ECLI:NL:RBMNE:2023:2508
Rechtbank Midden-Nederland
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een woning en de rechtsgeldigheid van de heffingsambtenaar's besluit
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 28 april 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de WOZ-aanslag voor het jaar 2022. Eiseres, wonende in [woonplaats], had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde WOZ-waarde van haar woning, die door de heffingsambtenaar was vastgesteld op € 813.000,- per 1 januari 2021. De heffingsambtenaar had het bezwaar ongegrond verklaard, waarna eiseres in beroep ging. Tijdens de zitting, die online plaatsvond via MsTeams, hebben zowel eiseres als de gemachtigde van de heffingsambtenaar, een taxateur, hun standpunten toegelicht.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar de waarde van de woning aannemelijk heeft gemaakt door deze te vergelijken met drie referentiewoningen in [woonplaats]. Eiseres betwistte de waarde en stelde dat deze lager zou moeten zijn, namelijk € 750.000,-. De rechtbank oordeelde echter dat de heffingsambtenaar voldoende bewijs had geleverd dat de WOZ-waarde niet te hoog was vastgesteld. Eiseres voerde aan dat de heffingsambtenaar ten onrechte de toestandsdatum van 1 januari 2022 had gehanteerd voor de waardebepaling, maar de rechtbank oordeelde dat de werkzaamheden aan het dak, die in 2021 hadden plaatsgevonden, als verbeteringen konden worden aangemerkt.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om terugbetaling van griffierecht en proceskosten af. De uitspraak werd openbaar gedaan en partijen werden gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden binnen zes weken na verzending van het proces-verbaal.