ECLI:NL:RBMNE:2023:2507
Rechtbank Midden-Nederland
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Beoordeling WOZ-waarde en beroep tegen aanslag onroerendezaakbelasting
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 28 april 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de WOZ-aanslag van eiser voor zijn woning. Eiser ontving een aanslag voor de onroerendezaakbelasting (OZB) voor het jaar 2022, waarbij de heffingsambtenaar de waarde van de woning op 1 januari 2021 vaststelde op € 296.000,-. Eiser ging in beroep tegen de ongegrondverklaring van zijn bezwaar door de heffingsambtenaar op 16 november 2022. Tijdens de zitting, die online plaatsvond, hebben de gemachtigden van beide partijen hun standpunten toegelicht. Eiser stelde dat de waarde te hoog was en bepleitte een lagere waarde van € 243.000,-. De heffingsambtenaar verdedigde de vastgestelde waarde en voerde aan dat deze in overeenstemming was met de waarde in het economisch verkeer, gebaseerd op vergelijkbare verkopen in de omgeving.
De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk had gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog was vastgesteld. De rechtbank nam daarbij in overweging dat de heffingsambtenaar referentiewoningen had gekozen die vergelijkbaar waren met de woning van eiser. Eiser's argumenten over asbest en scheurvorming in de woning werden door de rechtbank verworpen, omdat de heffingsambtenaar niet meer rekening hoefde te houden met deze factoren. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat eiser geen recht had op terugbetaling van het griffierecht of vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. K. de Meulder, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Wilpstra-Foppen, griffier.