ECLI:NL:RBMNE:2023:2518

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 mei 2023
Publicatiedatum
30 mei 2023
Zaaknummer
16/275330-22 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het medeplegen van een gewapende woningoverval met toepassing van jeugdstrafrecht

Op 30 mei 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een meerderjarige verdachte, die samen met anderen op 25 oktober 2022 een gewapende woningoverval heeft gepleegd in Almere. De verdachten, vermomd als PostNL-bezorgers, hebben de woning van de slachtoffers binnengevallen, hen onder schot gehouden met vuurwapens, en hen gedwongen tot het afgeven van sieraden en horloges. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachten zich feitelijke heerschappij over de horloges hebben verschaft, wat leidt tot een voltooide diefstal. De rechtbank heeft het jeugdstrafrecht toegepast, ondanks dat de verdachte meerderjarig was, en heeft hem veroordeeld tot 24 maanden jeugddetentie, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn gokstoornis en cannabisgebruik, en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contactverbod met de slachtoffers en verplichtingen tot behandeling en begeleiding door de reclassering. De benadeelde partijen hebben schadevergoeding gevorderd, die door de rechtbank grotendeels is toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/275330-22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 30 mei 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2002] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd in de [verblijfplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 24 januari 2023, 13 april 2023, 25 april 2023 en 30 mei 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M.S. Martherus-Meijers en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. C.H. Dijkstra, advocaat te Amersfoort, naar voren hebben gebracht. Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen mr. S.C. van Bunnik, advocaat te Amsterdam-Duivendrecht, namens de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
feit 1
op 25 oktober 2022 in [woonplaats] samen met (een) ander(en) uit een woning aan de [adres] sieraden en/of horloges, in elk geval enig goed, toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gestolen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld;
feit 2
op 25 oktober 2022 in Almere samen met (een) ander(en) [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] door geweld en/of bedreiging met geweld heeft gedwongen tot afgifte van sieraden en/of horloges.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 ten laste gelegde feit, met uitzondering van de diefstal van de sieraden, wettig en overtuigend te bewijzen. Zij acht het onder 2 ten laste gelegde feit, met uitzondering van de afpersing van de horloges, wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 ten laste gelegde feit. De raadsvrouw heeft zich wat betreft de bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde feit gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feiten 1 en 2
Bewijsmiddelen [1]
1. [slachtoffer 1] heeft volgens een
proces-verbaal van verhoor aangever met bijlagen [2] van 25 oktober 2022 – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
V: Kunt u vertellen wat er gebeurd is vanavond?
A: Ik was met mijn vrouw thuis vanavond. Ik heb toen de deur geopend en direct toen ik de deur openmaakte voelde ik dat de deur open werd gedrukt. Ik zag twee armen door de deuropening heenkomen en ik probeerde de deur nog terug te drukken maar dit lukte niet meer. Ik werd naar achteren gedrukt en ik zag drie mannen.
V: De eerste man die u zag.
A: Hij had gezichtsbedekking ik zag alleen de ogen en ik zag dat hij een PostNL jasje aan had. Deze man had een zwart pistool bij zich en ik zag en voelde dat hij deze tegen mijn hoofd aanzette. Het was net zo’n pistool als jullie hebben bij de Politie.
O: Deze wordt vanaf nu man 1 genoemd in dit proces-verbaal.
A: Die andere twee heb ik door het vuurwapen niet goed gezien omdat ik naar de grond moest kijken. Ze hadden alle drie oranje jasjes aan van PostNL. Eén van deze twee had ook een vuurwapen vast. Ik zag dat deze zilver was met een rood bruin handvat. Dit was een klein handzaam pistooltje.
V: Hoe zette man 1 het vuurwapen op uw hoofd?
A: Hij pakte mij vast met zijn linkerarm vanaf de zijkant. Hij klemde zijn arm een beetje om mijn nek en schouder. Ik zag dat hij met zijn rechterhand het vuurwapen op mijn hoofd zette.
V: Waar hield hij dat vuurwapen?
A: Volgens mij op mijn linkerslaap de eerste keer. Ik bleef in zijn greep en ik hoorde dat hij zei rustig rustig rustig en dat ik mee moest lopen. Ik liep in zijn greep richting de woonkamer. Ik hoorde dat hij hier zei liggen. Wij waren toen in de woonkamer tegen het dakterras aan. Ik zei tegen hem dat ik niet kon liggen en ik moest toen op mijn knieën gaan zitten. Ik ben op mijn knieën gaan zitten en ik moest naar beneden kijken ik mocht niet opkijken. Ik heb dit gedaan.
Ik hoorde dat ze onderweg maar bleven vragen waar de klokjes waren en ze zeiden we weten dat je die hebt.
Op het moment dat ik op mijn knieën zat voelde ik dat er tape om mijn mond werd gedaan. Ik dacht dat dit ook de kleine jongen was, dus man 1. Eerst deden ze een klein stukje tape op mijn mond maar dit bleef niet zitten. Dit was ook iets van een soort ducttape. Vervolgens kwam, ik dacht de kleine jongen weer terug, en werd de tape in zijn geheel om mijn mond gedaan en achter mijn hoofd langs. Dus rondom mijn hoofd over mijn mond heen. Ik denk dat ze ongeveer drie slagen om mijn hoofd hebben gedaan met tape. Die andere twee jongens waren toen aan het rondzoeken. Ik had twee gouden armbanden om mijn rechterpols. De één was een koningsschakel en de ander was een Baracca. Deze moest ik van de kleine jongen direct afgeven. Ik heb ze zelf afgedaan maar ik weet niet waar hij deze gelaten heeft.
V: Wat waren die andere jongens aan het doen?
A: Alles aan het zoeken en vragen waar allés lag. Ze vroegen steeds om de klokjes en ze vonden ook meerdere pasjes. Ik heb gezegd dat de klokjes achterin de kledingkasten waren.
Ik werd continu door volgens mij de kleine jongen, onder schot gehouden. Ik zag dat de jongens van vuurwapen hadden geruild want de kleine jongen hield mij onder schot met dat kleine zilveren vuurwapen. En later kwam een andere jongen met het zwarte vuurwapen weer.
Mijn vrouw moest op haar knieën gaan zitten naast mij en ik zag dat een jongen met haar bezig was.
Ze hadden bankpasjes gevonden in de tas van mijn vrouw geloof ik. Ze vroegen om de codes en wij hebben codes opgegeven.
Ik hoorde dat de jongen zei denk erom dat dit de goede code is. Welke jongen dit was weet ik echt niet meer. Ik hoorde dat mijn vrouw ook verschillende codes opgaf. Ik zag dat de kleine jongen bij mij kwam en tape in zijn handen had, ik moest mijn handen bij elkaar houden en hij begon mijn polsen te tapen. Ik voelde dat dit rondom mijn polsen ging.
V: U toont mij foto’s en vraagt of dit van mij is.
A: Dit klopt dat zijn mijn armbanden die ik hierboven heb omschreven.
V: Wat is er daadwerkelijk weggenomen?
A: In ieder geval mijn armbanden die hierboven omschreven zijn.
In die kast waar ik de jongens naartoe verwezen heb stond een bakje met hierin kralen kettingen en mijn Breitling die ik wel eens om heb en mijn Rolex. Ik weet niet of ze deze te pakken hebben gehad. Ik bedenk me dat ik wel volgens mij heb gezien dat ze deze dingen vasthadden en dat ze deze in tassen hebben gedaan. Ik zag dat er koffers klaarstonden die uit de kast kwamen die in de inloopkamer zijn waar ook kleding in zit. Dit was een grote gele koffer hier zaten alleen de opladers in van de horloge. Dit was de koffer waar de Breitling bij hoort die ik vaker om heb. Ook zag ik een bruine koffer klaar staan, deze is van die eerste Breitling.
V: Heeft u pijn of letsel door deze overval?
A: Ik heb een paar kleine wondjes. Ik denk dat dit komt door de stoeipartij bij de deur. Ik had dit in ieder geval hiervoor nog niet.
2. [slachtoffer 2] heeft volgens een
proces-verbaal van verhoor aangever [3] van 25 oktober 2022 – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Vandaag 25 oktober 2022 ben ik overvallen in mijn woning.
Ik zag een man staan. Ik zag dat hij in het zwart gekleed was, ik zag alleen zijn ogen. Ik zag dat hij een vuurwapen vast had. Ik herkende het voorwerp als zijnde vuurwapen van de televisie. Het was volgens mij een klein wapen, ik zag iets van zilver metaal. Ik zag dat hij ermee stond te zwaaien. Toen ik de woonkamer in kwam zag ik dat mijn man op zijn handen en knieën op de grond zat. Ik zag dat hij een zilveren tape om zijn mond had. Ik moest daarbij gaan zitten op mijn knieën. Ik kreeg vervolgens 2 tie-wraps om iedere pols 1. Ik voelde dat deze niet aan elkaar vast zaten. En ik moest ook met mijn handen naar de grond. Ik kreeg vervolgens ook een tape over mijn mond. Ik zag dat 2 personen bij ons bleven en 1 persoon ging naar achter in de woning. Ik zag dat er 3 personen in de woning aanwezig waren.
Toen ik van het toilet kwam werd ik door persoon 1 naar de woonkamer gebracht. Daar zei persoon 2 dat ik ook moest knielen. Persoon 2 heeft vervolgens de tie-wraps en de tape bij mij aangebracht. Persoon 1 stond de hele tijd met het zilver wapen te zwaaien.
Ze waren vervolgens aan het zoeken in de woning, ik en mijn man werden continu onder schot gehouden door persoon 2. Ik zag dat persoon 2 achter ons stond. En dat hij het vuurwapen op mij richten. Ik zag dat persoon 1 voor mij stond en dat hij met het wapen heen en weer stond te zwaaien. Persoon 3 was achter in de woning, deze was niet zichtbaar voor mij.
Ik zag dat mijn tassen in de woonkamer werden gezet. Ik zag dat gele koffer van het opwind
systeem van Breitling in de gang werd gezet. Ik zag dat persoon 3 met de goederen door de woning liep.
In de woonkamer moest ik weer op mijn knieën gaan zitten. En persoon 2 probeerde een tie-wrap om mijn polsen te doen. Echter was deze te klein dus dit lukte niet. Hij heeft vervolgens heel veel tape, strak om mijn mond en haar getapt. Dit deed hij echt heel strak.
Persoon 1 kwam aanlopen met mijn tas, en met mijn pinpassen. Ik hoorde hem
vragen van wie zijn deze passen. Hierop gaf ik aan dat deze van mijn zijn. Ik hoorde hem vragen wat de pincodes van de passen waren. Ik gaf de pincodes aan persoon 1. Ik voelde dat ik vervolgens in mijn nek werd gegrepen, ik voelde dat hard handig in mijn nek werd vast gepakt. Ik hoorde persoon 2 zeggen en nu de juiste, want je verteld niet de waarheid. Ik voelde op dat moment iets drukken op mijn achter hoofd. Ik voelde een hard voorworp, het was geen hand. Hierop had ik het idee dat persoon 2 op dat moment zijn vuurwapen tegen mijn hoofd hield.
3. [slachtoffer 2] heeft volgens een
proces-verbaal van verhoor aangever [4] van 27 oktober 2022 – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik heb bij de politie aangifte gedaan van een overval die op 25 oktober 2022 plaatsvond in mijn woning aan de [adres] te [woonplaats] . In aanvulling op deze aangifte ben ik er bij het opruimen/bekijken van de spullen in mijn woning achter gekomen dat er nog enkele spullen missen.
Geld
In een mapje heb ik altijd papiergeld zitten ongeveer 150-350 euro. Ik zag dat dit geld niet meer in het mapje zat. Ik weet dus niet precies hoeveel geld er weg is. De weggenomen spullen waren nog wel aanwezig voorafgaande aan de overval.
4. Verbalisant [verbalisant] heeft in een
proces-verbaal van bevindingen [5] van 26 oktober 2022 – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Ik zag dat er bij de voordeur een tweetal koffertjes stonden. Ik zag dat deze koffer geel en zwart van kleur waren en dat deze vrij in het midden van de hal stonden. Ik zag dat op de zwarte koffer het woord Breitling stond. Ik maakte hieruit op dat dit een koffer was van een horloge.
5. Verdachte heeft
ter terechtzittingvan 25 april 2023 verklaard:
Het klopt dat ik op 25 oktober 2022 samen met anderen de woning aan de [adres] in [woonplaats] heb overvallen. Ik ben toen op heterdaad aangehouden.
Paar dagen voor de overval heb ik met meerdere jongens, waaronder medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] afgesproken. [medeverdachte 3] is mijn neef en [medeverdachte 1] is de vriend van mijn neef. Ik kende hem ook. Ik moest toen een applicatie genaamd Signal downloaden. Ik had het op dat moment niet gedaan, maar later wel. In Signal is een groep met de jongens van de overval aangemaakt. In deze groep is een notitie gedeeld. In de notitie stond informatie over het plan van de overval. Dit betreft de notitie die op de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 4] is aangetroffen. Ik heb ook een foto van aangever gezien. Het plan was dat ik op de dag van de overval moest rijden. In de woning moesten wij horloges en andere buit pakken. De overval zou eigenlijk eerder plaatsvinden. [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en ik reden eerder naar het appartement van de slachtoffers. Wij volgden toen een andere jongen die op de scooter voor ons reed. Deze jongen ging de anderen in de groepsapp inlichten. De overval heeft echter toen niet plaatsgevonden, maar op 25 oktober 2022.
Op de dag van de overval moest ik eerst naar de 20ste verdieping. Hier werden handschoenen, maskers en wapens uitgedeeld. Het plan was dat ik de mensen moest overheersen, vastbinden en wegrijden.
Toen de deur van de woning openging, werd een voet tussen de deur gezet. Op dat moment begonnen wij allemaal te schreeuwen. Ik richtte toen een zwarte wapen op aangever [slachtoffer 1] . Toen liepen wij naar de woonkamer. Iemand bond aangever vast en daarna deed ik het ook. Toen vroeg ik aan aangever om zijn armbanden af te geven. Vervolgens werd aangeefster [slachtoffer 2] vastgebonden. Ik zag dat er twee verschillende tie-wraps waren, dus ik heb zowel aangever als aangeefster opnieuw vastgebonden. Ik ging toen in de woning rondkijken. Ik heb een grote bak met kleingeld en dozen met horloges gepakt.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op beide feiten, maar op één feit.
Bewijsoverweging
Door de verdediging is vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde bepleit, omdat er geen sprake zou zijn van een voltooide diefstal. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat de horloges nog in de woning waren en niet mee naar buiten zijn genomen. De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe het volgende.
Voor een veroordeling ter zake van een voltooide diefstal is onder meer vereist dat de dader zich een zodanige feitelijke heerschappij over dat goed heeft verschaft dan wel dit zodanig aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende heeft onttrokken dat de wegneming van het goed als voltooid kan gelden. Daarnaast is van belang of de gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm zijn te beschouwen als gericht op voltooiing van een diefstal. Ongestoord bezit van het desbetreffende voorwerp is echter geen vereiste. Van ‘verplaatsing’ hoeft dan ook geen sprake te zijn.
Verdachte heeft zich met zijn medeverdachten toegang verschaft tot de woning van aangevers, de aangevers vastgebonden met tie-wraps en ducttape, hen onder schot gehouden, vuurwapens tegen hun hoofd aangezet en op dat moment gevraagd waar de horloges lagen. Vervolgens hebben de verdachten de horloges gepakt en een aantal daarvan in een tas gedaan. Er zat ook een horloge in een koffer. Verdachten hebben deze uit de kast gehaald en bij de voordeur neergezet. Terwijl zij dit deden, waren de aangevers vastgebonden.
Naar het oordeel van de rechtbank hebben de verdachte en zijn medeverdachten door op deze manier te handelen zich een zodanige feitelijke heerschappij over de horloges verschaft dat dit een voltooide diefstal oplevert. Aangevers was immers alle bewegingsruimte ontnomen en de verdachten waren degenen die bepaalden wat er met de horloges gebeurde. Zij hadden de horloges weggehaald op de plek waar aangevers de horloges bewaarden en hadden een aantal horloges ook onttrokken aan het zicht van aangevers door deze in tassen te stoppen. De omstandigheid dat de horloges zich nog voor de voordeur en dus in de woning bevonden maakt dit dan ook niet anders, nu uit het voorgaande volgt dat verdachten op dat moment de feitelijke heerschappij hadden over de horloges. Deze gedragingen zijn daarmee naar hun uiterlijke verschijningsvorm ook te beschouwen als gericht op voltooiing van een diefstal. Gelet op vorenstaande komt de rechtbank tot de conclusie verdachte zich aan de diefstal van de horloges schuldig heeft gemaakt.
Partiële vrijspraak
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van de onder 1 ten laste gelegde medeplegen diefstal van “een of meerdere sieraden” en de onder 2 ten laste gelegde medeplegen afpersing van “een of meerdere horloges”. Op basis van het dossier kan namelijk worden vastgesteld dat de horloges door middel van diefstal en de sieraden door middel van afpersing zijn verkregen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1
op 25 oktober 2022 te [woonplaats] tezamen en in vereniging met anderen in een woning gelegen aan de [adres] meerdere horloges, in elk geval enig goed, toebehorende aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, door
- gekleed in een PostNL jas, met gezichtsbedekking en met vuurwapens naar voornoemde woning te gaan en bij deze woning aan te bellen;
- de deur van voornoemde woning open te duwen en die [slachtoffer 1] naar binnen te duwen;
- vervolgens de woning van voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te betreden;
- een vuurwapen dreigend in de richting van die [slachtoffer 1] te houden, te tonen en voornoemd vuurwapen op het hoofd van die [slachtoffer 1] te zetten;
- terwijl die [slachtoffer 1] onder schot werd gehouden tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat hij rustig moet blijven en mee moet lopen;
- terwijl die [slachtoffer 1] onder schot werd gehouden tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat die [slachtoffer 1] moet gaan liggen;
- vervolgens te vragen waar de klokjes zijn;
- terwijl die [slachtoffer 1] op zijn knieën op de grond zat ducttape op zijn mond te plakken en om zijn hoofd heen te plakken, terwijl hij onder schot werd gehouden;
- aan die [slachtoffer 1] te zeggen dat hij zijn gouden armbanden moest afgeven, terwijl hij onder schot werd gehouden;
- voornoemde woning te doorzoeken;
- een vuurwapen (dreigend) in de richting van die [slachtoffer 2] te zwaaien;
- die [slachtoffer 2] richting de woonkamer te bewegen en vervolgens richting de grond te bewegen;
- vervolgens de handen van voornoemde [slachtoffer 2] vast te binden met tie-wraps en ducttape over de mond van die [slachtoffer 2] te plakken, terwijl die [slachtoffer 2] onder schot werd gehouden;
- te vragen waar de telefoon van die [slachtoffer 2] is, terwijl die [slachtoffer 2] onder schot werd gehouden;
- te vragen naar de pincodes van de gevonden bankpassen, terwijl die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] onder schot werden gehouden;
- de handen van die [slachtoffer 1] vast te tapen, terwijl die [slachtoffer 1] onder schot werd gehouden;
feit 2
op 25 oktober 2022 te Almere tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van meerdere sieraden toebehorende aan die [slachtoffer 1] door
- gekleed in een PostNL jas, met gezichtsbedekking en met vuurwapens naar voornoemde woning te gaan en bij deze woning aan te bellen;
- de deur van voornoemde woning open te duwen en die [slachtoffer 1] naar binnen te duwen;
- vervolgens de woning van voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te betreden;
- een vuurwapen dreigend in de richting van die [slachtoffer 1] te houden, te tonen en voornoemd vuurwapen op het hoofd van die [slachtoffer 1] te zetten;
- terwijl die [slachtoffer 1] onder schot werd gehouden tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat hij rustig moet blijven en mee moet lopen;
- terwijl die [slachtoffer 1] onder schot werd gehouden tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat die [slachtoffer 1] moet gaan liggen;
- vervolgens te vragen waar de klokjes zijn;
- terwijl die [slachtoffer 1] op zijn knieën op de grond zat ducttape op zijn mond te plakken en om zijn hoofd heen te plakken, terwijl hij onder schot werd gehouden;
- aan die [slachtoffer 1] te zeggen dat hij zijn gouden armbanden moest afgeven, terwijl hij onder schot werd gehouden;
- voornoemde woning te doorzoeken;
- een vuurwapen (dreigend) in de richting van die [slachtoffer 2] te zwaaien;
- die [slachtoffer 2] richting de woonkamer te bewegen en vervolgens richting de grond te bewegen;
- vervolgens de handen van voornoemde [slachtoffer 2] vast te binden met tie-wraps en ducttape over de mond van die [slachtoffer 2] te plakken, terwijl die [slachtoffer 2] onder schot werd gehouden;
- te vragen waar de telefoon van die [slachtoffer 2] is, terwijl die [slachtoffer 2] onder schot werd gehouden;
- te vragen naar de pincodes van de gevonden bankpassen, terwijl die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] onder schot werden gehouden;
- de handen van die [slachtoffer 1] vast te tapen, terwijl die [slachtoffer 1] onder schot werd gehouden.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
De rechtbank is van oordeel dat met betrekking tot de feiten 1 en 2 sprake is van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. De bewezen verklaarde gedragingen leveren in die mate een samenhangend, zich op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex op dat de verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt, terwijl de strekking van de desbetreffende strafbepalingen slechts enigszins uiteenloopt. Om onevenredige aansprakelijkheid te voorkomen, zal de rechtbank het feit enkelvoudig kwalificeren.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feiten 1 en 2
eendaadse samenloop van diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Uit het Pro Justitia psychologisch onderzoek van 2 april 2023, opgesteld door S. Pantelić, Kinder- en Jeugdpsycholoog NIFP en Postmaster-psycholoog SKJ (hierna: psycholoog), volgt niet dat de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten aan verdachte in het geheel niet kunnen worden toegerekend. Er is ook overigens niet gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een jeugddetentie van tien maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van tweeëneenhalf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarden de voorwaarden zoals beschreven in het reclasseringsadvies van 7 april 2023, met als aanvullende voorwaarde een contactverbod met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om het jeugdstrafrecht toe te passen. De raadsvrouw heeft hiertoe het volgende aangevoerd:
  • verdachte heeft de wens om als basis terug te willen keren naar zijn gezin om vanuit daar te werken aan een verdere toekomst;
  • hij heeft nog geen afgeronde opleiding en is zoekend wat dit moet worden;
  • hij heeft nog nooit enige hulpverlening gehad, terwijl er wel diverse problemen op zijn pad zijn gekomen;
  • zowel de psycholoog als de reclassering zien mogelijkheden voor pedagogische beïnvloeding en zij beiden concluderen tot een lage recidivekans.
Voorts heeft de raadsvrouw verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte heeft zoveel als mogelijk geprobeerd om opening van zaken te geven. De raadsvrouw heeft daarom bepleit om verdachte te veroordelen tot een jeugddetentie die gelijk is aan de tijd die hij in voorarrest heeft gezeten en daarnaast tot een voorwaardelijk strafdeel met de bijzondere voorwaarden zoals door de officier van justitie geformuleerd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de aan verdachte op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van één en ander ter terechtzitting is gebleken. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich op 25 oktober 2022 schuldig gemaakt aan het medeplegen van een gewapende woningoverval in Almere. Verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachten vermomd als PostNL-bezorgers door een PostNL-jas aan te trekken. Onder deze vermomming zijn de drie verdachten bewapend met vuurwapens de woning van de slachtoffers binnengegaan. Daarbij hebben de verdachten de heer [slachtoffer 1] naar binnen geduwd en een vuurwapen tegen zijn hoofd gedrukt. Terwijl de heer [slachtoffer 1] onder schot werd gehouden, moest hij op zijn knieën gaan zitten en werd hij vastgebonden met ducttape. Op dat moment werd de heer [slachtoffer 1] gedwongen om zijn twee gouden armbanden af te geven. Terwijl de verdachten in de woning naar buit aan het zoeken waren, troffen zij mevrouw [slachtoffer 2] op het toilet aan. Hierna is ook zij onder schot gehouden en met tie-wrap en ducttape vastgebonden. De verdachten hebben horloges en een contant geldbedrag weggenomen. Daarnaast hebben zij bankpassen van de slachtoffers gevonden en hen onder bedreiging van vuurwapens naar de pincodes gevraagd. Het is enkel dankzij het dappere en adequate handelen van mevrouw [slachtoffer 2] geweest dat de overval niet verder is geëscaleerd. Zij heeft namelijk toen zij op het toilet zat de politie gebeld. Door haar kon de politie snel ter plaatse komen en zijn de drie verdachten op heterdaad aangehouden.
Verdachte en zijn medeverdachten hebben zich op deze manier schuldig gemaakt aan zeer ernstige strafbare feiten. Dit zijn feiten die niet alleen alle betrokkenen shockeren, maar ook de gehele samenleving. Uit het dossier blijkt dat verdachte en zijn twee medeverdachten niet alleen hebben gehandeld, maar onderdeel uitmaakten van een groter samenwerkingsverband. Het is gebleken dat specifiek deze slachtoffers zijn uitgezocht om te overvallen en dat deze overval tot in de puntjes was voorbereid. Er was sprake van een notitie waarin tot in detail was vastgelegd hoe de overvallers precies te werk moesten gaan. Zo werd er gesproken over horloges die moesten worden gezocht, codes van pinpassen die moesten worden verkregen en welke auto er moest worden gestolen en op welke manier. Ook werd in deze notitie vastgelegd dat, indien nodig, er geweld gebruikt moest worden tegenover de slachtoffers. Vervolgens werd er gezorgd voor alle benodigdheden, zoals een vermomming (de PostNL-kleding), gezichtsbedekking en vuurwapens. Ook heeft er een voorverkenning plaatsgevonden van de plaats van de overval.
Een dergelijke overval getuigt van een ongekende brutaliteit en minachting voor het eigendom en welzijn van anderen. De verdachte en medeverdachten hebben door op deze manier te handelen een grove inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en het gevoel van veiligheid van de slachtoffers. Zij hebben laten zien dat zij geen enkel respect hebben voor de lichamelijke integriteit van anderen en evenmin voor andermans goederen en eigendommen. Zij hebben met hun handelen de slachtoffers veel angst aangejaagd. Dit volgt ook uit de onderbouwing van de vorderingen van de benadeelde partijen. Deze gebeurtenis heeft een grote impact op hen gehad en dat duurt voort tot de dag van vandaag. Zij kregen gedurende de overval meerdere keren een vuurwapen op hen gericht en hebben voor hun leven moeten vrezen. En dat enkel omdat verdachte en medeverdachten op een snelle en gemakzuchtige manier aan geld wilden komen. Daarnaast heeft het incident plaatsgevonden in hun woning, een plek waar ieder zich bij uitstek veilig zou moeten kunnen voelen. Bovendien maakt een dergelijke overval niet alleen een grove inbreuk op het gevoel van veiligheid van de slachtoffers, maar heeft het ook impact op mensen in de directe omgeving van de overval en de samenleving als geheel. Dat blijkt ook uit de verschillende verklaringen van buurtbewoners die zeer waren geschrokken en aangedaan door hetgeen er was gebeurd.
Hoewel is gebleken dat verdachte niet het brein was achter de overval, maakt dit zijn rol niet minder kwalijk. Verdachte heeft, wetende van het plan, een afweging gemaakt en ingestemd om de overval te plegen. Alles om maar aan geld te komen. Vervolgens is verdachte samen met de andere medeverdachten de woning ingegaan en heeft hij een wezenlijk aandeel gehad in de woningoverval.
Verdachte heeft op een aantal punten opening van zaken gegeven over hoe de overval tot stand is gekomen en wat er precies is gebeurd. De rechtbank kan zich echter niet aan de indruk onttrekken dat verdachte op een aantal vragen geen antwoord wilde, in plaats van kon, geven. Dit maakt dat de door hem geuite spijt over de overval anders wordt meegewogen in de strafmaat dan door de raadsvrouw is bepleit.
De rechtbank vindt dit alles zeer ernstig en rekent dit verdachte zwaar aan.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte kennisgenomen van:
  • een uittreksel uit de Justitiële Documentatie betreffende verdachte van 21 maart 2023;
  • een Pro Justitia psychologisch onderzoek van 2 april 2023, opgesteld door S. Pantelić, psycholoog;
  • een aanvullend e-mailbericht van de psycholoog van 18 april 2023;
  • een rapportage van de reclassering van 7 april 2023, opgesteld door I.H. Breewel, reclasseringswerker.
Justitiële documentatie
Uit de uittreksel uit de Justitiële Documentatie blijkt dat verdachte niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld.
Rapportage psychologisch onderzoek Pro Justitia en aanvulling daarop van de psycholoog
De psycholoog concludeert in haar rapport dat bij verdachte sprake is van een gokstoornis en een stoornis in cannabisgebruik in vroege remissie binnen een gereguleerde omgeving. Deze problematiek, en met name de gokstoornis, belemmert verdachte in zijn ontwikkeling richting zelfstandigheid en (langdurige) stabiliteit. Volgens de psycholoog was de stoornis in cannabisgebruik aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde. Genoemde problematiek heeft echter niet de gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het tenlastegelegde beïnvloed en heeft dus niet doorgewerkt (de rechtbank begrijpt: heeft geen forensische betekenis).
De psycholoog schat het recidiverisico op gewelddadig gedrag op basis van de klinische risicotaxatie en de totaalscores van beide risicotaxatie instrumenten op laag in. Volgens de psycholoog zijn er veel beschermende factoren. Verdachte heeft zichzelf voor het tenlastegelegde in grote financiële problemen gebracht, doordat hij zijn financiën niet goed beheerde en omdat er sprake was van structureel en ontremd gokken. De psycholoog acht het van belang om verdachte begeleiding te bieden op zijn financiën zoals budgetbeheer en schuldhulpverlening, zodat hij op korte en lange termijn grip heeft op zijn inkomsten en uitgaven. Daarnaast wordt individuele behandeling wenselijk geacht voor verdachtes gokverslaving. Ook dient hierbij zijn cannabisgebruik mee te worden genomen. De behandeling zou zich kunnen richten op het leren beheersen van het
cannabisgebruik van verdachte, zodat hij hier geen (financiële) problemen meer door
ondervindt in zijn dagelijks leven. Naast voornoemde wordt ook van belang geacht dat verdachte ondersteund wordt bij zijn schoolkeuze, werk en het hebben van een gestructureerde vrijetijdsbesteding. Verwacht wordt dat dit bij zal dragen aan zijn stabiliteit en ontwikkeling als jongvolwassene. Omdat geen sprake is van doorwerking van de pathologie (stoornis in gokken en cannabis) binnen het tenlastegelegde, wordt niet geadviseerd bovenstaand traject van behandeling als bijzondere voorwaarde vorm te geven. Een behandeling van de pathologie in forensisch kader (gericht op recidive) is niet nodig.
De psycholoog adviseert toezicht en begeleiding vanuit de reclassering met een
voorwaardelijk strafdeel. Tevens wordt geadviseerd de elektronische monitoring (die reeds
haalbaar is bevonden) in te zetten.
Volgens de psycholoog komen er vanuit het klinisch oordeel en de adolescentenstrafrecht-wegingslijst argumenten naar voren die aanleiding geven om het jeugdstrafrecht toe te passen. Verdachte neemt nog actief deel aan zijn gezin van herkomst en zal ook weer bij zijn vader gaan wonen. Verdachte functioneert goed binnen het groepsgerichte leefklimaat en pedagogische aanpak binnen de Justitiële Jeugdinrichting. Daarnaast is continuering van zijn schoolgang van belang. Vanuit de adolescentenstrafrecht-wegingslijst worden nog pedagogische beïnvloedingsmogelijkheden gezien die aanleiding geven om te adviseren het jeugdstrafrecht toe te passen. Er worden geen contra-indicaties gezien om het jeugdstrafrecht toe te passen.
Rapportage van de reclassering
De reclassering adviseert het jeugdstrafrecht toe te passen. Zij sluit zich aan bij de bevindingen van de psycholoog van 2 april 2023.
De reclassering adviseert om bij een bewezenverklaring aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, locatieverbod (met elektronische monitoring), volgen van opleiding en verbod op kansspelen.
Conclusie
Toerekening
De rechtbank is met de psycholoog van oordeel dat de problematiek (cannabisgebruik) ook ten tijde van het tenlastegelegde aan de orde was, maar dat dit de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte niet heeft beïnvloed. De rechtbank concludeert daarom dat de bewezen verklaarde feiten verdachte volledig kunnen worden toegerekend.
Jeugdstrafrecht
Ten aanzien van de vraag of het volwassenenstrafrecht of het jeugdstrafrecht moet worden toegepast, overweegt de rechtbank als volgt. Verdachte was ten tijde van het plegen van de feiten twintig jaren oud en dus meerderjarig. Op een meerderjarige verdachte tot drieëntwintig jaar kan het jeugdstrafrecht worden toegepast, als de persoon van verdachte of de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd daartoe aanleiding geven. Uit de rapportages van de reclassering blijkt dat er aanwijzingen zijn voor de toepassing van het jeugdstrafrecht. De deskundigen adviseren dat ook.
De rechtbank ziet enerzijds, overeenkomstig de adviezen van de deskundigen, aanleiding om het jeugdstrafrecht toe te passen. Zo zijn er in de persoonlijkheid van verdachte voldoende aanknopingspunten om aan te nemen dat hij pedagogisch beïnvloedbaar is. Verdachte heeft zijn leven nog niet op orde, is bezig met het behalen van zijn VWO-diploma, is een
first offender, kan qua normen en waarden nog gestuurd worden en zijn vader heeft nog invloed op zijn leven. Anderzijds zijn er in de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd ook aanknopingspunten te vinden om het volwassenstrafrecht toe te passen, zoals het georganiseerde c.q. geplande karakter. Dit laatste impliceert dat de overval geen ‘impulsdelict’ betrof en verdachte dus de gelegenheid moet hebben gehad om na te denken over de ernst van het feit en de te verwachten impact daarvan op de slachtoffers. Alles afwegend zal de rechtbank de adviezen van de deskundigen overnemen en het jeugdstrafrecht toepassen.
De op te leggen straf
De oriëntatiepunten die door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht voor de straftoemeting zijn vastgesteld gaan bij een overval op een woning door een minderjarige
first offenderuit van een jeugddetentie vanaf zes maanden. De rechtbank zal echter van dit uitgangspunt afwijken gelet op alle omstandigheden zoals hiervoor genoemd met betrekking tot de ernst van het feit. De rechtbank weegt daarbij in strafverzwarende zin onder meer mee dat bij de overval gebruik is gemaakt van vuurwapens, dat de vuurwapens daarbij ook tegen de hoofden van de slachtoffers zijn gezet, dat de feiten in vereniging zijn gepleegd en het georganiseerd karakter van de groep. Daarbij houdt de rechtbank ook rekening met hetgeen is overwogen ten aanzien van de vraag of het jeugdrecht moet worden toegepast. De omstandigheden zoals daar genoemd die pleiten voor toepassing van het volwassenstrafrecht, zijn omstandigheden die hier in strafverzwarende zin meewegen. Het betrof immers een geplande, goed voorbereide overval, waar verdachte zich op meerdere momenten aan had kunnen onttrekken, maar zelf heeft besloten om alsnog hieraan mee te doen. Er was geen sprake van een impulsdelict. Nu is dan ook het moment dat verdachte ook deze consequenties van zijn keuze zal moeten ondergaan.
De rechtbank ziet in het licht van de speciale preventie, gelet op de over verdachte opgemaakte rapportages en hetgeen de rechtbank hiervoor in de rubriek ‘persoonlijke omstandigheden’ heeft overwogen, reden om de jeugddetentie deels in voorwaardelijke vorm op te leggen. Het doel van de voorwaardelijke jeugddetentie is om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen en hem de mogelijkheid te bieden aan zijn toekomst te werken. Om dit te bereiken vindt de rechtbank het noodzakelijk dat verdachte de behandeling krijgt die hij nodig heeft. De rechtbank zal hierbij naast de geldende algemene voorwaarden, de bijzondere voorwaarden opleggen zoals door de reclassering geadviseerd in de rapportage van 7 april 2023. Daarbij zal aan verdachte, overeenkomstig de wensen van de slachtoffers, een contactverbod met de slachtoffers worden opgelegd. De rechtbank zal deze voorwaarden niet, zoals door de slachtoffers is verzocht, dadelijk uitvoerbaar verklaren. De reden daarvoor is dat niet is voldaan aan het wettelijke vereiste om voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren, namelijk dat er “ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen”.
Alles afwegende acht de rechtbank een jeugddetentie van 24 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden. De rechtbank legt hiermee een fors hogere straf op dan door de officier van justitie is geëist. Het moet hiermee duidelijk zijn dat dit soort ongekend brutale en met minachting voor andermans lijf en goed bedachte overvallen niet worden getolereerd.

9.BENADEELDE PARTIJEN

[slachtoffer 1]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 7.694,55. Dit bedrag bestaat uit € 2.694,55 aan materiële schade en € 5.000,- aan immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
[slachtoffer 2]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 5.000,-. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat de vorderingen geheel dienen te worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie heeft aangevoerd dat gelet op de jeugdige leeftijd van verdachte het aantal dagen gijzeling op nihil moet worden gesteld. Daarnaast heeft zij zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen hoofdelijk dienen te worden toegewezen
9.2
Het standpunt van de verdediging
[slachtoffer 1]
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in de vordering met betrekking tot de materiële schade niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu de kosten onvoldoende zijn onderbouwd. Uit de vordering volgt dat de factuur voor de camera’s en de deurbel op naam van een ander (met een ander adres) staat. Gelet hierop ontbreekt het causaal verband. Dit geldt ook voor de schade met betrekking tot het aanbrengen van beveiliging. Uit de factuur volgt dat dit voor het gehele appartement is aangebracht en onduidelijk is of alle bewoners een bijdrage moeten leveren. Gelet op de huidige onderbouwing, ontbreekt volgens de raadsvrouw het causaal verband.
Met betrekking tot de immateriële schade heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde schade te hoog is en deze dient te worden verminderd naar een bedrag van € 2.500,-. De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht dit bedrag niet hoofdelijk op te leggen, omdat het nadelig zou zijn voor verdachte als hij hiervoor nog contact met de medeverdachten moet hebben. De raadsvrouw heeft de rechtbank daarom verzocht om het bedrag door vijf te delen, nu zij een bewezenverklaring ten aanzien van vijf personen verwacht.
[slachtoffer 2]
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde immateriële schade te hoog is en deze dient te worden verminderd naar een bedrag van € 2.500,-. De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht dit bedrag niet hoofdelijk op te leggen, omdat het nadelig zou zijn voor verdachte als hij hiervoor nog contact met de medeverdachten moet hebben. De raadsvrouw heeft de rechtbank daarom verzocht om het bedrag door vijf te delen, nu zij een bewezenverklaring ten aanzien van vijf personen verwacht.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer 1]
Ten aanzien van de materiële schade
De rechtbank zal de benadeelde partij in de vordering met betrekking tot de materiële schade niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. De rechtbank stelt vast dat de vordering met betrekking tot de beide gevorderde posten onvoldoende is onderbouwd. Uit de vordering volgt dat de facturen op naam van de buurvrouw van de benadeelde partij staan, omdat zij de kosten zou hebben voorgeschoten. De benadeelde partij zou deze kosten op zich hebben genomen, waarvan een betalingsbewijs zou worden overhandigd. De rechtbank heeft echter geen betalingsbewijs ontvangen. Hierdoor kan niet worden vastgesteld dat de benadeelde partij deze schadepost heeft betaald. Hetzelfde geldt voor de kosten voor aanbrenging van de beveiliging. Ook deze factuur staat niet op naam van de benadeelde partij. Gelet hierop staat onvoldoende vast dat de benadeelde partij deze materiële schade zelf heeft geleden.
Ten aanzien van de immateriële schade
Op grond van artikel 6:106 sub b BW komt een benadeelde partij onder meer een vergoeding toe voor immateriële schade als sprake is van lichamelijk letsel en als het slachtoffer op andere wijze in de persoon is aangetast. De rechtbank stelt op basis van de door de benadeelde partij gegeven onderbouwing vast dat hij, als gevolg van de hiervoor bewezen verklaarde feiten, letsel heeft opgelopen en op andere wijze in zijn persoon is aangetast door het psychische leed dat hem is aangedaan. Dit ligt gelet op de hiervoor beschreven aard en ernst van de normschending voor de hand en is ook door de benadeelde partij nader toegelicht. Gelet op wat in vergelijkbare gevallen aan immateriële schadevergoeding wordt toegewezen, waardeert de rechtbank deze schade op € 5.000,-. Dit betekent dat het immateriële deel van de vordering geheel zal worden toegewezen. Verdachte zal hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 25 oktober 2022 tot aan de dag van volledige betaling. Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is. De rechtbank gaat hierbij voorbij aan het verzoek van de raadsvrouw om de schade in vijf gelijke delen te verdelen. Daarbij weegt mee dat de zaken tegen een aantal medeverdachten nog moet worden behandeld.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor de betaling van de vordering zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 5.000,- te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente gerekend vanaf 25 oktober 2022 tot de dag van volledige betaling. Gelet op de jeugdige leeftijd van verdachte zal de rechtbank het aantal dagen gijzeling op nihil stellen.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
[slachtoffer 2]
Ten aanzien van de immateriële schade
Op grond van artikel 6:106 sub b BW komt een benadeelde partij onder meer een vergoeding toe voor immateriële schade als sprake is van lichamelijk letsel en als het slachtoffer op andere wijze in de persoon is aangetast. De rechtbank stelt op basis van de door de benadeelde partij gegeven onderbouwing vast dat zij, als gevolg van het hiervoor bewezenverklaarde feit, letsel heeft opgelopen en op andere wijze in haar persoon is aangetast door het psychische leed dat haar is aangedaan. Dit ligt gelet op de hiervoor beschreven aard en ernst van de normschending voor de hand en is ook door de benadeelde partij nader toegelicht. Gelet op wat in vergelijkbare gevallen aan immateriële schadevergoeding wordt toegewezen, waardeert de rechtbank deze schade op € 5.000,-. Dit betekent dat de rechtbank het immateriële deel van de vordering geheel zal toewijzen. Verdachte zal hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 25 oktober 2022 tot aan de dag van volledige betaling. Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is. De rechtbank gaat hierbij voorbij aan het verzoek van de raadsvrouw om de schade in vijf gelijke delen te verdelen. Daarbij weegt mee dat de zaken tegen een aantal medeverdachten nog moet worden behandeld.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor de betaling van de vordering zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 5.000,- te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente gerekend vanaf 25 oktober 2022 tot de dag van volledige betaling. Gelet op de jeugdige leeftijd van verdachte zal de rechtbank het aantal dagen gijzeling op nihil stellen.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 55, 77c, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het onder 1 en 2 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart het meer of anders onder 1 en 2 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat van de jeugddetentie een gedeelte van
  • stelt daarbij een
  • als
o zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
o ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
o medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het derde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte gedurende de proeftijd:
o zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Tactus Reclassering Flevoland op het adres Randstad 22-183 in Almere. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
o zich laat behandelen door Tactus Jeugdverslavingszorg of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling is gericht op gokken, cannabisgebruik en versterking van het familiesysteem. De behandeling start zodra de proeftijd begint of zoveel later als er een behandelplaats beschikbaar is voor verdachte. De verwachting is dat verdachte binnen twee weken na aanmelding op intakegesprek kan komen. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
o zich niet zal bevinden in de gehele wijk [wijk] . Verdachte werkt mee aan elektronische monitoring op dit locatieverbod. Verdachte gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de
elektronische monitoring nodig is dat betrokkene in Nederland blijft. Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering dit locatieverbod (deels) laten vervallen. De aansluiting van het elektronische monitoringmiddel kan plaatsvinden vanaf de derde werkdag nadat de reclassering is geïnformeerd over de ingangsdatum. De aansluiting zal plaatsvinden in de penitentiaire inrichting. De politie ziet samen met de reclassering toe op handhaving van dit locatieverbod.;
o op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] , geboren op [1956] te [geboorteplaats] , en [slachtoffer 2] , geboren op [1964] te [geboorteplaats] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. De politie ziet samen met de reclassering toe op handhaving van dit contactverbod;
o zich inspant voor het vinden en behouden van een opleiding of studie;
o niet deelneemt aan kansspelen;
- waarbij Tactus Reclassering Flevoland opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden, behalve voor zover dat toezicht alleen aan de politie en het Openbaar Ministerie is opgedragen;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 5.000,-, bestaande uit immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente gerekend vanaf 25 oktober 2022 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart [slachtoffer 1] voor wat betreft de gevorderde materiële schade niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 5.000,- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente gerekend vanaf 25 oktober 2022 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling niet aan te vullen met gijzeling (0 dagen);
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 5.000,-, bestaande uit immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente gerekend vanaf 25 oktober 2022 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 5.000,- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente gerekend vanaf 25 oktober 2022 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling niet aan te vullen met gijzeling (0 dagen);
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.C. Kool, voorzitter, mrs. H. den Haan en W. Foppen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.Z. Turan, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 mei 2023.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
feit 1
hij op of omstreeks 25 oktober 2022 te [woonplaats] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (in/uit een woning gelegen aan de [adres] ) een of meerdere siera(a)d(en) en/of horloge(s), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- gekleed in een PostNL jas en/of met gezichtsbedekking en/of met (een) vuurwapen(s), althans (een) op vuurwapens() gelijkend(e) voorwerp(en), naar voornoemde woning te gaan en/of bij deze woning aan te bellen en/of
- de deur van voornoemde woning open te duwen en/of die [slachtoffer 1] naar binnen te duwen en/of
- (vervolgens) de woning van voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te betreden en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, dreigend in de richting van die [slachtoffer 1] te houden en/of te tonen en/of voornoemd vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het hoofd van die [slachtoffer 1] te zetten en/of
- terwijl die [slachtoffer 1] onder schot werd gehouden tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat hij rustig moet blijven en mee moet lopen althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- terwijl die [slachtoffer 1] onder schot werd gehouden tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat die [slachtoffer 1] moet gaan liggen, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- (vervolgens) te vragen waar de klokjes zijn, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- terwijl die [slachtoffer 1] op zijn knieën op de grond zat ducttape op zijn mond te plakken en/of om zijn hoofd heen te plakken, terwijl hij onder schot werd gehouden en/of
- aan die [slachtoffer 1] te zeggen dat hij zijn gouden armbanden moest afgeven, terwijl hij onder schot werd gehouden en/of
- voornoemde woning te doorzoeken en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, (dreigend) in de richting van die [slachtoffer 2] te houden/te tonen/te zwaaien en/of
- die [slachtoffer 2] richting de woonkamer te bewegen en/of (vervolgens) richting te grond te bewegen en/of
- (vervolgens) de handen van voornoemde [slachtoffer 2] vast te binden met tiewraps en/of ducttape over de mond van die [slachtoffer 2] te plakken, terwijl die [slachtoffer 2] onder schot werd gehouden en/of
- te vragen waar de telefoon van die [slachtoffer 2] is, terwijl die [slachtoffer 2] onder schot werd gehouden en/of
- te vragen naar de pincode(s) van de gevonden bankpas(sen), terwijl die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] onder schot werd(en) gehouden en/of terwijl er een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in elk geval een hard voorwerp, tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] werd gehouden en/of
- de handen van die [slachtoffer 1] vast te tapen, terwijl die [slachtoffer 1] onder schot werd gehouden;
feit 2
hij op of omstreeks 25 oktober 2022 te Almere, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een of meerdere siera(a)d(en) en/of horloge(s), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) door
- gekleed in een PostNL jas en/of met gezichtsbedekking en/of met (een) vuurwapen(s), althans (een) op vuurwapens() gelijkend(e) voorwerp(en), naar voornoemde woning te gaan en/of bij deze woning aan te bellen en/of
- de deur van voornoemde woning open te duwen en/of die [slachtoffer 1] naar binnen te duwen en/of
- (vervolgens) de woning van voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te betreden en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, dreigend in de richting van die [slachtoffer 1] te houden en/of te tonen en/of voornoemd vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het hoofd van die [slachtoffer 1] te zetten en/of
- terwijl die [slachtoffer 1] onder schot werd gehouden tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat hij rustig moet blijven en mee moet lopen althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- terwijl die [slachtoffer 1] onder schot werd gehouden tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat die [slachtoffer 1] moet gaan liggen, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- (vervolgens) te vragen waar de klokjes zijn, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- terwijl die [slachtoffer 1] op zijn knieën op de grond zat ducktape op zijn mond te plakken en/of om zijn hoofd heen te plakken, terwijl hij onder schot werd gehouden en/of
- aan die [slachtoffer 1] te zeggen dat hij zijn gouden armbanden moest afgeven, terwijl hij onder schot werd gehouden en/of
- voornoemde woning te doorzoeken en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, (dreigend) in de richting van die [slachtoffer 2] te houden/te tonen/te zwaaien en/of
- die [slachtoffer 2] richting de woonkamer te bewegen en/of (vervolgens) richting te grond te bewegen en/of
- (vervolgens) de handen van voornoemde [slachtoffer 2] vast te binden met tiewraps en/of ductape over de mond van die [slachtoffer 2] te plakken, terwijl die [slachtoffer 2] onder schot werd gehouden en/of
- te vragen waar de telefoon van die [slachtoffer 2] is, terwijl die [slachtoffer 2] onder schot werd gehouden en/of
- te vragen naar de pincode(s) van de gevonden bankpas(sen), terwijl die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] onder schot werd(en) gehouden en/of terwijl er een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in elk geval een hard voorwerp, tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] werd gehouden en/of
- de handen van die [slachtoffer 1] vast te tapen, terwijl die [slachtoffer 1] onder schot werd gehouden.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 17 februari 2023, genummerd MD2R022156 (onderzoek Donkervoort), opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, genummerd 1 tot en met 650. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 18-27.
3.Pagina’s 28-31.
4.Pagina’s 32-34
5.Proces-verbaal aanvraag DNA-onderzoek sporen en benoeming DNA-deskundige van 9 oktober 2018, pagina’s 2 en 3 van het aanvullend proces-verbaal.