ECLI:NL:RBMNE:2023:2517

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 mei 2023
Publicatiedatum
30 mei 2023
Zaaknummer
C/16/556303 / KL ZA 23-125
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over eigendom en afgifte van waterbuffels

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 30 mei 2023 uitspraak gedaan in een kort geding waarin eiseres, een maatschap die zich bezighoudt met akkerbouw en het fokken van dieren, vorderde om de afgifte van waterbuffels die zij van gedaagde had gekocht. Gedaagde, een melkveebedrijf, erkent de koopovereenkomst maar betwist de eigendom van de buffels, stellende dat deze eigendom toebehoort aan een tussenkomende partij. De rechtbank oordeelt dat de vraag wie de eigenaar van de buffels was ten tijde van de koopovereenkomst niet kan worden beantwoord in dit kort geding, omdat hiervoor nadere bewijslevering nodig is. De vordering tot afgifte van de buffels wordt afgewezen, evenals de vordering van gedaagde tot opheffing van het beslag op de buffels, omdat de eigendomssituatie onduidelijk blijft. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Lelystad
zaaknummer / rolnummer: C/16/556303 / KL ZA 23-125
Vonnis in kort geding van 30 mei 2023
in de zaak van
maatschap
[eiseres],
hierna te noemen: [eiseres] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. C.F.H. Donners te Nijmegen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. T.A. Timmermans te Veenendaal.
en
De besloten vennootschap
[tussenkomende partij] B.V.
hierna te noemen: [tussenkomende partij] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
tussenkomende partij,
advocaat mr. T.A. Timmermans te Veenendaal,
en
1. de besloten vennootschap
[pandhouder sub 1] B.V.,
hierna te noemen: [pandhouder sub 1] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2. de besloten vennootschap
[pandhouder sub 2] B.V.,
Hierna te noemen: [pandhouder sub 2] ,
Gevestigd te [vestigingsplaats] ,
3. de besloten vennootschap
[pandhouder sub 3] B.V.,
hierna te noemen: [pandhouder sub 3] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
tussenkomende partijen,
hierna gezamenlijk te noemen: de Pandhouders
advocaten mrs. M.P. Waninge en A.M. Speerstra.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 8 mei 2023 met 18 producties,
  • de brief van 11 mei 2023 met daarin een eis in reconventie met 5 producties van [gedaagde] ,
  • de aanvullende producties 6 en 7 van [gedaagde] .
  • de incidentele vordering tot tussenkomst van [tussenkomende partij] met 6 producties,
  • de aanvullende producties 19 tot en met 22A tot en met [A] ,
  • de aanvullende producties 23 tot en met 25 van [eiseres] ,
  • de brief van 15 mei 2023 met een juiste versie van productie 3 en één aanvullende productie van [gedaagde] ,
  • de incidentele vordering tot tussenkomst of voeging met 14 producties van de Pandhouders,
  • de brief van de Pandhouders met de juiste versie van productie 19E,
  • de mondelinge behandeling van 16 mei 2023,
  • de pleitnota van [eiseres] ,
  • de pleitnota van [gedaagde] en [tussenkomende partij] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] houdt zich bezig met akkerbouw in combinatie met het fokken en houden van dieren. De heer [vennoot] en zijn echtgenote zijn de vennoten van de maatschap. [gedaagde] heeft een melkveebedrijf aan de [adres] in [vestigingsplaats] . De heren [bestuurder 1] en [bestuurder 2] zijn bestuurders van [gedaagde] , zij zijn vader en zoon.
2.2.
[tussenkomende partij] exploiteert een melkveebedrijf . De heer [bestuurder 3] is bestuurder van [tussenkomende partij] . [tussenkomende partij] verzorgde op de locatie van melkveebedrijf de [melkveebedrijf] B.V. in [vestigingsplaats] (hierna: de [melkveebedrijf] ) buffels die [eiseres] daar had gestald. [bestuurder 3] is de zoon van [bestuurder 1] .
2.3.
Op 15 juli 2022 hebben [tussenkomende partij] , [pandhouder sub 2] en [pandhouder sub 3] een overeenkomst getekend waarin staat dat [pandhouder sub 2] en [pandhouder sub 3] ieder € 80.000,00 betalen aan [tussenkomende partij] , als investering voor de aankoop van waterbuffels in Duitsland en Nederland. In de overeenkomst staat dat er een pandrecht zal worden gevestigd ten behoeve van [pandhouder sub 2] en [pandhouder sub 3] wanneer de buffels zijn aangekomen in [vestigingsplaats] en [vestigingsplaats] .
2.4.
Op 22 juli 2022 hebben [tussenkomende partij] en [pandhouder sub 1] een overeenkomst gesloten waarin staat dat [tussenkomende partij] een bedrag van € 100.000,00 van [pandhouder sub 1] heeft geleend als overbruggingsfinanciering voor de aankoop van 400 buffels in Duitsland. Ook staat in de overeenkomst dat [tussenkomende partij] zekerheid zal verstrekken door een pandrecht te vestigen ten behoeve van [pandhouder sub 1] op ten minste 150 volwassen waterbuffels.
2.5.
Op 29 juli 2022 heeft [tussenkomende partij] een pandakte ondertekend waarin zij verklaart aan [pandhouder sub 2] en [pandhouder sub 3] zekerheid te geven voor de geldlening van € 160.000,00, door het vestigen van een pandrecht met als onderpand de volwassen en jonge waterbuffels van [tussenkomende partij] . Deze akte is niet geregistreerd bij de belastingdienst. Op 5 april 2023 is de pandakte vernieuwd met actuele gegevens. Deze akte is wel geregistreerd bij de belastingdienst.
2.6.
Op 19 augustus 2022 heeft [tussenkomende partij] een pandakte ondertekend waarin zij verklaart aan [pandhouder sub 1] zekerheid te geven voor de geldlening van € 100.000,00, door het vestigen van een pandrecht met als onderpand 150 volwassen waterbuffels. Ook deze akte is niet geregistreerd bij de belastingdienst. Op 3 april 2023 is de pandakte vernieuwd met actuele gegevens. Deze akte is wel geregistreerd bij de belastingdienst.
2.7.
Op 14 oktober 2022 heeft de heer [B] van [bedrijf 1] (hierna: [B] ) aan [eiseres] een e-mail toegezonden met als onderwerp ‘financieringen op buffels [naam] ’. In de e-mail staat dat onder andere [pandhouder sub 2] , [pandhouder sub 3] , de vriendin van [bestuurder 3] en [B] zelf hebben geïnvesteerd. Ook staat in de e-mail dat er deels pandaktes zijn ten aanzien van de dieren.
2.8.
Op 21 oktober 2022 hebben [eiseres] en [gedaagde] een koopovereenkomst gesloten, waarin [gedaagde] kort gezegd de volledige veestapel in de stal aan de [adres] in [vestigingsplaats] met een totaal van 347 buffels aan [eiseres] heeft verkocht (hierna: de Overeenkomst) voor een bedrag van € 400,00 per buffel en in totaal
€ 138.800,00. Op de stallijst met peildatum 11 oktober 2022 staat om welke dieren het precies gaat. In de Overeenkomst staat onder andere:
‘Juridische levering
Artikel 1
De juridische levering vindt plaats bij ondertekening van de koopovereenkomst (…) of betaling van de koopsom, afhankelijk wat zich het eerst voordoet.
Feitelijke levering
Artikel 4
De overdracht, levering en aanvaarding van het verkochte vond, zonder enig voorbehoud, plaats op 12 oktober 2022 aansluitend op het moment na het sluiten van de mondelinge overeenkomst.
Partijen komen met elkaar overeen dat de veestapel (inclusief de toekomstige aanwas (kalveren)) tot nader order en tegen een nog te bepalen kostprijs gehuisvest blijven in de stal (…) aan de [adres] (…).
Partijen komen tevens overeen dat verkoper (tot een nog nader te bepalen datum en vergoeding) verantwoordelijk blijft voor de dagelijkse verzorging van het verkochte. (…).’
2.9.
[gedaagde] verzorgde de buffels en verkocht (een deel van) de geproduceerde melk in de periode vanaf oktober 2022 tot en met februari 2023 aan [bedrijf 2] B.V. [eiseres] is enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf 2] B.V.
2.10.
[eiseres] heeft vanaf oktober 2022 tot maart 2023 enkele keren vanuit de stal van [gedaagde] een aantal buffels naar een andere locatie vervoerd, deze verkocht of laten slachten.
2.11.
Op 11 november 2022 heeft [eiseres] 127 buffels extra naar de stal van [gedaagde] gebracht. Deze buffels maken geen onderdeel uit van de Overeenkomst.
2.12.
Op 22 maart 2023 hebben [eiseres] en [bestuurder 3] per e-mail aan een derde het voorstel gedaan om 50 buffels naar [vestigingsplaats] te brengen, voor een prijs van
€ 2.750,00 per stuk. In de e-mail staat:
‘Deze dieren blijven in eigendom van [bedrijf 2] B.V. Tot deze zijn betaald of hier een overeenstemming is bereikt. (…). In het uiterste geval wanneer geen overeenstemming bereikt word of u toch andere wegen in slaat nemen wij deze dieren terug en betalen wij u de dag vergoeding x het aantal dagen dat deze dieren bij u hebben gestaan.’
2.13.
In de periode vanaf 3 maart 2023 tot en met 11 april 2023 heeft [eiseres] per WhatsApp contact gehad met [bestuurder 3] over het ophalen van de buffels aan de [adres] in [vestigingsplaats] . [eiseres] wilde de buffels op 11 april 2023 (laten) ophalen.
2.14.
Op 11 april 2023 heeft [gedaagde] facturen aan [eiseres] toegezonden voor de verzorging van de buffels over de periode van 12 oktober 2022 tot 11 april 2023, met een totaalbedrag van € 390.444,92. [gedaagde] heeft hierbij geschreven:

Hierbij de facturen voor het verzorgen van de waterbuffels. (…) de facturen dienen voldaan te worden voor de verlading. Ook roepen wij het retentie recht in op ons erf.’
2.15.
[eiseres] heeft hierop contact opgenomen met [bestuurder 3] per WhatsApp, waarop [bestuurder 3] op 11 april 2023 heeft laten weten: ‘
ik hoorde dat pa en opa(de voorzieningenrechter voegt toe: dit is [gedaagde] )
je het een en ander gestuurd hebben, ik ga eerst met hun beide in gesprek en dan bel ik je meteen daarna’.
2.16.
In de periode vanaf 20 april 2023 tot en met 12 mei 2023 hebben (de advocaten van) partijen contact met elkaar gehad. [eiseres] heeft [gedaagde] gevraagd de buffels te mogen inspecteren en deze op te halen. In eerste instantie heeft [gedaagde] geweigerd dat [eiseres] de buffels inspecteert, maar op 28 april 2023 heeft [eiseres] de buffels alsnog mogen inspecteren. [gedaagde] heeft geweigerd aan het verzoek tot afgifte van de buffels mee te werken.
2.17.
Per e-mail van 9 mei 2023 heeft [gedaagde] de facturen van totaal € 390.444,92 - die zij aan [eiseres] had toegezonden voor de verzorging van de dieren - gecrediteerd.

3.Het geschil

In de incidenten tot tussenkomst en voeging
3.1.
[tussenkomende partij] vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, haar als tussenkomende partij in het geding toelaat, met veroordeling van [eiseres] en [gedaagde] in de proces- en nakosten van het incident, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf vijftien dagen na het vonnis tot en met de dag van volledige betaling.
3.2.
De Pandhouders vorderen dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, hen primair als tussenkomende partij in het geding toelaat en hen subsidiair toestaat zich te voegen aan de zijde van [gedaagde] , met veroordeling van [eiseres] en/of [gedaagde] in de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als [eiseres] deze kosten niet binnen veertien dagen na het vonnis heeft betaald.
3.3.
[eiseres] voert verweer en concludeert dat de verzoeken tot tussenkomst en voeging afgewezen moeten worden.
In de hoofdzaak
In conventie
3.4.
[eiseres] vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] veroordeelt:
tot afgifte, althans levering, aan [eiseres] van de gehele veestapel (melkbuffels en kalveren) zoals aanwezig op de locatie [adres] in [vestigingsplaats] ;
om onverwijld na betekening van het vonnis alle benodigde medewerking te verlenen aan de afgifte, conform de geldende regelgeving, op straffe van een dwangsom van € 50.000,00 per (deel van de) dag dat [gedaagde] daaraan niet voldoet,
tot betaling van de beslagkosten,
tot betaling van de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na het vonnis tot de dag van volledige betaling.
3.5.
[gedaagde] en [tussenkomende partij] concluderen dat de vorderingen van [eiseres] afgewezen moeten worden, met veroordeling van [eiseres] in de proces- en nakosten.
3.6.
De Pandhouders concluderen dat de vorderingen van [eiseres] afgewezen moeten worden met veroordeling van [eiseres] en/of [gedaagde] in de proces- en nakosten, te vermeerderen de wettelijke rente over de proces- en nakosten als [eiseres] deze kosten niet binnen veertien dagen na het vonnis heeft betaald.
In reconventie
3.7.
[gedaagde] vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [eiseres] veroordeelt:
om het gelegde conservatoir beslag tot afgifte van roerende binnen 24 uur na het vonnis op te heffen,
met veroordeling van [eiseres] in de proces- en nakosten.
3.8.
[eiseres] voert verweer en concludeert dat de vorderingen van [gedaagde] afgewezen moeten worden.
3.9.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

In de incidenten tot tussenkomst en voeging

4.1.
De rechtbank heeft op de mondelinge behandeling beslist dat de verzoeken tot tussenkomst door [tussenkomende partij] en de Pandhouders worden toegewezen. Zij hebben voldoende belang bij (de uitkomst van) de vorderingen in deze procedure, omdat dit invloed heeft op hun rechtspositie en het mogelijk is dat zij rechten verliezen of dat zij nadeel ondervinden van de uitspraak. Het belang van [tussenkomende partij] is erin gelegen dat zij stelt dat zij eigenaar is van de buffels en dat deze niet aan [eiseres] toekomen. Het belang van de Pandhouders is erin gelegen dat zij stelt dat zij een pandrecht hebben op de buffels (waarvan [eiseres] nu afgifte vordert). Anders dan [eiseres] heeft betoogd, is voor toewijzing van het verzoek tot tussenkomst niet vereist dat [tussenkomende partij] en de Pandhouders een zelfstandige vordering indienen in deze procedure.
In de hoofdzaak
4.2.
Het spoedeisend belang vloeit voort uit de aard van de vorderingen, namelijk (in conventie) het opeisen van eigendommen en (in reconventie) het opheffen van conservatoir beslag.
4.3.
[eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] eigenaar was van de buffels in de stal aan de [adres] en deze met het sluiten van de Overeenkomst heeft verkocht en geleverd aan [eiseres] . Volgens [eiseres] is zij daarmee eigenaar geworden van de buffels. [gedaagde] erkent dat zij de Overeenkomst heeft gesloten, maar stelt dat zij zich naderhand heeft gerealiseerd dat [tussenkomende partij] eigenaar is van de buffels, zij daarom niet bevoegd was de buffels over te dragen en partijen hierover hebben gedwaald bij het sluiten van de Overeenkomst. Volgens [gedaagde] is [tussenkomende partij] hierom eigenaar van de buffels (gebleven). [tussenkomende partij] en de Pandhouders sluiten zich bij dit standpunt aan. [gedaagde] heeft aan haar vordering tot opheffing van het conservatoir beslag ten grondslag gelegd dat zij geen eigenaar is van de buffels en het beslag daarom ten onrechte is gelegd.
4.4.
Gelet op het voorgaande is in conventie en in reconventie de kern van het verschil van mening of [gedaagde] eigenaar was van de buffels toen de Overeenkomst werd gesloten. [eiseres] heeft verscheidene omstandigheden aangevoerd die er volgens haar op duiden dat [gedaagde] eigenaar was van de buffels, welke omstandigheden [gedaagde] vervolgens gemotiveerd heeft weersproken. De voorzieningenrechter zal hierna op de stellingen van partijen ingaan.
4.5.
Het is juist, zoals [eiseres] aanvoert, dat [gedaagde] de Overeenkomst heeft gesloten voor verkoop van de volledige veestapel in haar stal aan de [adres] . Deze omstandigheid duidt er echter niet zonder meer op dat [eiseres] eigenaar is geworden van de buffels. [gedaagde] heeft hiertegenover namelijk verklaard dat [eiseres] de Overeenkomst aan haar heeft voorgelegd met de mededeling dat [gedaagde] door het tekenen daarvan het conservatoir beslag op de buffels in de stal door [melkveebedrijf] kon voorkomen. Volgens [gedaagde] was het niet daadwerkelijk de bedoeling de buffels in eigendom over te dragen, maar wilde zij en [eiseres] [bestuurder 3] enkel helpen beslaglegging te voorkomen. [gedaagde] heeft verder aangevoerd dat zij zich bij het sluiten van de Overeenkomst niet heeft gerealiseerd dat [tussenkomende partij] eigenaar was van de buffels en niet [gedaagde] zelf. Het is gelet hierop niet uitgesloten dat [gedaagde] onbevoegd was de buffels te verkopen en er geen eigendomsoverdracht tot stand is gekomen.
4.6.
[gedaagde] heeft verder op 11 april 2023 facturen aan [eiseres] toegezonden voor de verzorging van de buffels. Dit duidt er volgens [eiseres] op dat [gedaagde] eigenaar is van de buffels. Het is op voorhand echter niet onaannemelijk dat [gedaagde] en [tussenkomende partij] - zoals zij stellen - met het verzenden van de facturen een beroep op het retentierecht wilden doen om te voorkomen dat [eiseres] de buffels zou meenemen en [gedaagde] niet meende dat zij daadwerkelijk aanspraak kon maken op de vergoeding voor de verzorging. Dat klemt te meer nu [gedaagde] de facturen inmiddels heeft gecrediteerd.
4.7.
Partijen hebben voorts erkend dat de buffels op naam van [gedaagde] zijn geregistreerd bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland met een met het Uniek Bedrijfsnummer (hierna: UBN), maar dit is - anders dan [eiseres] lijkt aan te voeren - geen bewijs van eigendom van de buffels. Op de mondelinge behandeling is gebleken dat het UBN aangeeft op welke locatie een buffel staat en dit niets zegt over de eigendom van de buffel. Volgens [gedaagde] en [tussenkomende partij] kon [tussenkomende partij] geen eigen UBN krijgen voor de buffels, omdat er slechts één UBN voor een locatie kan worden verstrekt en [gedaagde] deze al had. Dit is niet onaannemelijk, omdat [eiseres] de buffels na het sluiten van de Overeenkomst ook niet op een eigen UBN kon overzetten.
4.8.
Verder heeft [eiseres] meerdere buffels opgehaald en verkocht, wat er volgens [eiseres] op duidt dat de buffels daadwerkelijk aan hem zijn overgedragen. De overige partijen, waaronder de Pandhouders, hebben echter verklaard dat zij zijn overeengekomen dat [eiseres] de buffels verkoopt vanwege zijn expertise en contacten en dat dit niet te maken had met de omstandigheid dat de buffels eigendom waren van [eiseres] . Het was volgens hen de bedoeling dat de opbrengsten van deze verkopen aan [tussenkomende partij] toekwamen, zodat de Pandhouders daarvan (gedeeltelijk) betaald konden worden. Uit de e-mail van 22 maart 2023, zoals geciteerd onder nummer 2.12, kan de eigendom van [eiseres] ook op voorhand niet worden afgeleid. Dat komt omdat [tussenkomende partij] op de mondelinge behandeling heeft verklaard dat deze e-mail gaat over de aankoop van 50 biologische buffels die geen onderdeel uitmaken van de (niet-biologische) veestapel waar de Overeenkomst op ziet.
4.9.
In aanvulling op het voorgaande overweegt de voorzieningenrechter dat ook niet kan worden vastgesteld dat [tussenkomende partij] eigenaar is van de buffels. [tussenkomende partij] heeft weliswaar verwezen naar een koopovereenkomst met een bedrijf uit Duitsland en gesteld dat hieruit blijkt dat de buffels van haar zijn, maar [tussenkomende partij] heeft geen lijst overgelegd waaruit blijkt welke dieren zij precies heeft gekocht. Of de buffels in de stal aan de [adres] de buffels zijn die [tussenkomende partij] in Duitsland heeft gekocht, staat daarmee op voorhand niet vast. Ten slotte heeft [gedaagde] gesteld dat de eigendom niet is overgedragen, omdat de prijs per buffel van € 400,00 te laag is. [eiseres] heeft echter gesteld dat er ook buffels waren die een negatieve waarde hadden, omdat deze naar de slacht gingen, zodat de prijs reëel zou zijn. De voorzieningenrechter kan gelet op deze uiteenlopende stellingen geen uitspraak doen over de waarde van de buffels, nu zij geen deskundige is op dit gebied.
4.10.
Gelet op het voorgaande is de conclusie dat in dit kort geding niet kan worden vastgesteld wie er eigenaar was van de buffels in de stal van [gedaagde] , op het moment van het sluiten van de Overeenkomst. Ook kan de voorzieningenrechter niet beoordelen of de buffels die op dit moment nog in de stal staan, buffels zijn waarop de Overeenkomst betrekking heeft. Om het voorgaande vast te kunnen stellen is nadere bewijslevering nodig, waarvoor in het kader van dit kort geding geen plaats is. Dit betekent dat [gedaagde] de buffels niet aan [eiseres] af hoeft te geven. Ook wordt het beslag ten laste van [gedaagde] niet opgeheven, omdat niet kan worden vastgesteld dat het beslag vanwege de eigendomssituatie ten onrechte is gelegd. [gedaagde] heeft verder geen andere redenen aangevoerd op basis waarvan het beslag moet worden opgeheven. De vordering in conventie - tot afgifte van de buffels door [gedaagde] - en in reconventie - tot opheffing van het beslag ten laste van [gedaagde] - zullen worden afgewezen.
De proceskosten in het incident en in de hoofdzaak
4.11.
De vorderingen in conventie en in reconventie worden weliswaar afgewezen, maar dat komt omdat niet vast staat wie eigenaar van de buffels is en bewijslevering op dit punt in kort geding niet mogelijk is. Dat betekent dat geen van partijen daarmee feitelijk (on)gelijk krijgt in deze procedure. De voorzieningenrechter ziet hierin aanleiding de proceskosten zowel in het incident als in de hoofdzaak - in conventie en in reconventie - te compenseren. Dat betekent dat alle partijen hun eigen proceskosten dragen.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
in de incidenten
5.1.
staat toe dat [tussenkomende partij] en de pandhouders in deze procedure tussenkomen,
in de hoofdzaak
In conventie
5.2.
wijst de vorderingen van [eiseres] af,
In reconventie
5.3.
wijst de vorderingen van [gedaagde] af,
in de incidenten en in de hoofdzaak
5.4.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat alle partijen - in conventie, reconventie en de incidenten - hun eigen proceskosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.P. Lunter en in het openbaar uitgesproken op 30 mei 2023. [1]

Voetnoten

1.type: