee medeverdachten niet alleen hebben gehandeld, maar onderdeel uitmaakten van een groter samenwerkingsverband. Het is gebleken dat specifiek deze slachtoffers zijn uitgezocht om te overvallen en dat deze overval tot in de puntjes was voorbereid. Er was sprake van een notitie waarin tot in detail was vastgelegd hoe de overvallers precies te werk moesten gaan. Zo werd er gesproken over horloges die moesten worden gezocht, codes van pinpassen die moesten worden verkregen en welke auto er moest worden gestolen en op welke manier. Ook werd in deze notitie vastgelegd dat, indien nodig, er geweld gebruikt moest worden tegenover de slachtoffers. Verdachte heeft verklaard dat hij deze notitie niet heeft gezien en dacht dat hij alleen moest pinnen voor iemand anders. De rechtbank acht deze verklaring niet geloofwaardig gelet op de verklaringen van zijn medeverdachten. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat verdachte op de hoogte was van de plannen. Vervolgens werd er gezorgd voor alle benodigdheden, zoals een vermomming (de PostNL-kleding), gezichtsbedekking en vuurwapens. Ook heeft er een voorverkenning plaatsgevonden van de plaats van de overval.
Een dergelijke overval getuigt van een ongekende brutaliteit en minachting voor het eigendom en welzijn van anderen. De verdachte en medeverdachten hebben door op deze manier te handelen een grove inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en het gevoel van veiligheid van de slachtoffers. Zij hebben laten zien dat zij geen enkel respect hebben voor de lichamelijke integriteit van anderen en evenmin voor andermans goederen en eigendommen. Zij hebben met hun handelen de slachtoffers veel angst aangejaagd. Dit volgt ook uit de onderbouwing van de vorderingen van de benadeelde partijen. Deze gebeurtenis heeft een grote impact op hen gehad en dat duurt voort tot de dag van vandaag. Zij kregen gedurende de overval meerdere keren een vuurwapen op hen gericht en hebben voor hun leven moeten vrezen. En dat enkel omdat verdachte en medeverdachten op een snelle en gemakzuchtige manier aan geld wilden komen. Daarnaast heeft het incident plaatsgevonden in hun woning, een plek waar ieder zich bij uitstek veilig zou moeten kunnen voelen. Bovendien maakt een dergelijke overval niet alleen een grove inbreuk op het gevoel van veiligheid van de slachtoffers, maar heeft het ook impact op mensen in de directe omgeving van de overval en de samenleving als geheel. Dat blijkt ook uit de verschillende verklaringen van buurtbewoners die zeer waren geschrokken en aangedaan door hetgeen er was gebeurd.
Hoewel is gebleken dat verdachte niet het brein was achter de overval, maakt dit zijn rol niet minder kwalijk. Verdachte heeft, wetende van het plan, een afweging gemaakt en ingestemd om de overval te plegen. Alles om maar aan geld te komen. De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij onder druk is gezet niet geloofwaardig gelet op de verklaringen van de medeverdachten. Vervolgens is verdachte samen met de andere medeverdachten de woning ingegaan en heeft hij, zoals hiervoor overwogen, een wezenlijk aandeel gehad in de woningoverval. De rechtbank vindt dit alles zeer ernstig en rekent dit verdachte zwaar aan.
Daarnaast heeft verdachte zich in augustus 2021 schuldig gemaakt aan het medeplegen van een diefstal. Verdachte heeft samen met een ander de telefoon en AirPods van aangever [aangever] afgepakt en meegenomen. Ook hier heeft verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor andermans goederen en eigendommen.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte kennisgenomen van:
  • een uittreksel uit de Justitiële Documentatie betreffende verdachte van 20 maart 2023;
  • een Pro Justitia psychologisch onderzoek van 28 maart 2023, opgesteld door G.H.J. Friedrichs-Groenendaal, psycholoog;
  • een Pro Justitia psychiatrisch onderzoek van 29 maart 2023, opgesteld door K.F.J. Vonhögen, psychiater;
  • een rapportage van de Raad voor de Kinderbescherming van 11 april 2023, opgesteld door I. Goedhart, en de gegeven toelichting daarop ter terechtzitting van 18 april 2023.
Justitiële documentatie
Uit de uittreksel uit de Justitiële Documentatie blijkt dat verdachte eerder, op 15 december 2020, onherroepelijk is veroordeeld voor meerdere straatroven en een afpersing.
Rapportages psychologisch en psychiatrisch onderzoek Pro Justitia
De psycholoog en psychiater concluderen in hun rapporten dat bij verdachte sprake is van een normoverschrijdend-gedragsstoornis en zwakbegaafdheid.
Volgens de psycholoog en psychiater waren de normoverschrijdend-gedragsstoornis en zwakbegaafdheid aanwezig ten tijde van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De psycholoog adviseert daarom om de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten in (licht) verminderde mate toe te rekenen. De psycholoog beschrijft in haar rapport dat het snelle overstag gaan met het ‘pinnen’ een gebrekkige zelfcontrole en een opportunistische denktrant representeert, waarbij verdachte gericht is op eigen voordeel en de impact van zijn handelen voor de ander onvoldoende doorvoelt. Ondanks dat verdachte stelt dat hij ter plaatse onder druk werd gezet/bedreigd door de 'leidinggevende', is het volgens de psycholoog tevens goed mogelijk dat ook een verhoogde spanningsbehoefte, een gebrekkig mentaliserend (en empathisch) vermogen en een onvoldoende verinnerlijkt normbesef hebben doorgewerkt in zijn handelen. De psycholoog beschrijft dat er dan ook kan worden gesproken van doorwerking van kenmerken die samenhangen met de normoverschrijdend-gedragsstoornis. Mogelijk heeft de zwakbegaafdheid een rol gespeeld in het niet volledig overzien van (de gevolgen) van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De psychiater beschrijft dat de gebrekkige gewetensontwikkeling van verdachte maakt dat hij minder wordt geremd in zijn gedrag. Verdachte is gericht op eigen behoeftebevrediging, houdt geen rekening met anderen en heeft onvoldoende zelfcontrole. Verdachte heeft een bewuste keuze gemaakt om te gaan ‘pinnen’. Dit is dus geen impulsieve actie geweest. Gelet op de verklaring van verdachte en de tegenstrijdige verklaringen in het dossier is het volgens de psychiater niet mogelijk om een delictscenario aan verdachte toe te rekenen. Verdachte dicht zich namelijk geen actieve rol toe.
De psycholoog schat het recidiverisico op gewelddadig gedrag hoog in. Verdachte heeft er eerder blijk van gegeven zich weinig aan te trekken van de opgelegde voorwaarden. Verdachte toont zich onverstoorbaar en lijkt pas hinder te ondervinden van zijn gedrag als hij zelf direct nadeel ondervindt van de consequenties. Volgens de psycholoog is er nauwelijks sprake van motivatie voor behandeling en van een duidelijk verminderd leeftijdsadequaat vermogen tot empathie en berouw. Verdachte mist het vermogen om weerstand te bieden aan impulsen of verleidingen. De psycholoog adviseert daarom om psychomotorische therapie (PMT) en schematherapie in te zetten voor de versterking van de emotieregulatie en het mentaliserend vermogen. Met een delictanalyse kan verdachte meer grip verkrijgen op zijn denkfouten en de triggers voor delict gedrag. De psycholoog acht het daarnaast van belang dat verdachte kan rekenen op gestructureerde opvoedingsomstandigheden en gaat leren een beroep te doen op zijn omgeving bij hulpvragen en problemen, waarmee zijn coping versterkt wordt. Volgens de psycholoog zouden deze aanbevelingen binnen een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel kunnen worden gerealiseerd.
Ook de psychiater schat het recidiverisico hoog in. De psychiater houdt hierbij rekening met de volgende criminogene factoren, namelijk dat verdachte antisociale cognities heeft en een geschiedenis van antisociaal gedrag. Daarnaast begeeft verdachte zich in een antisociaal netwerk, is er onvoldoende toezicht op de thuissituatie en is er stagnatie in schoolgang. Ook acht de psychiater het zorgelijk dat verdachte zich in een crimineel milieu bevindt. Ondanks de betrokkenheid van de moeder van verdachte is onvoldoende toezicht op verdachte en lukt het niet om de ambulante kaders vol te houden. Verdachte heeft geen intrinsieke motivatie voor behandeling. Deze factoren hebben volgens de psychiater een negatieve invloed op het recidiverisico en indien deze contacten blijven, is de verwachting dat dit het recidiverisico verhoogt. De psychiater adviseert daarom om langdurige en intensieve behandeling in te zetten, gericht op het verbeteren van zijn emotieregulatie en frustratietolerantie, het vergroten van zelfinzicht en ziekte-inzicht en het vergroten van zijn mentaliserend vermogen. Schematherapie en PMT zijn onderdeel van dit advies. Volgens de psychiater moet er aandacht zijn voor zijn gebrekkige gewetensontwikkeling en weerbaarheid voor beïnvloeding. Middels een delictanalyse kan dit gestart worden en vanuit daar kan er gekeken worden welke behandeling verder noodzakelijk is. Het advies is om deze behandeling middels een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel vorm te geven.
Rapportage en toelichting daarop van de Raad voor de Kinderbescherming
Uit het advies van de Raad en de toelichting daarop ter zitting volgt dat het algemeen recidiverisico uitkomt op hoog. Dit houdt in dat de kans op herhaling als groot gezien mag worden wanneer er gekeken wordt naar vaststaande gegevens zoals leeftijd, eerdere gepleegde delicten en soort delicten. Het dynamisch risicoprofiel komt uit op heel hoog. Dit betekent dat er vanuit het onderzoek veel risicofactoren naar voren komen die de kans op herhaling vergroten. Verdachte is een aantal keren veroordeeld voor straatroven. Ook nu wordt hij verdacht van een straatroof en van een gewapende woningoverval. Verdachte heeft eerder een gedragsbeïnvloedende maatregel (hierna: GBM) opgelegd gekregen. De noodzaak aan behandeling en strakke kaders was erg groot. Verdachte kreeg verscheidene voorwaarden waar hij zich aan moest houden, waaronder ITB Harde Kern, Elektronische Monitoring (hierna: EM) en behandeling bij de Waag. De GBM is negatief retour gemeld, omdat verdachte zich niet aan de gestelde voorwaarden heeft gehouden. Verdachte komt al sinds zijn veertiende in beeld bij politie en justitie. Vanuit de moeder van verdachte zijn er sinds 2019 zorgen geuit over het zelfbepalende gedrag van verdachte en wordt een patroon zichtbaar waarin verdachte zich op korte tijd inzet en groei laat zien, om vervolgens weer af te glijden en delicten te plegen. Er blijft een gebrek aan zicht en grip op verdachte, ondanks dat er verschillende keren vormen van hulp worden ingezet. Ook dit signaal heeft onvoldoende effect op verdachte gehad gezien de herhaling van het delictgedrag.
Verdachte is gediagnosticeerd met een normoverschrijdend-gedragsstoornis. Het delictgedrag komt duidelijk hieruit voort. Bij de ten laste gelegde feiten is er een geweldscomponent en gaat het om vermogensdelicten waarbij geweld of de dreiging hiervan wordt ingezet als pressiemiddel. Hiermee vormt de kans op herhaling een groot gevaar voor anderen. Gezien alle hulp en kaders die eerder zijn ingezet, de jeugddetentie die is uitgezeten en de eerdere begeleiding vanuit een jeugdreclasseerder, die allemaal onvoldoende effect hebben gehad, wordt de kans op herhaling als zeer groot gezien. Verdachte valt telkens terug in delictgedrag, waardoor er een patroon is ontstaan. Verdachte heeft laten zien dat de geboden hulp en maatregelen onvoldoende leidden tot een positievere ontwikkeling. In ambulant kader zijn de mogelijkheden voor behandeling hiermee beperkt. De weigerachtige houding maakt dat de ontwikkelingsmogelijkheden in ambulant kader uitgeput zijn. De moeder van verdachte is een positief onderdeel van verdachte zijn steunende netwerk. Uit het onderzoek blijkt echter ook dat de moeder onvoldoende zicht en grip heeft op verdachte. Hoewel verdachte het thuis beter lijkt te doen dan een jaar geleden, blijft hij buiten en in een schoolse situatie negatief in beeld komen. Verdachte heeft een grote behandelnoodzaak gezien de tekorten in vaardigheden en de andere eerder genoemde risicofactoren. Verdachte is hier niet intrinsiek voor gemotiveerd. Toch wordt er leerbaarheid gezien bij verdachte, zolang dit binnen heel strakke kaders plaatsvindt. Hiermee zijn er wel behandelmogelijkheden, maar beperken deze zich tot een gedwongen intramuraal kader. Het kader dat bijvoorbeeld ITB Harde Kern in combinatie met EM biedt, is onvoldoende gebleken. Hiermee is ambulante behandeling geen optie meer. Daarnaast worden er ook geen mogelijkheden gezien om verdachte residentieel te behandelen op bijvoorbeeld een open behandelplek. Dit omdat verdachte gedurende de GBM heeft laten zien niet mee te werken aan een residentiële plek. Daarbij komt dat verdachte geen behandelbehoefte heeft en hij de noodzaak voor behandeling niet ziet. De dreiging van detentie bij niet meewerken heeft er niet voor gezorgd dat verdachte mee ging werken aan de noodzakelijke behandeling en heeft herhaling niet voorkomen. Daarmee komt de Raad tot de conclusie dat er geen alternatieven meer zijn om verdachte de noodzakelijke begeleiding en behandeling te laten krijgen, dan middels een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel. Gelet op de ernst van de feiten acht de Raad daarnaast het opleggen van een (on)voorwaardelijke jeugddetentie aangewezen. Daarbij wordt in overweging gegeven om de detentie niet langer te laten duren dan de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Conclusie
De rechtbank is met de psychiater en de psycholoog van oordeel dat verdachtes problematiek ook ten tijde van het tenlastegelegde aan de orde was – deze problematiek was immers al enige jaren voorafgaand aan het tenlastegelegde aanwezig en verdachte is hier niet eerder effectief voor behandeld – en dat dit de gedragskeuzes van verdachte op dat moment heeft beïnvloed. Hoewel de psychiater en de psycholoog zich alleen hebben uitgelaten over de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, ziet de rechtbank – gelet op de onderbouwing van de psycholoog en psychiater in hun rapportage – reden om aan te nemen dat verdachtes problematiek ook ten tijde van het onder 3 ten laste gelegde feit aanwezig was en dat dit zijn gedragskeuze ook op dat moment heeft beïnvloed. De rechtbank concludeert daarom dat alle bewezenverklaarde feiten verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend.
De op te leggen straf en maatregel
De oriëntatiepunten die door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht voor de straftoemeting zijn vastgesteld gaan bij een overval op een woning door een minderjarige
first offenderuit van een jeugddetentie vanaf zes maanden. De rechtbank weegt in strafverzwarende zin mee dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor vergelijkbare feiten, dat bij de overval gebruik is gemaakt van vuurwapens, dat de vuurwapens daarbij ook tegen de hoofden van de slachtoffers zijn gezet, dat de feiten in vereniging zijn gepleegd en het georganiseerd karakter van de groep.
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van de bewezen verklaarde feiten, mede vanuit een oogpunt van normbevestiging, vergelding en generale preventie, een onvoorwaardelijke jeugddetentie rechtvaardigen van beduidend langere duur dan het voorarrest. De rechtbank ziet in het licht van de speciale preventie, gelet op de over verdachte opgemaakte rapportages en hetgeen de rechtbank hiervoor in de rubriek ‘persoonlijke omstandigheden’ heeft overwogen, echter reden om hiervan af te wijken.
PIJ-maatregel
De rechtbank acht het met de deskundigen noodzakelijk dat verdachte zo snel mogelijk wordt behandeld en begeleid. Alle geraadpleegde deskundigen adviseren de oplegging van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel, omdat de benodigde behandeling niet mogelijk is binnen een ander/milder kader. De rechtbank heeft de wens van verdachte gehoord om behandeld te worden in een minder strikt kader, zoals door middel van een voorwaardelijke PIJ-maatregel. De adviezen zijn echter maar voor één uitleg vatbaar en dat is dat het absoluut noodzakelijk is dat verdachte zo snel mogelijk en zo intensief mogelijk wordt behandeld en dat de mogelijkheden daartoe binnen een ambulant kader zijn uitgeput. Die behandeling is niet alleen in het belang van de maatschappij, maar ook in het belang van verdachte zelf. De rechtbank volgt dan ook de bevindingen en het advies van de psychiater, de psycholoog en de Raad en acht de oplegging van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel in dit geval passend en noodzakelijk om aan de pedagogische doelen van het jeugdstrafrecht te voldoen.
De rechtbank stelt vast dat aan de wettelijke vereisten voor oplegging van een PIJ-maatregel, zoals deze staan weergegeven in artikel 77s, eerste lid, Sr, is voldaan. De bewezen verklaarde feiten zijn misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Ten tijde van het plegen van deze misdrijven was verdachte, zoals blijkt uit wat hiervoor is overwogen, lijdende aan een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Behandeling en begeleiding van verdachte is voorts noodzakelijk voor een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte, zoals reeds naar voren is gekomen in de deskundigenrapporten. Gelet op de hoge kans van gewelddadig gedrag in de toekomst eist bovendien de veiligheid van personen oplegging van de maatregel.
Ten aanzien van de duur van de maatregel overweegt de rechtbank dat deze twee jaar onvoorwaardelijk en één jaar voorwaardelijk is en verlengbaar is. Verdachte zal namelijk veroordeeld worden wegens een feit dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen.
JeugddetentieGelet op de aard en ernst van de feiten en de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd, zal de rechtbank aan verdachte ook een jeugddetentie voor de duur van zeven maanden opleggen, met aftrek van de tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht.
Vrijheidsbeperkende maatregel
De slachtoffers hebben verzocht aan verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen, zodat hem wordt verboden contact met hem te zoeken dan wel in de buurt van hun woning te komen. Nu uit het voorgaande volgt dat verdachte nog gedurende lange tijd een vrijheidsbenemende maatregel zal ondergaan, acht de rechtbank oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel aan verdachte, in de vorm van een locatieverbod en contactverbod met de slachtoffers, niet opportuun. Mocht de PIJ-maatregel op een bepaalde moment voorwaardelijk worden beëindigd, dan kunnen er op dat moment voorwaarden worden gesteld met betrekking tot het verbieden van contact met de slachtoffers. Op deze manier acht de rechtbank de belangen van de slachtoffers voldoende gewaarborgd. Aan verdachte zal dan ook geen vrijheidsbeperkende maatregel worden opgelegd.
ConclusieDe rechtbank veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van zeven maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en legt aan verdachte een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel op.

9.BENADEELDE PARTIJEN

[slachtoffer 1]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 7.694,55. Dit bedrag bestaat uit € 2.694,55 aan materiële schade en € 5.000,- aan immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
[slachtoffer 2]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 5.000,-. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat de vorderingen geheel dienen te worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie heeft aangevoerd dat gelet op de jeugdige leeftijd van verdachte, het aantal dagen gijzeling op nihil moet worden gesteld. Daarnaast heeft zij zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen hoofdelijk dienen te worden toegewezen.
9.2
Het standpunt van de verdediging
[slachtoffer 1]
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering met betrekking tot de materiële schade dient te worden afgewezen, nu deze kosten onvoldoende zijn onderbouwd.
Met betrekking tot de immateriële schade heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de schade dient te worden verminderd naar een bedrag van € 3.000,-. De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht dit bedrag niet hoofdelijk op te leggen, omdat het nadelig zou zijn voor verdachte als hij hiervoor nog contact met de medeverdachten moet hebben.
[slachtoffer 2]
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de immateriële schade dient te worden verminderd naar een bedrag van € 3.000,-. De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht dit bedrag niet hoofdelijk op te leggen, omdat het nadelig zou zijn voor verdachte als hij hiervoor nog contact met de medeverdachten moet hebben.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer 1]
Ten aanzien van de materiële schade
De rechtbank zal de benadeelde partij in de vordering met betrekking tot de materiële schade niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. De rechtbank stelt vast dat de vordering met betrekking tot de beide gevorderde posten onvoldoende is onderbouwd. Uit de vordering volgt dat de facturen op naam van de buurvrouw van de benadeelde partij staan, omdat zij de kosten zou hebben voorgeschoten. De benadeelde partij zou deze kosten op zich hebben genomen, waarvan een betalingsbewijs zou worden overhandigd. De rechtbank heeft echter geen betalingsbewijs ontvangen. Hierdoor kan niet worden vastgesteld dat de benadeelde partij deze schadepost heeft betaald. Hetzelfde geldt voor de kosten voor aanbrenging van de beveiliging. Ook deze factuur staat niet op naam van de benadeelde partij. Gelet hierop staat onvoldoende vast dat de benadeelde partij deze materiële schade zelf heeft geleden.
Ten aanzien van de immateriële schade
Op grond van artikel 6:106 sub b BW komt een benadeelde partij onder meer een vergoeding toe voor immateriële schade als sprake is van lichamelijk letsel en als het slachtoffer op andere wijze in de persoon is aangetast. De rechtbank stelt op basis van de door de benadeelde partij gegeven onderbouwing vast dat hij, als gevolg van de hiervoor bewezen verklaarde feiten, letsel heeft opgelopen en op andere wijze in zijn persoon is aangetast door het psychische leed dat hem is aangedaan. Dit ligt gelet op de hiervoor beschreven aard en ernst van de normschending voor de hand en is ook door de benadeelde partij nader toegelicht. Gelet op wat in vergelijkbare gevallen aan immateriële schadevergoeding wordt toegewezen, waardeert de rechtbank deze schade op € 5.000,-. Dit betekent dat het immateriële deel van de vordering geheel zal worden toegewezen. Verdachte zal hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 25 oktober 2022 tot aan de dag van volledige betaling. Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor de betaling van de vordering zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 5.000,- te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente gerekend vanaf 25 oktober 2022 tot de dag van volledige betaling. Gelet op de jeugdige leeftijd van verdachte zal de rechtbank het aantal dagen gijzeling op nihil stellen.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
[slachtoffer 2]
Ten aanzien van de immateriële schade
Op grond van artikel 6:106 sub b BW komt een benadeelde partij onder meer een vergoeding toe voor immateriële schade als sprake is van lichamelijk letsel en als het slachtoffer op andere wijze in de persoon is aangetast. De rechtbank stelt op basis van de door de benadeelde partij gegeven onderbouwing vast dat zij, als gevolg van het hiervoor bewezenverklaarde feit, letsel heeft opgelopen en op andere wijze in haar persoon is aangetast door het psychische leed dat haar is aangedaan. Dit ligt gelet op de hiervoor beschreven aard en ernst van de normschending voor de hand en is ook door de benadeelde partij nader toegelicht. Gelet op wat in vergelijkbare gevallen aan immateriële schadevergoeding wordt toegewezen, waardeert de rechtbank deze schade op € 5.000,-. Dit betekent dat de rechtbank het immateriële deel van de vordering geheel zal toewijzen. Verdachte zal hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 25 oktober 2022 tot aan de dag van volledige betaling. Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor de betaling van de vordering zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 5.000,- te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente gerekend vanaf 25 oktober 2022 tot de dag van volledige betaling. Gelet op de jeugdige leeftijd van verdachte zal de rechtbank het aantal dagen gijzeling op nihil stellen.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

10.VORDERING TENUITVOERLEGGING

Bij uitspraak van de kinderrechter van 10 maart 2022 van deze rechtbank (parketnummer: 16/278036-21) is aan verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie van vier weken, met aftrek van het voorarrest, opgelegd met een proeftijd van twee jaren.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tenuitvoerlegging dient te worden afgewezen, nu zij een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel en een jeugddetentie van tien maanden heeft gevorderd.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank primair verzocht om bij het opleggen van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel, de vordering tenuitvoerlegging af te wijzen. Subsidiair heeft zij de rechtbank verzocht om de ten uitvoer te leggen jeugddetentie om te zetten in een werkstraf.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen. Reden daarvoor is dat, gelet op de strafoplegging in de onderhavige zaak en de motivering daarvan - een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel - tenuitvoerlegging naar het oordeel van de rechtbank niet opportuun is.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 55, 77a, 77g, 77i, 77s, 77gg, 311, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart het meer of anders onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- legt aan verdachte op
de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 5.000,-, bestaande uit immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente gerekend vanaf 25 oktober 2022 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart [slachtoffer 1] voor wat betreft de gevorderde materiële schade niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 5.000,- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente gerekend vanaf 25 oktober 2022 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling niet aan te vullen met gijzeling (0 dagen);
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 5.000,-, bestaande uit immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente gerekend vanaf 25 oktober 2022 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 5.000,- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente gerekend vanaf 25 oktober 2022 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling niet aan te vullen met gijzeling (0 dagen);
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Vordering tenuitvoerlegging
- wijst de vordering af.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.C. Kool, voorzitter, mrs. H. den Haan en W. Foppen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.Z. Turan, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 mei 2023.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
ten aanzien van parketnummer 16/275309-22
feit 1
hij op of omstreeks 25 oktober 2022 te [woonplaats] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (in/uit een woning gelegen aan de [adres] ) een of meerdere siera(a)d(en) en/of horloge(s), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- gekleed in een PostNL jas en/of met gezichtsbedekking en/of met (een) vuurwapen(s), althans (een) op vuurwapens() gelijkend(e) voorwerp(en), naar voornoemde woning te gaan en/of bij deze woning aan te bellen en/of
- de deur van voornoemde woning open te duwen en/of die [slachtoffer 1] naar binnen te duwen en/of
- (vervolgens) de woning van voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te betreden en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, dreigend in de richting van die [slachtoffer 1] te houden en/of te tonen en/of voornoemd vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het hoofd van die [slachtoffer 1] te zetten en/of
- terwijl die [slachtoffer 1] onder schot werd gehouden tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat hij rustig moet blijven en mee moet lopen althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- terwijl die [slachtoffer 1] onder schot werd gehouden tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat die [slachtoffer 1] moet gaan liggen, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- (vervolgens) te vragen waar de klokjes zijn, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- terwijl die [slachtoffer 1] op zijn knieën op de grond zat ducttape op zijn mond te plakken en/of om zijn hoofd heen te plakken, terwijl hij onder schot werd gehouden en/of
- aan die [slachtoffer 1] te zeggen dat hij zijn gouden armbanden moest afgeven, terwijl hij onder schot werd gehouden en/of
- voornoemde woning te doorzoeken en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, (dreigend) in de richting van die [slachtoffer 2] te houden/te tonen/te zwaaien en/of
- die [slachtoffer 2] richting de woonkamer te bewegen en/of (vervolgens) richting te grond te bewegen en/of
- (vervolgens) de handen van voornoemde [slachtoffer 2] vast te binden met tiewraps en/of ducttape over de mond van die [slachtoffer 2] te plakken, terwijl die [slachtoffer 2] onder schot werd gehouden en/of
- te vragen waar de telefoon van die [slachtoffer 2] is, terwijl die [slachtoffer 2] onder schot werd gehouden en/of
- te vragen naar de pincode(s) van de gevonden bankpas(sen), terwijl die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] onder schot werd(en) gehouden en/of terwijl er een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in elk geval een hard voorwerp, tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] werd gehouden en/of
- de handen van die [slachtoffer 1] vast te tapen, terwijl die [slachtoffer 1] onder schot werd gehouden;
feit 2
hij op of omstreeks 25 oktober 2022 te Almere, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een of meerdere siera(a)d(en) en/of horloge(s), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) door
- gekleed in een PostNL jas en/of met gezichtsbedekking en/of met (een) vuurwapen(s), althans (een) op vuurwapens() gelijkend(e) voorwerp(en), naar voornoemde woning te gaan en/of bij deze woning aan te bellen en/of
- de deur van voornoemde woning open te duwen en/of die [slachtoffer 1] naar binnen te duwen en/of
- (vervolgens) de woning van voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te betreden en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, dreigend in de richting van die [slachtoffer 1] te houden en/of te tonen en/of voornoemd vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het hoofd van die [slachtoffer 1] te zetten en/of
- terwijl die [slachtoffer 1] onder schot werd gehouden tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat hij rustig moet blijven en mee moet lopen althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- terwijl die [slachtoffer 1] onder schot werd gehouden tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat die [slachtoffer 1] moet gaan liggen, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- (vervolgens) te vragen waar de klokjes zijn, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- terwijl die [slachtoffer 1] op zijn knieën op de grond zat ducktape op zijn mond te plakken en/of om zijn hoofd heen te plakken, terwijl hij onder schot werd gehouden en/of
- aan die [slachtoffer 1] te zeggen dat hij zijn gouden armbanden moest afgeven, terwijl hij onder schot werd gehouden en/of
- voornoemde woning te doorzoeken en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, (dreigend) in de richting van die [slachtoffer 2] te houden/te tonen/te zwaaien en/of
- die [slachtoffer 2] richting de woonkamer te bewegen en/of (vervolgens) richting te grond te bewegen en/of
- (vervolgens) de handen van voornoemde [slachtoffer 2] vast te binden met tiewraps en/of ductape over de mond van die [slachtoffer 2] te plakken, terwijl die [slachtoffer 2] onder schot werd gehouden en/of
- te vragen waar de telefoon van die [slachtoffer 2] is, terwijl die [slachtoffer 2] onder schot werd gehouden en/of
- te vragen naar de pincode(s) van de gevonden bankpas(sen), terwijl die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] onder schot werd(en) gehouden en/of terwijl er een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in elk geval een hard voorwerp, tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] werd gehouden en/of
- de handen van die [slachtoffer 1] vast te tapen, terwijl die [slachtoffer 1] onder schot werd gehouden;
ten aanzien van parketnummer 16/059131-23
hij op of omstreeks 22 augustus 2021 te Almere, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een telefoon (iPhone) en/of oordopjes (AirPods), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 17 februari 2023, genummerd MD2R022156 (onderzoek Donkervoort), opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, genummerd 1 tot en met 650. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 18-27.
3.Pagina’s 28-31.
4.Pagina’s 32-34.
5.Pagina’s 94-100.
6.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 10 augustus 2022, genummerd PL0900-2022037263, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, genummerd 200 tot en met 239. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
7.Pagina’s 200-202.