ECLI:NL:RBMNE:2023:2508

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 april 2023
Publicatiedatum
26 mei 2023
Zaaknummer
UTR 22/5820
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de WOZ-waarde van een woning en de rechtsgeldigheid van de heffingsambtenaar's besluit

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 28 april 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de WOZ-aanslag voor het jaar 2022. Eiseres, wonende in [woonplaats], had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde WOZ-waarde van haar woning, die door de heffingsambtenaar was vastgesteld op € 813.000,- per 1 januari 2021. De heffingsambtenaar had het bezwaar ongegrond verklaard, waarna eiseres in beroep ging. Tijdens de zitting, die online plaatsvond via MsTeams, hebben zowel eiseres als de gemachtigde van de heffingsambtenaar, een taxateur, hun standpunten toegelicht.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar de waarde van de woning aannemelijk heeft gemaakt door deze te vergelijken met drie referentiewoningen in [woonplaats]. Eiseres betwistte de waarde en stelde dat deze lager zou moeten zijn, namelijk € 750.000,-. De rechtbank oordeelde echter dat de heffingsambtenaar voldoende bewijs had geleverd dat de WOZ-waarde niet te hoog was vastgesteld. Eiseres voerde aan dat de heffingsambtenaar ten onrechte de toestandsdatum van 1 januari 2022 had gehanteerd voor de waardebepaling, maar de rechtbank oordeelde dat de werkzaamheden aan het dak, die in 2021 hadden plaatsgevonden, als verbeteringen konden worden aangemerkt.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om terugbetaling van griffierecht en proceskosten af. De uitspraak werd openbaar gedaan en partijen werden gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden binnen zes weken na verzending van het proces-verbaal.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/5820

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

28 april 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

en

de heffingsambtenaar van gemeente [gemeente]

(gemachtigde: T. Medemblik).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 10 november 2022.
Eiseres heeft voor het jaar 2022 een aanslag voor de onroerendezaakbelasting (OZB) ontvangen voor haar woning aan de [adres 1] in [woonplaats] . De heffingsambtenaar heeft de waarde van deze woning op 1 januari 2021 vastgesteld op € 813.000,-.
Met de bestreden uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van eiseres tegen de WOZ-aanslag ongegrond verklaard. Eiseres is hiertegen in beroep gegaan.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 28 april 2023 online op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en haar echtgenoot en gemachtigde van de heffingsambtenaar, taxateur. Partijen hebben aan de zitting deelgenomen via MsTeams.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. De woning is een in 1921 gebouwde hoekwoning met dakkapellen, een berging en een garage. De woning heeft een gebruiksoppervlakte van 146 m2.
3. Partijen verschillen van mening over de waarde van de woning per 1 januari 2021. Eiseres bepleit een lagere waarde, namelijk € 750.000,-. De heffingsambtenaar handhaaft in beroep de door hem vastgestelde waarde.
4. Op de heffingsambtenaar rust de bewijslast om aannemelijk te maken dat de waarde van de woning op de waardepeildatum (1 januari 2021) niet hoger is vastgesteld dan de waarde in het economisch verkeer. De WOZ-waarde van de woning is de waarde in het economisch verkeer. Dat is de prijs die bij verkoop op de voor die woning meest geschikte wijze en na de beste voorbereiding door de meest biedende kandidaat voor die woning zou zijn betaald. Bij het vaststellen van de WOZ-waarde van de woning heeft de heffingsambtenaar de woning vergeleken met drie verkopen in [woonplaats] , namelijk: [adres 2] , [adres 3] en [adres 4] .
5. De rechtbank is van oordeel dat de heffingsambtenaar met de taxatiematrix en de toelichting die daarop tijdens de zitting is gegeven aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. Daartoe neemt de rechtbank in aanmerking dat de heffingsambtenaar referentiewoningen heeft gekozen die voldoende vergelijkbaar zijn met de woning.
6. Wat eiseres daartegen heeft aangevoerd, brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel.
Waardepeildatum
7. Eiseres voert aan dat de heffingsambtenaar ten onrechte de waarde heeft bepaald aan de hand van de toestandsdatum van 1 januari 2022. De werkzaamheden die aan het dak hebben plaatsgevonden in 2021, vallen onder het uitvoeren van achterstallig onderhoud en kunnen niet als verbetering worden aangemerkt.
8. De beroepsgrond slaagt niet. De waardepeildatum is 1 januari 2021, maar de toestandsdatum is 1 januari 2022. Op basis van de wet is de heffingsambtenaar uitgegaan van de toestandsdatum van de woning. [1] De werkzaamheden die hebben plaatsgevonden in 2021 waren het vervangen van de dakbedekking. Deze werkzaamheden zijn aan te merken als een verbetering van de woning.
Conclusie
9. Gelet op wat hiervoor is overwogen, heeft de heffingsambtenaar naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.
10. Op de zitting is gewezen op de mogelijkheid om tegen deze uitspraak in hoger beroep te gaan op de manier zoals onderaan dit proces-verbaal staat omschreven.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 april 2023 door mr. K. de Meulder, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Wilpstra-Foppen, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Dit proces-verbaal is verzonden op de stempeldatum die hierboven staat.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 18, derde lid, van de Wet WOZ.