ECLI:NL:RBMNE:2023:2503

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 april 2023
Publicatiedatum
26 mei 2023
Zaaknummer
UTR 22/5447
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking voorlopige voorziening

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 7 april 2023, werd het verzoek van de verzoeker om vergoeding van proceskosten afgewezen. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van bestuursrecht, waarbij de verzoeker, die werkzaam was bij [bedrijf] B.V., in bezwaar ging tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor verlenging van een tewerkstellingsvergunning door het UWV. De aanvraag was afgewezen op 30 november 2022, waarna de verzoeker in beroep ging en om een voorlopige voorziening vroeg. Tijdens de zitting op 6 februari 2023, waar zowel het beroep als de voorlopige voorziening werden behandeld, meldde de verzoeker dat hij inmiddels een nieuwe tewerkstellingsvergunning had verkregen voor de periode van 23 januari 2023 tot 10 juli 2023. Hierdoor trok hij zijn verzoek om voorlopige voorziening in en vroeg hij om vergoeding van zijn proceskosten. De voorzieningenrechter oordeelde dat de verzoeker op dat moment geen procesbelang meer had bij het verzoek om voorlopige voorziening, aangezien hij al in het bezit was van een tewerkstellingsvergunning. De voorzieningenrechter wees het verzoek om proceskostenvergoeding af, omdat er geen reden was om de verweerder te veroordelen in de proceskosten van de verzoeker. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er werd aangegeven dat tegen deze uitspraak geen hoger beroep of verzet mogelijk was.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/5447

uitspraak van de voorzieningenrechter van 7 april 2023 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. S.J. Koolen),
en

UWV, verweerder

(gemachtigde; J. van den Boogaard).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten.
Verweerder heeft ter zitting op 6 februari 2023 gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. Verweerder heeft op 30 november 2022 de aanvraag van [bedrijf] B.V., de werkgever van verzoeker, om verlenging van de verleende tewerkstellingsvergunning voor de periode van 10 januari 2022 tot 27 juni 2022, afgewezen. Hiertegen is verzoeker in bezwaar gegaan en heeft ook om een voorlopige voorziening gevraagd. Verweerder heeft het bezwaar bij besluit van 4 november 2022 ongegrond verklaard. Verzoeker is hiertegen in beroep gegaan, waardoor het verzoek om voorlopige voorziening is omgeklapt naar een voorlopige voorziening hangende beroep. Op
6 februari 2023 heeft de zitting plaatsgevonden waarbij het beroep en de voorlopige voorziening zijn behandeld.
2. Ter zitting heeft verzoeker medegedeeld dat hij inmiddels een nieuwe tewerkstellingsvergunning heeft gekregen voor de duur van zes maanden, van
23 januari 2023 tot 10 juli 2023. Verzoeker heeft daarna het verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor zijn proceskosten.
3. De voorzieningenrechter kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
4. Verweerder heeft ter zitting gelijk gereageerd op het verzoek om proceskosten en heeft aangegeven dat hij geen reden zag voor vergoeding van de proceskosten.
5. De voorzieningenrechter geeft verweerder gelijk omdat verzoeker op 6 februari 2023 geen procesbelang meer had bij het verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker is inmiddels namelijk in het bezit van een tewerkstellingsvergunning. Door het verloop van tijd had eiser geen belang meer bij het verzoek om voorlopige voorziening. Daarom ziet de voorzieningenrechter geen reden om verweerder te veroordelen in de proceskoten van verzoeker.
6. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A. Wilpstra-Foppen, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
7 april 2023.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kunt u niet in hoger beroep of in verzet.