ECLI:NL:RBMNE:2023:2501

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 april 2023
Publicatiedatum
26 mei 2023
Zaaknummer
UTR 22/5149
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verklaring omtrent gedrag (VOG) op basis van objectieve en subjectieve criteria

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Midden-Nederland het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verklaring omtrent gedrag (VOG). De aanvraag werd afgewezen door de Minister voor Rechtsbescherming op 3 mei 2022, en het bezwaar van eiser werd bij het besluit van 26 september 2022 gehandhaafd. De rechtbank heeft de zaak op 2 februari 2023 behandeld, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van de verweerder aanwezig waren.

De rechtbank toetst of de afwijzing van de VOG-aanvraag door verweerder terecht was. Eiser had de VOG aangevraagd voor een chauffeurskaart BCT, maar verweerder wees de aanvraag af op basis van een registratie in het Justitieel Documentatie Systeem (JDS) die aangaf dat eiser betrokken was bij een misdadige organisatie. De rechtbank stelt vast dat er voldaan is aan het objectieve criterium voor afwijzing, maar dat verweerder ook het subjectieve criterium moet overwegen, waarbij het persoonlijke belang van eiser tegen het belang van de samenleving moet worden afgewogen.

Eiser voerde aan dat hij zijn leven positief had veranderd en dat de Reclassering positief over hem was. De rechtbank oordeelt echter dat verweerder alle relevante omstandigheden voldoende heeft betrokken en dat het belang van de samenleving zwaarder weegt dan het persoonlijke belang van eiser. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de VOG-aanvraag terecht is en verklaart het beroep ongegrond. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/5149

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 april 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. S. Wortel),
en

De Minister voor Rechtsbescherming, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Singh).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de aanvraag van eiser om een verklaring omtrent gedrag (VOG).
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 3 mei 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 26 september 2022 op het bezwaar van eiser is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 2 februari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of verweerder de aanvraag van eiser voor een VOG kon afwijzen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser. De rechtbank kom tot de conclusie dat verweerder de aanvraag van eiser kon afwijzen
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Bestreden besluit
3. Eiser heeft op 27 januari 2022 verzocht om een VOG voor de aanvraag van een chauffeurskaart BCT bij Kiwa Register B.V. Verweerder heeft deze aanvraag afgewezen omdat eiser volgens registratie in het Justitieel Documentatie Systeem (JDS) met politie/justitie in aanraking is gekomen wegens deelname aan een misdadige organisatie. Daardoor is voldaan aan het objectieve criterium. [1] In het kader van het subjectieve criterium heeft verweerder overwogen het persoonlijke belang van eiser niet opweegt tegen het belang van de samenleving bij bescherming tegen bij het objectieve criterium vastgestelde risico. Nu er geen reden is voor twijfel, kunnen de omstandigheden waaronder het strafbare gegeven heeft plaatsgevonden niet worden betrokken. Volgens verweerder is er daarom onvoldoende grondslag voor het verlenen van een VOG.
Gronden
4. Eiser voert aan dat hij gelet op de subjectieve criteria in aanmerking moet komen voor een VOG. Eiser is geschorst in zijn strafzaak. Hij wordt sinds november 2021 begeleid door de Reclassering. De Reclassering is positief over eiser en geeft aan dat het eiser zou helpen als hij weer kan werken als taxichauffeur. Eiser heeft zijn leven weer een positieve wending gegeven. De schorsingsvoorwaarden zijn daardoor gewijzigd, hij hoeft niet meer in een instelling te verblijven voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang. Een VOG voor taxichauffeur zou maken dat eiser werkzaamheden kan doen die hij leuk vindt en dat hij de positieve wending in zijn leven beter kan volhouden. Dit wordt tevens ondersteund door de individueel begeleider van eiser van Jongerenwerk Utrecht in zijn aanbevelingsbrief. Het toezicht door de Reclassering maakt dat de kans op herhaling nauwelijks aanwezig is. In 2018 is de broer van eiser vermoord waardoor hij in contact kwam met verkeerde jongeren in de buurt. Dit heeft mogelijk de oorzaak van het mogelijk gepleegde feit. Verder is van belang dat eiser een ‘first offender’ is.
Objectieve criterium
5. De rechtbank overweegt dat verweerder voor het beoordelen van aanvragen ter verkrijging van een VOG beleidsregels heeft opgesteld. [2] In deze beleidsregels is in paragraaf 3.2 bepaald dat er in beginsel geen VOG wordt verstrekt als voldaan is aan het objectieve criterium. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet ter discussie staat dat voldaan is aan het objectieve criterium.
Subjectieve criterium
6. De rechtbank overweegt dat verweerder, ondanks dat voldaan is aan het objectieve criterium, toch over dient te gaan tot verstrekking van de VOG als het belang dat een aanvrager daarbij heeft zwaarder weegt dan het belang van de samenleving bij bescherming tegen het door middel van het objectieve criterium vastgestelde risico voor de samenleving. [3] Verweerder heeft hierbij beoordelingsruimte en de rechtbank toetst het besluit van verweerder dan ook terughoudend. In de belangenafweging wordt in ieder geval rekening gehouden met de manier van afdoening van de strafzaak, het tijdsverloop en de hoeveelheid antecedenten.
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder alle omstandigheden voldoende heeft betrokken en het belang van de samenleving bij bescherming tegen het vastgestelde risico voor de samenleving, zwaarder heeft kunnen laten wegen. De verklaringen van onder meer de Reclassering heeft verweerder voldoende kenbaar betrokken. Verweerder heeft hierover terecht overwogen dat de persoonlijke ontwikkeling van eiser in het licht van het tijdsverloop te kort is om te concluderen dat het risico voor de samenleving in voldoende mate is afgenomen om toewijzing van de VOG te rechtvaardigen. Dat eiser onder toezicht staat van de Reclassering is ook onvoldoende om dit aan te nemen. Weliswaar kan eiser mogelijk als ‘first offender’ worden aangemerkt, maar verweerder heeft de aard van het gegeven waar eiser van wordt verdacht zwaarder kunnen laten wegen. Verweerder heeft ook mogen laten meewegen dat het gegeven waar eiser van wordt verdacht zich gedurende een langere periode heeft afgespeeld. Verweerder heeft kunnen stellen dat de aard van de feiten waarvan eiser wordt verdacht zich niet verhoudt tot het doel van het verlenen van de VOG. Het is verweerder immers bij navraag bij het OM gebleken dat eiser ervan wordt verdacht dat hij deelnam aan een organisatie die het oogmerk van plegen van misdrijven had, waaronder het plegen van diefstallen en opzettelijk teweeg brengen van ontploffingen. Daarnaast wordt eiser verdacht van het opzettelijk teweeg brengen van een ontploffing waardoor er gevaar voor goederen en voor zwaar lichamelijk letsel van een ander is ontstaan en dat eiser heeft deelgenomen aan het plannen van meerdere plofkraken. Dit zijn geen lichte misdrijven waar eiser van wordt verdacht. Verweerder heeft kunnen stellen dat de omstandigheden die eiser heeft aangevoerd onvoldoende gewicht in de schaal leggen ten opzichte van de misdrijven waar eiser van wordt verdacht. De belangenafweging heeft verweerder daarom in het nadeel van eiser kunnen laten uitvallen. Daarnaast heeft verweerder niet ten onrechte erop gewezen dat de omstandigheden waaronder de strafbare feiten waar eiser van wordt verdacht zijn verricht, worden betrokken bij de strafzaak. In die zaak zal dus worden betrokken het gestelde dat in 2018 de broer van eiser is vermoord waardoor hij in contact kwam met verkeerde jongeren in de buurt.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder de aanvraag van eiser voor een VOG heeft mogen afwijzen. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, rechter, in aanwezigheid van
mr. A. Wilpstra-Foppen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
7 april 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 35 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens.
2.Beleidsregels VOG-NP-RP 2018, Stcrt. 2017, 68620.
3.Zie paragraaf 3.3. van de Beleidsregels VOG-NP-RP 2018, Stcrt. 2017, 68620.