ECLI:NL:RBMNE:2023:2511

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 mei 2023
Publicatiedatum
26 mei 2023
Zaaknummer
UTR 23/1661
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening wegens gebrek aan spoedeisend belang

Op 23 mei 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen dr.ir. [verzoeker], wonende te [woonplaats], en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wijdemeren. Verzoeker had op 30 oktober 2022 een verzoek om handhaving ingediend bij verweerder, omdat er sprake zou zijn van strijdig gebruik van een strook grond. Dit verzoek werd door verweerder afgewezen met een besluit op 4 april 2023. Verzoeker maakte bezwaar tegen dit besluit en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen spoedeisend belang aanwezig was. Verzoeker stelde dat illegaal parkeren voor overlast zorgde en schade aanrichtte aan de groenstrook, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat deze omstandigheden niet urgent genoeg waren om de bezwaarprocedure niet af te wachten. De voorzieningenrechter wees erop dat verweerder voldoende tijd had om een beslissing te nemen op het bezwaar, dat binnen twaalf weken na de hoorzitting op 12 juni 2023 zou worden genomen.

De voorzieningenrechter concludeerde dat het verzoek om voorlopige voorziening niet alleen afgewezen kon worden vanwege het gebrek aan spoedeisend belang, maar ook omdat het bestreden besluit niet evident onrechtmatig was. De voorzieningenrechter zag geen aanleiding om de belangenafweging in het voordeel van verzoeker te laten uitvallen. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/1661

uitspraak van de voorzieningenrechter van 23 mei 2023 in de zaak tussen

dr.ir. [verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wijdemeren,verweerder
(gemachtigde: D. Hartkamp).

Inleiding

1.1.
Verzoeker heeft op 30 oktober 2022 een verzoek om handhaving ingediend bij verweerder wegens het strijdig gebruik van de strook grond aan de [adres] in [woonplaats] . Verweerder heeft het verzoek om handhaving met het besluit van 4 april 2023 afgewezen.
1.2.
Verzoeker heeft tegen het besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.3.
Omdat het verzoek kennelijk ongegrond is doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht maakt dat mogelijk. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom het verzoek kennelijk ongegrond is.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Spoedeisend belang
2. De voorzieningenrechter beoordeelt bij een verzoek tot voorlopige voorziening hangende een bezwaarprocedure of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Voordat kan worden toegekomen aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek om voorlopige voorziening moet worden beoordeeld of verzoeker een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorlopige voorziening.
3. Verzoeker heeft over het spoedeisend belang aangevoerd dat het illegaal parkeren voor overlast zorgt voor omwonenden, bijvoorbeeld door het belemmeren van het vrije uitzicht op de vaart, en schade aanricht aan de groenstrook. Daarom is het ongewenst om de bezwaarprocedure af te wachten. Verzoeker wijst erop dat verweerder ook bijna een half jaar genomen heeft om het verzoek om handhaving te behandelen.
4. De voorzieningenrechter is van oordeel dat geen sprake is van spoedeisend belang. De omstandigheid dat verzoeker overlast ervaart van het parkeren en schade ontstaat aan de gemeentelijke groenstrook, betekent niet dat er sprake is van een situatie dat de voorzieningenrechter zich over de zaak moet buigen terwijl de bezwaarprocedure nog loopt. Het belang is niet zo urgent dat de bezwaarprocedure niet afgewacht kan worden. Ook de omstandigheid dat verweerder een half jaar heeft genomen om te beslissen op het handhavingsverzoek, is geen reden om aan te nemen dat verzoeker de bezwaarprocedure niet kan afwachten. Verzoeker heeft op 23 april 2023 bezwaar gemaakt tegen het bestreden besluit. Verweerder moet daar binnen twaalf weken op beslissen, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken. [1] De beslistermijn loopt in dit geval tot 8 augustus 2023. Verweerder heeft aangegeven dat op 12 juni 2023 de hoorzitting bij de bezwaarschriftencommissie zal plaatsvinden. Na de hoorzitting heeft verweerder nog voldoende tijd om binnen de beslistermijn een beslissing op het bezwaar te nemen.
Evident onrechtmatigheid
5. Omdat de voorzieningenrechter van oordeel is dat verzoeker geen spoedeisend belang heeft, kan de door hem gevraagde voorziening alleen nog worden getroffen als het bestreden besluit evident onrechtmatig is. Met evident onrechtmatig wordt bedoeld dat zonder diepgaand onderzoek naar de relevante feiten en/of het recht zeer ernstig moet worden betwijfeld of het door verweerder ingenomen standpunt juist is en of het primaire besluit in de bezwaarprocedure in stand zal blijven. De voorzieningenrechter is van oordeel dat op basis van de nu overgelegde stukken niet evident is dat het bestreden besluit geen stand zal kunnen houden.
Belangenafweging
6. Uit het voorgaande volgt dat geen sprake is van een spoedeisend belang en dat het bestreden besluit ook niet evident onrechtmatig is. Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding de belangenafweging in het voordeel van verzoeker te laten uitvallen.
Conclusie
7. Het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening zal worden afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A. Wilpstra-Foppen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
23 mei 2023.
De griffier is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Volgens artikel 7:10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.